EENHEIDSMUNT. HEEFT U NIET KLEINER ? De coupures van de ecu

Jef Vuchelen Jef Vuchelen is professor Economie aan de VUB

In al het geharrewar over de Europese Monetaire Unie en de eenheidsmunt kreeg één aspekt totnogtoe maar weinig aandacht : de coupures. Momenteel zijn voor de munteenheid van de Europese Unie vijftien coupures voorzien, met biljetten tot 200 ecu (7600 fr.) en zelfs 500 ecu (19.000 fr.).

Het probleem is dat deze grote biljetten niet langer nuttig zijn voor alledaagse transakties, nu de elektronische betaalsystemen verregaand zijn ingeburgerd. Het Europees Monetair Instituut (EMI), dat lijkt te zwichten voor overwegingen van secundaire orde, laat in deze tijden een unieke kans voorbijgaan om het gebruik van kontant geld in Europa te hervormen.

In het eerste jaarrapport kondigde het EMI aan dat in de derde en laatste faze van de monetaire unie acht muntstukken gebruikt zullen worden (0,01, 0,02, 0,05, 0,1, 0,5, 0,2, 1 en 2 ecu), en zeven bankbiljetten (5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 ecu). De grote biljetten zijn veeleer ongebruikelijk. Alleen Duitsland en Nederland hebben bankbiljetten die om en bij de 500 ecu waard zijn. Gemiddeld is het grootste bankbiljet in de Europese landen slechts 175 ecu waard, en de Britten boeren niet slecht ondanks het feit dat hun grootste bankbiljet (50 pond) amper 65 ecu waard is.

MINDER CASH.

Het hoeft geen betoog dat de rol van kontant geld in de officiële betaalsystemen steeds kleiner wordt. Er wordt nog altijd cash betaald, vooral voor alledaagse aankopen maar onderzoek in Nederland en Finland heeft aangetoond dat het gemiddelde bedrag daarvan slechts 13 ecu bedraagt. Het toenemend gebruik van cheques, debet- en kredietkaarten heeft de vraag naar kontant geld doen dalen, en deze trend zal zich nog voortzetten.

Toch hebben de burgers, vooral in de industrielanden, nog een relatief grote hoeveelheid cash binnen handbereik. In België bijvoorbeeld is dat gemiddeld 1000 ecu : veel meer dan nodig is voor de alledaagse betalingen. Het blijkt ook in hoofdzaak te gaan om grote bankbiljetten, die zelden gebruikt worden voor dagelijkse aankopen.

Twee redenen liggen aan de oorsprong van dit “munt-enigma”. De meest voor de hand liggende is dat bankbiljetten vooral gebruikt worden in de klandestiene ekonomie en voor illegale aktiviteiten (met name drugshandel) : op geld staat immers geen naam. Een andere, minder evidente reden is dat dit grote geld niet gebruikt wordt om betalingen te verrichten, maar dat het veeleer een status van rijkdom moet verschaffen.

WITWASSEN.

De grote bankbiljetten uit de omloop nemen, is een manier om belastingontduiking en illegale aktiviteiten tegen te gaan. Het EMI zou illegale transakties kunnen bemoeilijken door de grootste bankbiljetten te beperken tot bijvoorbeeld 50 ecu in plaats van 500 ecu. Dit zou het volume van een geldbedrag vertienvoudigen, zodat de onopvallende aktentas vervangen moet worden door een uitpuilende koffer.

Alhoewel het onderwerp van de coupures totnogtoe niet veel aandacht kreeg, is er nu toch een voorbereidend rapport over de omschakeling naar de ecu, waarin de Europese Kommissie de aanbeveling doet 100 ecu te voorzien als grootste bankbiljet. Deze aanbeveling steunt op de mening dat biljetten van 200 of 500 ecu zelden gebruikt zullen worden voor officiële transakties. Dat klopt : voor grotere transakties zijn elektronische betaalmiddelen veel gunstiger dan kontant geld.

CENTRALE BANK.

Blijft de vraag : waarom heeft het EMI, het embryo van de Europese Centrale Bank, de bijna anakronistische beslissing genomen toch biljetten van 200 en 500 ecu uit te geven ?

Het antwoord zou kunnen luiden dat men van de ecu een munt wil maken met het imago van de Duitse mark, het symbool van monetaire stabiliteit in Europa. Evenals het voorstel voor de ecu beschikt de Duitse mark over vijftien coupures, waarvan de grootste (1000 mark) ongeveer 520 ecu waard is.

Een tweede, wellicht plausibeler antwoord is dat grote bankbiljetten nodig zijn om de toekomstige Europese Centrale Bank voldoende middelen te geven, zodat ze haar invloed kan laten gelden op het monetair beleid. Een kleinere geldvoorraad zou die centrale bank minder slagkracht geven om intrestvoeten te beïnvloeden maar daarvoor bestaan andere, nog krachtiger middelen.

Het uitgeven van munten en bankbiljetten brengt ook inkomsten mee : het zogenoemde muntrecht, dat vermindert naarmate er minder grote coupures zijn. De Europese Centrale Bank zou echter niet aangewezen mogen zijn op deze bron van inkomsten.

De bezorgdheid om de balans van de toekomstige centrale bank mag het EMI niet beletten de introduktie van de ecu te gebruiken om de rol van kontant geld in Europa te herdefiniëren. Nu de officiële ekonomie evolueert naar een cash-loze maatschappij, lijkt kontant geld alleen nog nuttig te zijn in de klandestiene ekonomie. Het EMI zou deze vraag naar cash niet langer mogen voeden, en zijn beslissing over het uitgeven van grote bankbiljetten moeten herzien.

JEF VUCHELEN

LEO VAN HOVE

Jef Vuchelen is hoofd van het Centrum voor Ekonometrie en Managementwetenschap van de Vrije Universiteit Brussel ; Leo Van Hove is verbonden aan het Centrum voor Financiële Ekonomie van dezelfde universiteit.

JEF VUCHELEN

LEO VAN HOVE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content