Efficiëntie leidt tot groei
“Uitgebreid onderzoek toont aan dat de financiële sector van de economie een belangrijke rol speelt, niet zozeer in de toename van het investeringsvolume, maar in de verbetering van de kwaliteit van die investeringen. Efficiëntere financiële markten tillen de economische groei op via een betere allocatie van het spaarvolume,” schrijven Nicholas Stern, vice-president van de Wereldbank en twee van zijn medewerkers in een recente analyse van 50 jaar ontwikkelingsproblematiek in de Derde Wereld.
De conclusie van Stern en zijn co-auteurs over de ontwikkelingslanden gaat echter ook op voor de meest ontwikkelde landen van de wereld. Dat blijkt duidelijk uit een vergelijking van de drie rijkste blokken – de Verenigde Staten, de eurozone en Japan.
In de periode 1991-2000 groeide de Amerikaanse economie met gemiddeld 3,4%, die van het eurogebied met 2% en de Japanse met 1,3%. De brutokapitaalvorming slorpte over dezelfde periode 18% van het bruto binnenlands product (BBP) op in de VS, 21% in de euro-12-zone en 28,5% in Japan. Tegen het einde van het voorbije decennium verkleinden de verschillen qua investeringsvolume wel, maar daarbij moeten we er wel rekening mee houden dat de groeiverschillen ook uitdiepten in het voordeel van de VS. Het eurogebied en zeker Japan hebben dus per eenheid economische groei beduidend méér investeringen nodig dan de VS.
Die conclusie wordt ook bevestigd in de cijfers van het decennium 1981-1990. De gemiddelde economische groei lag toen voor de VS op 3,2%, voor de euro-12-zone op 2,4% en voor Japan op 4%. De brutokapitaalvorming eiste over dezelfde periode 19% van het Amerikaanse BBP op, 21,5% van het euro-12-BBP en 29% van het Japanse.
Nemen we die twee periodes samen (1981-2000), dan blijkt uit de cijfers dat voor eenzelfde ritme van economische groei de eurolanden relatief gezien bijna het dubbele investeringsvolume moesten realiseren en Japan zelfs bijna het driedubbele. Wie de bijna hallucinante stagnatie van de Japanse economische machine ten gronde wil begrijpen, heeft met deze vaststelling meteen een stevige houvast.
Voor wie economische fenomenen wil verklaren, heeft het doorgaans weinig zin om het over een monocausale boeg te gooien. Dat geldt ook voor de grote verschillen in de investeringsintensiteit van economische groei in de rijke landen. Toch lijkt de conclusie van Stern & co. over de prominente rol van de geld- en kapitaalmarkten in ontwikkelingslanden ook hier van toepassing.
Het hele investeringsgebeuren is in de VS veel meer dan in Europa en Japan een marktgebeuren waarin efficiëntie en rendement onvermijdelijk de doorslag geven bij het groene licht voor concrete projecten. In Europa en nog veel meer in Japan spelen de overheid en het besloten beslissingsproces binnen grote groepen en holdings een belangrijke rol bij vele investeringsprojecten.
Tegen deze achtergrond kunnen we nauwelijks genoeg beklemtonen dat de landen van de eurozone in een cruciale fase zitten. Het institutionele toezicht op geld-, kapitaal- en aandelenmarkten wordt grondig herbekeken en de verdieping van al die markten zit volop in een stroomversnelling. Misschien is dé les die we uit de afgelopen periode van economische groei in de VS moeten trekken, dat we het integratie- en toezichtsproces dégelijk moeten afronden.
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier