Een waterkansje op verbetering

India’s getormenteerde politiek en economie geven toch nog wat reden tot optimisme.

In september 2000 reisde Atal Bihari Vajpayee, de Indiase premier, twee weken door de Verenigde Staten om de loftrompet te steken over de opkomst van India als IT-supermacht. Thuis konden echter zelfs de meest loyale commentatoren er moeilijk omheen dat het al een hele opgave was om naar de hoek van de straat te telefoneren. De telefoontechnici hadden de Indiase netwerken gewoon platgelegd.

De adviseurs van de premier vonden dat bijzonder irriterend, aangezien de telecommunicatie het enige domein is dat de overheid in 2000 heeft kunnen hervormen. Ze hadden de eerste minister aangespoord om het staatsmonopolie van de interzonale verbindingen en internettoegang te doorbreken – twee essentiële instrumenten voor IT-diensten, zoals callcenters en ticketverkoop, waarmee India tegen het jaar 2008 50 miljard dollar aan inkomsten uit export hoopt te verdienen. Dat is het tienvoud van 2001.

Toch is het lang niet duidelijk of men het gewenste resultaat mag verwachten van de huidige aanpak van de structurele hervormingen. Men gaat heimelijk en aarzelend tewerk, terwijl men tegelijkertijd geschenken uitdeelt aan verwende plaatselijke ondernemers en aan een kleine maar goed verschanste arbeidsaristocratie. Zonder hervormingen kan India onmogelijk de economische groei van 8% tot 10% bereiken of volhouden die het nodig heeft om de 400 miljoen van zijn 1 miljard inwoners te helpen die met minder dan 1 dollar per dag moeten rondkomen. Laat staan dat het een supermacht zou worden.

In 1999 werd de terugkeer aan de macht van de Bharatiya Janata Party ( BJP) van premier Vajpayee met bijna algemene opluchting verwelkomd, na drie jaar operettepolitiek met vijf regeringen en drie algemene verkiezingen. Nu de BJP en haar 24 meestal regionale bondgenoten een stabiele meerderheid hadden, dacht men dat ook het beleid stabiel zou worden. Fout, er is vrijwel geen vooruitgang geboekt. De BJP, een hindoepartij die veel prestige won toen India in 1998 een kernmacht werd, heeft de neiging vertoond om net als haar voorganger, de Congress Party, te bezwijken voor de gevestigde belangen en voor chantage. Het blijft dan ook de vraag of het land meer zal kunnen doen dan het hoofd boven water houden – wat voor honderden miljoenen Indiërs al moeilijk genoeg is.

Het weglekken van macht naar de regio’s heeft echter potentiële pluspunten, ook al zijn die zelden concreet. De regering is nog net in staat geweest om de zogenaamde eerste generatie van hervormingen door te voeren, waarbij ze de crisis van de betalingsbalans van 1991 gebruikte om de handelsgrenzen te openen en een einde te maken aan de bureaucratie van de vergunningen, die de industrie en de investeringen wurgde. Veel meer kan men niet verwachten van de in zichzelf gekeerde bureaucratie en de corrupte politieke elite, die onsamenhangende slogans schreeuwt over hervorming in plaats van ze uit te voeren. Men kan echter veel hervormingen van de tweede generatie op het niveau van de staten uitvoeren: een aantal privatiseringen en een realistische prijszetting van de openbare diensten, die particuliere investeerders zouden kunnen aantrekken naar vitale infrastructuur zoals de elektriciteitsdistributie.

Een bescheiden reden tot optimisme is dat sommige van deze ontwikkelingen al bezig zijn. De staten beginnen met elkaar om investeringen te concurreren, terwijl de hervormers en de efficiënte bedrijven steun krijgen van agentschappen zoals de Wereldbank en de Asian Development Bank. De meeste investeerders beperken zich tot de kust van het westen en het zuiden van India, langs de V-vorm van het schiereiland. Maar in de uitgestrekte centrale staat Madhya Pradesh – een gedeelte van het binnenland dat India verlamt – heeft een Congress-regering een nieuwe campagne gestart voor alfabetisering en landhervorming. In het zuiden, in Andhra Pradesh, is de regering, een bondgenoot van de BJP, de hoofdstad Hyderabad aan het ontwikkelen tot een hoekpunt van de Silicon Triangle van zuidelijk India, die Bangalore en Madras omvat.

Het is moeilijk te beoordelen of dit alles India stimuleert of fragmenteert – de kloof tussen het stagnerende noorden en het dynamische zuiden neemt toe. Men zwaait met begrippen als ‘nieuwe economie’ en ‘andere paradigma’s’, alsof het allemaal vanzelf zou gaan. Dergelijke concepten zijn echter rookgordijnen om niets te moeten doen aan scholen, schoon water, elektriciteit, telefoons, wegen. In Karnataka, de staat waarvan de hoofdstad, Bangalore, het softwarecentrum van India is, moet men nog altijd twintig vergunningen te pakken krijgen voor men een bedrijf kan starten.

De economische belofte van India ligt in de regio’s. Het vermogen om die belofte waar te maken of – wat waarschijnlijker is – om zeep te helpen, ligt helaas nog altijd in New Delhi.

David Gardner is de correspondent van de Financial Times in zuid-Azië.

DAVID GARDNER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content