Een woelig jaar met weinig resultaten
De competitiviteit wordt hét onderwerp van 2006. Maar gekwetste vakbonden en regeringspartijen in verkiezingskoorts zullen oplossingen onmogelijk maken.
2005 was het jaar van het Generatiepact. Ook in 2006 zal het pact dat geen pact was, blijven wegen op het sociaal overleg. Er zijn immers enkele punten die nog uitgewerkt moeten worden. En niet van de minste. Twee moeilijke discussies staan ons te wachten. Ten eerste de zware beroepen. Zij zullen een uitzondering krijgen op de nieuwe brugpensioenregeling, waardoor ze toch nog vroeger kunnen vertrekken. Ten tweede de gelijkgestelde periodes. In welke mate worden periodes van ziekte, werkloosheid, tijdskrediet enzovoort meegeteld om aan de loopbaanvereiste voor brugpensioen te voldoen?
De sociale partners moeten tegen eind 2006 hierover een akkoord bereiken, terwijl de regering als waakhond toekijkt. De regering wil immers niet dat de inhoud van het Generatiepact uitgehold wordt via al te talrijke uitzonderingen. Je doet de voordeur niet toe om vervolgens de achterdeur te openen.
Bij de zware beroepen is de juiste definiëring het grootste probleem. Is iemand dun of dik? Je neemt je rolmeter en je weet het. Maar heeft iemand veel stress of weinig? Hoe meet je dat? De vakbonden schuiven bijvoorbeeld het werken in luidruchtige ruimtes naar voren als zwaar beroep. Dat lijkt simpel, lawaai kan je meten. Maar dat lawaai is niet gelijk voor iedereen die in dezelfde ruimte werkt. En als je de mensen een koptelefoon geeft, is het probleem dan niet opgelost?
Voor de vrijgestelde periodes is de discussie minder subjectief, maar daarom niet minder moeilijk. De vakbonden willen via een ruime interpretatie er vooral voor zorgen dat ook vrouwen die tijdens hun loopbaan voor de kinderen hebben gezorgd en vrouwen die deeltijds werken nog kunnen genieten van het brugpensioen.
(Geen) Einde loonindexering
In oktober 2005 verscheen het verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. In de lopende periode 2005-2006 bouwen de Belgische lonen opnieuw een concurrentiehandicap van bijna 2 % op ten opzichte van de grootste buurlanden. De sociale partners moesten tegen eind 2005 een antwoord op dit probleem formuleren. De vakbonden hebben al laten weten dat er in geen geval aan de index geraakt kan worden.
Het probleem is veel te gevoelig en de oplossing te ingrijpend om snel van de baan te zijn. De competitiviteitsdiscussie zal dan ook 2006 beheersen. In december gaf de gouverneur van de Nationale Bank Guy Quaden al een forse opwarmingsslag: hij pleitte voor het veralgemenen van all-inakkoorden: CAO’s die een hogere inflatie dan verwacht neutraliseren. In februari 2006 zal de Nationale Bank haar jaarverslag publiceren. Zal in de inleiding die getekend wordt door de regentenraad – waar alle sociale partners in vertegenwoordigd zijn – het pleidooi van Quaden doorklinken? Het is niet uit te sluiten dat één partij – het ABVV – niet zal tekenen.
De problematiek is nog veel groter dan alleen maar de inflatie die de ramingen overschrijdt. De Belgische lonen lopen achterstand op, omdat Duitsland erg matige loonakkoorden heeft afgesloten. In Duitsland (en in alle andere landen) bestaat geen automatische indexering en zijn loonakkoorden gesloten die onder de inflatie liggen. In reële termen zijn de Duitse werknemers erop achteruitgegaan. De Belgen lopen dan automatisch uit de pas. Zij krijgen immers in ieder geval de indexering. De all-inakkoorden waarvoor de gouverneur pleit, zijn wel nuttig, maar lossen dat probleem niet op.
Het kan niet anders of de automatische indexering moet ter discussie gesteld worden. De vakbonden hebben zich echter al opnieuw in een egelstelling geplaatst: aan de automatische indexering mag niet geraakt worden. Na het pijnlijke Generatiepact kan de vakbeweging zich geen tweede nederlaag veroorloven.
En zo belandt het probleem op de regeringstafel. Niet leuk, want in oktober 2006 zijn het gemeenteraadsverkiezingen. Zelfs een indexsprong – zoals die door Unizo werd voorgesteld – zou voor de SP.A collectieve zelfmoord zijn. Dus ook hier mag geen oplossing verwacht worden.
(Geen) Interprofessioneel akkoord
Een andere mogelijkheid is dat de sociale partners de huidige wet op het concurrentievermogen aanpassen. De wet voorziet dat overschrijdingen in het verleden gecorrigeerd kunnen worden in de volgende periode. Dat ‘kunnen’ zou men kunnen vervangen door ‘moeten’. Maar met de erg lage inflatie zal een correctie voor het verleden altijd betekenen een doorbreken van het indexeringsmechanisme. Of men kan opnieuw zoals vroeger een ruimere vergelijkingsbasis nemen met meer landen dan enkel de drie buurlanden. Duitsland weegt nu voor de helft door, terwijl het reële gewicht onder alle handelspartners slechts een kwart is.
De tijd dringt, want in het najaar van 2006 moeten de besprekingen aangevat worden over het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008. Indien er voor de zomer geen resultaten geboekt worden over een nieuwe manier van loonvorming, dan zal deze discussie over de loonnorm vrijwel onhaalbaar worden. Eind 2006 zal het jaar afgesloten worden zonder interprofessioneel akkoord.
De kans dat de concurrentiepositie van België hersteld wordt via het loonbeleid lijkt bijna onbestaande. Blijft de piste van een lastenverlaging. Maar ook dat wordt moeilijk. In een verkiezingsjaar – en ook in een ander jaar trouwens – zal de VLD geen lastenverlaging mogen geven zonder een stevig sociaal luik als tegenhanger. En het ziet er niet naar uit dat de federale begroting dit zal kunnen dragen in 2006. In de landenanalyse (blz. 86) voorspellen we voor België volgend jaar een begrotingstekort.
Conclusie: 2006 wordt een maat voor niets op het vlak van de competitiviteit. De druk op veel bedrijven om te delokaliseren en/of te herstructureren zal dus toenemen. Het zal bij de vakbonden alleen maar meer verzet uitlokken. Bovendien hebben zowel ACV als ABVV volgend jaar een nationaal congres. Het ABVV moet ook een nieuwe voorzitter aanwijzen. Dat kan alleen maar gepaard gaan met veel vertoon van spierballen.
Waarschijnlijk wordt 2006 op economisch vlak een gewoon jaar: niet goed, niet slecht. We zullen zeker niet in de dramatische situatie verzeilen van 1982 of 1993, wat toen heeft geleid tot een devaluatie (1982) en de invoering van de gezondheidsindex (1993), gevolgd door een loonstop (1996). 2006 zal niet zo’n scharnierjaar worden.
De Belgische economie zal volgend jaar doen waartoe ze in staat is, en dat wil zeggen groeien met een tempo van een dikke 2 %. Dat betekent ook dat een krachtige herleving uitblijft na het mindere jaar 2005 (amper 1 % groei), en dat enkel wie de lat niet te hoog legt, tevreden is met deze vormcurve van de conjunctuur.
De verzwakking van de euro in 2005 en de aantrekkende internationale conjunctuur geven de economie op dit moment een zetje. Ook de bedrijfsinvesteringen krabbelen eindelijk overeind en de gemeenteraadsverkiezingen die op het programma staan, garanderen traditiegetrouw ook wat extra overheidsinvesteringen. Bovendien zijn de olieprijzen afgedaald van hun recordniveaus, al blijft het uitkijken op het oliefront. Daardoor kan de inflatie terugvallen naar ongeveer 2 %, en kalft ook de stijging van de gezondheidsindex af. Het unieke Belgische mechanisme van de automatische loonindexering zou daarom de concurrentiekracht niet verder mogen verzwakken in 2006.
België kan niet profiteren
De klappen zijn echter al gevallen. Tegenover onze drie buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland) liep de loonkostenhandicap met 2 %-punt op tot 10 % in vergelijking met 1987. De verzwakking van de concurrentiekracht tegenover alle handelspartners is echter minder dramatisch, ook omdat de verzwakking van de euro nu enig soelaas biedt. Toch zag vooral de industrie de voorbije jaren haar competitiviteit tanen, waardoor België terrein verliest op de exportmarkten.
De Belgische economie profiteert daarom niet ten volle van de troeven die 2006 belooft. Want mochten onze exportprestaties beter zijn, dan had 2006 een goed jaar in plaats van een behoorlijk jaar kunnen worden. De werkloosheid zal daarbij ongeveer stabiel blijven. De schuchtere creatie van de arbeidsplaatsen – de Nationale Bank verwacht volgend jaar 20.000 banen extra – is net genoeg om de extra instroom op de arbeidsmarkt op te vangen.
Pas op voor de dollar
Opnieuw duurdere olie zou het bescheiden feestje nog kunnen vergallen, al behoort een forse daling van de prijzen ook tot de potentieel aangename verrassingen van 2006. Uitkijken is het ook naar de dollar. Die presteerde in 2005 verrassend sterk en dus de euro onverwacht zwak, maar de rollen kunnen volgend jaar omdraaien als de Amerikaanse centrale bank stopt met haar beleid van renteverhogingen, en de Europese Centrale Bank wel de rente verder zou optrekken. Tegelijk hangt het torenhoge Amerikaanse handelstekort als een zwaard van Damocles boven de dollar, en in feite boven het hele internationaal financieel systeem, al weet niemand wanneer dat naar beneden valt. Een dollardaling, en een waardestijging van de euro zou echter onze export, en dus de groei, geen deugd doen.
Wat betreft de begroting, speelt de regering haar geliefkoosde spelletje met de waakhonden die de begroting in de gaten houden. Eerst kondigt de regering een begroting in evenwicht aan, zo ook voor 2006. Vervolgens waarschuwt de Europese Commissie of de Nationale Bank voor een tekort, dat in 2006 ongeveer 0,4 % of 1,3 miljard euro zou bedragen, omdat de opbrengst van te veel maatregelen twijfelachtig is, en omdat er geen buffer voor tegenvallers is ingebouwd. Maar ten slotte schudt de regering bij de eerstvolgende begrotingscontrole in 2006 nog wat extra maatregelen uit de mouw om de put te dichten. Ook in 2006 zal het begrotingsevenwicht enkel een façade zijn waarachter een structureel tekort schuil- gaat, en zal een duurzame sanering van de overheidsfinanciën niet op de agenda staan.
BelgacomTV en Telenet krijgen er nog twee concurrenten bij. Ergens tussen januari en maart 2006 krijgt Vlaanderen voor het eerst een satellietplatform, TV-Vlaanderen Digitaal. En iets later moeten knopen worden doorgehakt over de tweede primeur: commerciële televisie via de ether.
Voor satellietzender TV-Vlaanderen Digitaal liggen de kaarten vandaag veel beter dan toen Multichoice het in 1996 in Vlaanderen probeerde. Multichoice moest het stellen zonder VRT of VTM in zijn aanbod. Als TV-Vlaanderen Digitaal op 1 februari 2006 start, zoals algemeen directeur Kurt Pauwels hoopt, zal het met een “zo volledig mogelijk aanbod van Vlaamse zenders” zijn, al wil hij daar nog geen namen opplakken. Hoewel VRT-woordvoerster Hilde Debackere het niet wil bevestigen, mag u aannemen dat de VRT daarbij zal zitten. Met een voorwaardelijk toegangssysteem van Mediaguard (een smart card met Vlaamse code) waarborgt de nieuwe satellietzender dat zijn programma’s enkel binnen Vlaanderen worden bekeken, een van de voorwaarden die de VRT stelt.
Satelliet-tv in Vlaanderen
Aan de kostenzijde laat betere compressie vandaag tot acht digitale tv-kanalen op één satelliettransponder toe, wat de prijs (naar verluidt 2 tot 3 miljoen euro voor een transponder) drukt. En hoewel Pauwels nog met Philips over de hardware onderhandelt, ziet hij een compleet starterspakket (antenne en ontvanger) voor hooguit 300 euro in de winkel liggen. Hij wedt op een simpele formule, met één maandabonnementsprijs van 8,95 euro voor ongeveer 400 tv- en radiokanalen, inclusief Private Spice, een zender van Playboy TV en Private Media Group. Kopers van flatscreen-tv’s, eigenaars van buitenverblijven, kijkers die ontevreden zijn over hun huidige kabelleverancier, die graag veel kanalen of “iets exotischers” willen, moeten met zijn allen een leefbaar doelpubliek gaan vormen.
Met 94 % van de Vlamingen op de kabel, “is een alternatieve distributievorm niet evident”, erkent Pauwels. Hij rekent op 100.000 abonnees in drie jaar (5 % van de markt). De timing van de instap is in elk geval uitstekend, nu de kijker zich afvraagt wanneer en hoe hij naar digitale tv moet omschakelen. Pauwels: “Nederland is ook dicht bekabeld en toch heeft CanalDigitaal daar ongeveer 700.000 kaartjes in de markt. Dat maakt 1,2 miljoen kijkers of 9 % van de markt.”
Digitaal in de ether
Satelliet is niet de enige nieuwkomer. Een kennis uit het Antwerpse kijkt tegenwoordig digitale ethertelevisie via een Aldi-pc met ingebouwde dvb-t-ontvanger. Er is geen abonnement voor nodig. Ontvangst op een gewone tv kan met een settopbox die vanaf 50 euro kost. Voor mobiele pc-gebruikers zijn er zelfs USB-sticks. In Groot-Brittannië is Freeview (digitale ethertelevisie met ongeveer 35 kanalen volgens de dvb-t-standaard) een imponerend succes. Maar in Vlaanderen zendt alleen de VRT digitaal uit via de ether.
Al in 2001 pleitte toenmalig VRT-baas Bert De Graeve om digitale ethertelevisie (ook bekend als digitale terrestriële televisie of DTT) ernstig te nemen. De Vlaamse regering hield de boot af met als argument dat er internationaal nog geen frequenties waren toegewezen. Dat gebeurt nu uiteindelijk in juni op de Regionale Radiocommunicatie Conferentie 2006. Vlaanderen vraagt er acht multiplexen (frequenties die elk goed zijn voor vier tot zes zenders) en wil er minimum zes krijgen. Dat geeft een capaciteit die vergelijkbaar is met die van de klassieke kabel. Verder wil Vlaanderen ook nog eens vier multiplexen voor digitale radio, een ander medium dat verkommert onder de keuze van Vlaanderen voor kabel. Wallonië vraagt precies evenveel ethercapaciteit als Vlaanderen. Brussel zal zowel de Vlaamse als de Waalse kanalen ontvangen.
“In de loop van 2006 komt Vlaams minister van Media Geert Bourgeois (N-VA) met een actieplan,” verzekert zijn woordvoerder Ben Weyts. Wie de eigenaar en de beheerder wordt van het zenderpark, hoe die zal worden aangewezen en hoe de frequenties aan welke zenders zullen worden toegewezen, is nog onduidelijk. Onder meer de Franse ervaring bewijst dat die punten tot homerische discussies kunnen leiden.
Geert Bourgeois vindt het in zijn beleidsnota 2005-2006 aangewezen dat “de VRT (of een dochter- of zusterbedrijf) zelf ten minste één distributiemedium blijft uitbaten, in casu de bestaande (digitale) ethernetwerken.” En wel “om de onafhankelijkheid van de VRT ten opzichte van de netwerkexploitanten te vrijwaren.” Die opdracht wordt in 2006 in de beheersovereenkomst van de VRT vastgelegd, wat betekent dat er eindelijk een deadline is. Die beheersovereenkomst moet namelijk vóór het zomerreces naar het Vlaams parlement worden gestuurd.
Tot mislukken gedoemd?
Een ‘neutraal’ publiek-privaat partnerschap, eventueel een “consortium met betrokkenheid van telecomoperatoren”, is een optie die in kringen van het kabinet en de media-administratie circuleert. In Nederland is KPN de drijvende kracht achter DTT. In België bevestigt Belgacom Mobile zijn interesse in de technologie (maar dan wel voor mobiele ontvangst), terwijl ook Telenet wordt genoemd. Dat zou eventueel betekenen dat digitale ethertelevisie in België zou worden gepromoot door een organisatie van onderlinge concurrenten, die zelf ook nog eens met digitale ethertelevisie concurreren. Belgacom Mobile, bijvoorbeeld, promoot vandaag zijn dure UMTS-netwerk voor mobiele ontvangst, terwijl digitale ethertelevisie uiteindelijk een concurrerende infrastructuur zal vormen voor tv-ontvangst op gsm’s.
Dat zou geen goede start zijn, laat de Britse marktonderzoeker Analysys in een recent rapport aan de Europese Commissie verstaan. Naast ontvangst zonder abonnement, een rijk aanbod aan kanalen en een sterke promotie noemt de onderzoeker “samenwerking tussen de stakeholders (politici, regulator, uitbaters en zenders) een voorwaarde voor het succes van digitale ethertelevisie. Analysys vermoedt dat in landen met veel kabelabonnees (zoals België) sowieso “slechts een klein deel” zal migreren naar het nieuwe medium.
“Er is niemand die digitale uitzendingen via de ether gaat aanwakkeren, behalve misschien de VRT – en dat is niet de goede partij om de VMMa te overtuigen op DTT te gaan uitzenden,” wijst Kurt Pauwels op de belangrijkste zwakte van digitale ethertelevisie in België. Ook geld speelt een rol. Een specialist van de RTBf schat de investering voor één multiplex op 10 miljoen euro. Traditioneel subsidieert de overheid uitzendingen via de ether, maar alvast in Duitsland is de Europese Commissie, na een klacht van de kabeldistributeurs, een onderzoek naar de subsidiëring van DTT begonnen.
Extra probleem is dat de concurrentie tussen de nieuwe distributieplatformen de zenders en contentleveranciers in een sterke onderhandelingspositie brengt. Daar voelt ook satellietzender TV-Vlaanderen Digitaal de gevolgen van. “De overdreven vrijgevigheid van Belgacom maakt het ons niet gemakkelijker om dit rendabel te maken,” bevestigt Kurt Pauwels, die van Discovery Channel overkwam. “De prijzen zijn op een abnormale manier omhooggeschoten.”
Tomas Coppens, de Gentse doctor in de Communicatiewetenschappen die de VRT van dichtbij volgt, verwacht digitale etheromroep “eerder in 2008 dan in 2006, en dan nog”. “In een land waar 97 % van de gezinnen televisie ontvangt via de kabel, is DTT bijna tot mislukking gedoemd,” meent hij.
De sleutel tot de toekomstige financiering van het Belgische socialezekerheidsstelsel ligt in een grondige belastinghervorming. Vandaag haalt de staat het gros van zijn fiscale inkomsten uit lasten op arbeid (61,7 %). Consumptie (29,1 %) en kapitaal (9,2 %) dragen veel minder bij. Die wanverhouding fnuikt de ondernemingszin en werkt contraproductief voor de economie. Op het jongste congres van de Vereniging van Kristelijke Werkgevers (VKW) over ‘grenzeloze generatie’ pleitte voorzitter Philippe Vlerick (Uco Textiles en Bic Carpets) voor meer belasting op kapitaal in ruil voor een substantiële verlaging van de belastingen op arbeid. Willen we de concurrentiestrijd overleven, zal een billijk evenwicht gevonden moeten worden: een ‘new deal’ (*) tussen arbeid en kapitaal.
Verdoken vermogensbelasting is er al
Biedt de invoering van een klassieke vermogensbelasting, waarvan links droomt, soelaas? Neen, het sop is de kool niet waard. De ervaring leert dat een extra heffing op het fortuin van de inwoners meer kost dan ze opbrengt. Ook het herverdelende effect van zo’n maatregel is een illusie. Uit een studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit Nederland ( De maat van de verzorgingsstaat, 2000) blijkt dat een algemene vermogensbelasting de inkomensongelijkheid nog versterkt. Bovendien zijn de ontsnappingsroutes legio. Het volstaat om van domicilie te veranderen. Kijk maar naar de vele Nederbelgen of Francobelges, die naar onze grensstreek zijn afgezakt.
Bovendien telt België al een hele resem van verdoken vermogensbelastingen: (on)roerende voorheffing, schenkings-, successie- en registratierechten. Maar deze taksen veroorzaakten eind vorige eeuw een grote kapitaalvlucht. Om de drang naar fraude in te dijken, verlaagde de regering de tarieven. Met succes. Sinds enige jaren stijgen de inkomsten opnieuw. Wel is een toenadering tussen de voorheffing op spaarinkomsten en dividenden uit risicokapitaal ethisch én economisch verantwoord. In ruil voor rechtszekerheid en gemoedsrust is elke belastingplichtige met burgerzin bereid om ten minste 15 % van zijn inkomsten aan de gemeenschap af te dragen zonder in de illegaliteit te willen duiken.
Ontsnappen kan niet meer
Ontsnappen kan binnenkort niet meer. Sinds de invoering van de Europese spaarrichtlijn op 1 juli 2005 wisselen de lidstaten fiscale informatie uit. Daarnaast leggen de antiwitwasmaatregelen de vermogens steeds meer bloot. Ook moeten de verzekeraars vanaf 1 januari 2006 de namen van hun klanten bekendmaken, die het afgelopen jaar premies gestort hebben. Uitwijken naar Tak 21 of Tak 23 heeft dus geen zin, zeker niet nu die beleggers 1,1 % op het totale kapitaal (en niet enkel de renten) moeten betalen. Voorts worden het bankgeheim en de aandelen aan toonder geleidelijk afgeschaft. Transparantie is het nieuwe leidmotief van de 21ste eeuw.
Daar heeft de moderne burger geen probleem mee, zolang maar de extra inkomsten uit de verhoogde kapitaalbelastingen naar de verlaging van de lasten op arbeid gaan. Anders heeft de hele operatie geen zin. Bovendien mogen deze nieuwe kapitaalbelastingen niet te veel pijn doen. In die zin pleit Lieven Denys, docent Internationaal en Europees Fiscaal Recht aan de VUB, voor gedepersonaliseerde heffingen op overdrachten van gelden, dat rekening houdt met de privacy van iedereen. Na de succesrijke introductie van anonieme transactiebelastingen in Zuid-Amerika wint deze piste wereldwijd veld.
Ten slotte dringt de tijd dat de regering drastisch snoeit in de vrijstellingen en aftrekposten. Vooral de hogere inkomenscategorieën genieten van deze voordelen. Als je nu deze verbreding van de belastbare basis consequent doortrekt, kom je uiteindelijk bij een vlaktaks terecht. Door het plafond van het nultarief op 6000 euro te houden (zoals nu), blijft het systeem progressief en wordt werken niet langer ontmoedigd door toptarieven van 50 %. Onderzoek wijst uit dat in ons land een vlaktaks van 25 % ingevoerd kan worden zonder één eurocent verlies voor de schatkist.
(*) Naar analogie van het hervormingsprogramma (1933-1938) van de Amerikaanse president Franklin Roosevelt n.a.v. de Grote Depressie.
Guido Muelenaer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier