“Een tournée générale kan niet”

Investeren zonder de Vlaamse begroting in het rood te laten gaan. Dat is de prioriteit van viceminister-president Frank Vandenbroucke als de sp.a na 7 juni mee aan de macht blijft. “En de volgende Vlaamse regering moet op een assertieve manier wegen op de federale staatshervorming.”

Een socialistische minister die grote budgettaire voorzichtigheid bepleit. Dat verwacht je niet meteen. En toch is het wat Frank Vandenbroucke wil. Meer nog, de Vlaamse vicepremier en minister van Werk en Onderwijs verwijt Open Vld en LDD irrealistische beloftes. “Een tournée générale kan niet”, benadrukt de bewindsman. Hij neemt de LDD in het vizier omdat de partij de onroerende voorheffing op de eerste woning geleidelijk wil afschaffen. “Je maakt je daarmee heel populair bij de eigenaars, maar het kost de overheid zes miljard in vijf jaar. Ik gebruik dat geld liever voor investeringsprojecten die geen blijvende uitgavenstroom op gang brengen.” Een lineaire verdubbeling van de jobkorting zoals Open Vld wil, is Vandenbroucke ook een doorn in het oog.

Wat met de jobkorting? Een blijvende uitgavenstroom, niet? Toch denken we niet dat u die wil afschaffen.

FRANK VANDENBROUCKE (VLAAMS VICEMINISTER-PRESIDENT EN SP.A- LIJSTTREKKER IN VLAAMS-BRABANT). “Ik ga ervan uit dat de jobkorting, de belastingvermindering van 250 tot 300 euro voor de werkende Vlamingen, ook volgend jaar in de begroting staat. Open Vld pleit voor een verdubbeling. Ook dat klinkt populair, maar het kost 700 miljoen per jaar. Die 3,5 miljard tijdens de volgende regeerperiode wil ik liever voor investeringsprojecten gebruiken. Extra belastingverminderingen zullen we, als er budgettaire ruimte voor is, in de eerste plaats voor midden- en lage inkomens moeten voorbehouden.”

U pleit voor een Vlaamse begroting in evenwicht. Is dat realistisch? 2009 wordt zeer moeilijk, laat staan 2010.

VANDENBROUCKE. “België staat voor bijzonder moeilijke begrotingsjaren. De verschillende overheden moeten snel afspraken maken. Binnen het budgettaire carcan zijn creatieve en scherpe keuzes nodig. De federale overheid vraagt de deelstaten traditioneel om een overschot te realiseren op hun begroting. Zo kan ze aan de Europese voorwaarden voldoen. Een overschot is voor de deelstaten echter zinloos. Ik ga voor een evenwicht. Dat zal al moeilijk genoeg zijn.”

Hoe bereikt u dat evenwicht?

VANDENBROUCKE. “Door de politieke begrotingsmethode te herbekijken. In bijna alle departementen hadden we een onderbenutting van de kredieten. Die draaide de jongste jaren rond 4 procent van het gevraagde geld. Gelukkig maar, want zo bleef de begroting gezond. Die situatie kan ons de komende twee jaar nog helpen, maar dat vetkussen zal wegsmelten en we zullen het nog moeilijker krijgen. Er zullen diepgaande discussies volgen over wat elke minister met zijn budget doet.

“Neem onderwijs. Scholenbouw en werkingsmiddelen kregen vroeger relatief weinig in verhouding tot personeelsuitgaven, die je helemaal vastzetten voor vele jaren. Scholenbouw doet dat niet. De volgende regering moet, nog meer dan deze, haar marges vooral vastleggen in projecten die een begin- en eindpunt hebben.

“Ook de federale regering moet haar begroting gezond houden. Sterker, zij moet overschotten aanleggen. Zij zal moeten instaan voor de toekomstige pensioenen.”

Na 7 juni wil u vanuit de Vlaamse regering volop wegen op de staatshervorming. Waarom zou dan lukken wat de voorbije twee jaar niet kon?

VANDENBROUCKE. “De Hoge Raad van Financiën heeft het sombere begrotingsplaatje geschetst, maar geen onderscheid gemaakt tussen de federale overheid, gewesten en gemeenschappen. Wij zijn bereid het grootsteden- en doelgroepenbeleid, dat werklozen weer aan de slag moet krijgen, van de federale overheid over te nemen, de facturen ervan te betalen en toch ons budget in evenwicht te houden.”

Daar zal weinig van in huis komen omdat de Franstaligen daar het geld niet voor hebben.

VANDENBROUCKE. “En toch moeten we het dossier op tafel leggen. Ook al weet

ik dat ik niet voor 100 procent zal binnenhalen wat ik wil. Na de verkiezingen krijgt de Vlaamse regering meer legitimiteit dan de federale, waar de totale blokkering al zo lang duurt. We moeten die situatie gebruiken om verstandig en assertief te wegen op de federale agenda.

“Zolang de Belgische regering verantwoordelijk blijft voor het doelgroepenbeleid, zal ik niet aanvaarden dat ze de werkgelegenheidsmaatregelen ten gunste van 50-plussers afschaft en een algemene lastenvermindering ervoor in de plaats stelt. Ik zal niet aarzelen om daar weer een belangenconflict over in te roepen. Als ik nog deel uitmaak van de Vlaamse regering natuurlijk.”

U gaat resoluut voor de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid, dat u als eerste wil aanpakken. Volgt iedereen in uw partij?

VANDENBROUCKE. “Ik heb ze daarvan overtuigd. Ook Vlaamsgezinde kringen die vijf jaar geleden focusten op de overheveling van de kinderbijslag en de gezondheidszorg. De werkgelegenheid verschilt veel tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Dat beleid overhevelen kan gemakkelijk omdat het naar de gewesten gaat. Voor de kinderbijslagen, die bij de gemeenschappen terechtkomen, ligt het iets moeilijker. Wat doe je in Brussel? Mijn oplossing: een Vlaamse schooltoelage. Ouders die voor een Vlaamse school kiezen, krijgen die. Vertrekkend van die schooltoelage kom je tot een aanvullende Vlaamse gezinstoeslag voor mensen die het nodig hebben. Zo kunnen we de kinderbijslag verhogen, aangezien de federale overheid er geen geld voor heeft.”

Uw federale collega, Joëlle Milquet (cdH), heeft daar heel wat kritiek op.

VANDENBROUCKE. “Onverstandig van haar. Ze kan dat niet blokkeren, want er is geen staatshervorming voor nodig. Hetzelfde voor de Vlaamse werkgelegenheidspremie voor 50-plussers. Ik heb die ingevoerd op basis van een oud artikel in het reglement van de RVA. De Franstaligen hebben geen poot om op te staan als ze zich daartegen willen verzetten.”

Als u over een investeringsregering spreekt, heeft u het dan vooral over infrastructuurwerken?

VANDENBROUCKE. “Inderdaad. De inspanning voor de transportinfrastructuur steeg in de aflopende regeerperiode met 35 procent. In tegenstelling tot wat sommigen vertellen, ging het grootste deel van dat geld naar wegen. Slechts 11 procent was bestemd voor openbaar vervoer. Tel er de scholenbouw en de waterzuivering bij en je komt aan 43 procent meer investeringskredieten, waarvan er 2 miljard publiek-private samenwerking (pps) in de pijplijn zitten. De aftredende regering deed dus al heel wat. (neemt er een tabel bij) Het investeringsbedrag is gestegen van 1,5 miljard euro in 2004 naar 2,1 miljard.

“Wat we nu nodig hebben, is een verkorting en vereenvoudiging van de procedures voor grote projecten door ze gelijk te schakelen met kleine private projecten en dat tot het einde van 2010. De vergunningstermijnen inperken van twee jaar naar 75 of 105 dagen. De eerste ministerraad na de verkiezingen zou het vergunningssysteem grondig moeten wijzigen zodat grote projecten sneller tot stand kunnen komen.”

De ondernemers klagen over te weinig bedrijventerreinen. Moeten we niet versneld brownfields saneren?

VANDENBROUCKE. “We hebben er 42 geïdentificeerd en nog voor de verkiezingen sluiten we een convenant af voor minstens achttien projecten. Dat is weer een pps-verhaal waarbij we complexe gesprekken moeten voeren met privépartners. We betalen hier leergeld, dat geef ik grif toe.”

Was het terrein van Opel in Antwerpen al overgenomen door de Vlaamse regering als het van u had afgehangen?

VANDENBROUCKE. “De Vlaamse regering trad hier eensgezind op. De prijs moet marktconform zijn. De haven toonde al interesse. Wij gaan voor een leefbare toekomst voor het bedrijf. Dat houdt interesse door de privésector in. Ik geloof niet in een soort Vlaamse automobielfabriek waarvoor het Vlaams Belang pleit. Wie dat vooropstelt, maakt de mensen iets wijs.

“Voor mij heeft de automobielsector een toekomst als hij beseft dat de auto van vandaag een product van het verleden is. Autoconstructeurs moeten radicaal voor een ander soort wagen gaan, een die minder vervuilt en energiezuiniger is.

“Het probleem met de auto-industrie is dat er in één hap grote delen van de sector kunnen verdwijnen. Als een van de vier belangrijke bedrijven sluit, verdwijnen er duizenden jobs. Ook bij toeleveranciers die in moeilijkheden komen. Dat veroorzaakt op zijn beurt ellende in andere bedrijven.”

U zei op Kanaal Z weer te willen aanknopen bij een industrieel beleid.

VANDENBROUCKE. “Dan heb ik het in de eerste plaats over een innovatiebeleid waarbij we volop moeten kiezen voor speerpunten en clusters die kennis en kunde groeperen. Ik bedoel ook dat we de maakindustrie belangrijk moeten blijven vinden. Niet alle mensen hebben talent om in de dienstensector uit te blinken. Ontwerpers, ingenieurs, ploegleiders, operatoren en arbeiders aan de band zijn gebaat bij industriële activiteit.” (T)

opinie.

Als de melk overkookt, stinkt de stoof , blz.8

Door Boudewijn Vanpeteghem en Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content