Een wereldreiziger in de problemen
Sommige beleggers komen van de ene storm in de andere terecht. Een verhaal met een moraal.
Een goede vriend van me is al sinds zijn vijftiende een zeilfanaat. Hij is gelukkig getrouwd met een nog grotere zeilfanate. Ze kozen voor een loopbaan die genoeg geld opbracht om steeds steviger zeilboten te kunnen kopen. Toen het koppel rond de vijftig was, had het genoeg gespaard voor een nieuwe versie van een 50-voeter. Ze verkochten alles wat ze bezaten, lieten zichzelf uitschrijven als resident in België en verkregen het statuut van wereldreiziger.
Al zeer vroeg had mijn varende vriend een relatie opgebouwd met een portefeuilleadviseur van een Belgische bank. Samen hadden ze een beleggingsstrategie uitgewerkt rond een pot die ze gezamenlijk beheerden met het oog op langetermijninkomensgroei en geleidelijke aangroei van het vermogen. Aandelen maakten 60% uit van die pot, maar het waren stukken die men eigenlijk nooit moet verkopen ( Electrabel, Deutsche Bank, Royal Dutch, Nestlé, Nokia enzovoort). De portefeuille moest zorgen voor een regelmatig inkomen, inflatiebescherming en matige groei. Dat ging prima.
De andere helft van het vermogen (de boot tellen we niet mee, want die fungeerde als woning) had mijn vriend geleidelijk opgebouwd in twee grote en stabiele beleggingsfondsen van een gespecialiseerd internationaal huis. Dat was als reserve bedoeld, en ook dat werkte prima.
Zijn situatie was fiscaal transparant. Op de Belgische portefeuille betaalde hij uiteraard voorheffing. Zijn adviseur hielp hem met nieuwe aankopen, verzekeringen en financiering. Kortom, de adviseur probeerde niet origineel te zijn en was bijzonder nuttig.
Toen hij besloot om wereldreiziger te worden – waardoor alle administratieve banden met België werden doorgeknipt – besloot mijn vriend het geadviseerde deel van zijn vermogen over te dragen aan de Luxemburgse vestiging van zijn bank. Het doel was helemaal niet fiscaal, maar de adviseur had uitgedokterd dat men vanuit Luxemburg overal ter wereld op het gepaste moment nieuwe betaalkaarten kon bekomen. Ze werden dus niet, zoals bij de meesten van ons, op een ongeschikt moment vlak voor de vervaldag toegestuurd. Neen, mijn vriend kon bellen, een adres opgeven, en dan werden kaarten en codes afzonderlijk opgestuurd. Omslachtig, maar het werkte. Voordeel van de regeling was ook dat de Belgische adviseur nog een oogje in het zeil kon houden.
Wat een snul.
Net toen mijn vriend zijn oceaanovertocht begon, verordende de Commissie voor het Bank- en Financiewezen (CBF) dat het gedaan moest zijn met adviseurs van Belgische banken die het vermogen van hun (frauderende) klanten in Luxemburg hielpen beheren. De adviseur van mijn vriend kreeg dan ook het striktste verbod om zelfs nog met Luxemburg te bellen.
Bovendien ging zijn bank op in het grotere geheel van het type My Bank, Strong from Here to Nowhere. Waardoor ook zijn beleggingsportefeuille werd overgeheveld naar een portefeuilleadviseur van de nieuwe machtige instelling. In de postbus vond mijn vriend zes maanden later een brief waarin het goede nieuws stond dat hij voortaan beter bediend zou worden.
De nieuwe portefeuillebeheerder had het natuurlijk veel te druk met het vechten voor zijn job, en nam uiteraard niet de moeite om zich te bevragen naar de doelstellingen van deze portefeuille de bon père de famille. Hij begon maar eens lekker te beheren. Wat een snul had al die saaie staatsobligaties in die portefeuille gestoken, terwijl de high yield-sicav van de bank het zoveel beter deed? En hoe sullig zaten die traditionele grote stukken er niet bij, zonder toekomst in vergelijking met de telecoms, de hightechs en de dotcoms?
De nieuwe portefeuillebeheerder lanceerde zich in een dynamisch beheer. Gevolg: tegen de tijd dat mijn vriend de Caraïben had bereikt – waar hij het vliegtuig nam naar België, want hij wilde hier de kerstdagen vieren – had de oorspronkelijk oersterke portefeuille een verlies geleden van 25%. Bovendien was ook de inkomstenflow drastisch teruggevallen. Uiteraard werd het geld bij die bank prompt weggehaald. De portefeuillebeheerder was overigens nog behoorlijk boos: hij noemde mijn vriend een slechte verliezer.
Uiteindelijk heeft mijn vriend bij een kleine onafhankelijke vermogensbeheerder die al meer dan honderd jaar bestaat, enkele richtlijnen op papier gezet inzake het beheer van zijn portefeuille. Nadat het investor policy statement was opgesteld, vertrok hij weer richting Stille Zuidzee. Zijn portefeuille is nu voor 40% belegd in aandelen, met een herbalanceringsregel van 5%. Het doel van het beheer is duidelijk voor de nieuwe beheerder.
Vier lessen.
Men kan uit dit verhaal een aantal lessen leren:
Ten eerste. Misschien werd de bankcommissie opgericht om de kleine belegger te beschermen, maar in dit geval is er in de praktijk toch weer niets van in huis gekomen. Opnieuw blijkt dat lineaire regels en draconische verordeningen dwaas zijn. Wat is er erger dan door de overheid beschermd te worden?
Ten tweede. Fusies van banken creëren niet direct meerwaarden voor de aandeelhouders, zoals we met de recente Belgische fusies in de portefeuille hebben mogen ondervinden. Maar ze veroorzaken soms wel grote verliezen voor de klanten.
Ten derde. De banken zouden er goed aan doen systematisch een investor policy statement met de klant op te stellen, vóór de bankcommissie draconische maatregelen neemt. Men kan zich trouwens ook afvragen of de bankcommissie zich niet beter zou bezighouden met het surveilleren van de integriteit van de verrichtingen in plaats van zich te gedragen als een fiscale politieagent.
Ten vierde. Het is in ons aller belang geschreven instructies (dus een investor policy statement) op te stellen in overleg met uw portefeuillebeheerder. Omschrijf duidelijk de doelstellingen van uw portefeuille en laat de papieren voor ontvangst door uw portefeuillebeheerder aftekenen.
Behouden vaart!
De auteur is hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen en voorzitter van de Vlaamse Federatie van de Beleggers en Beleggingsclubs (VFB).
Emiel Van Broekhoven
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier