Een stabiel inkomen van 5%

Wilt u een stabiel inkomen uit uw portefeuille puren? Dan gaat u zelf in de stuurstoel zitten of u vertrouwt uw geld toe aan een portefeuillebeheerder.

Nadat hij uw risicoprofiel ingeschat heeft, raadt de portefeuillebeheerder een verdeling van de portefeuille aan tussen aandelen en obligaties. Hij kiest bijvoorbeeld voor een 50/50- of 60/40-verdeling. Prompt wordt afgesproken om jaarlijks een vast bedrag aan die portefeuille te onttrekken. Welk bedrag? Bij obligaties wordt gerekend op een rendement van 5,5%. Na voorheffing blijft 4,85% over. Bij aandelen schuift men (voorzichtig) een return van pakweg 8% naar voren. Dat levert voor het hele pakket van aandelen en obligaties een opbrengst van 6,4% op. Vergeet evenwel de transactiekosten niet. Als het belegde bedrag voldoende groot is en de portefeuillebeheerder niet te duur uitvalt, haalt u ongetwijfeld 5% netto consumeerbaar inkomen uit het vermogen zonder de substantie aan te tasten.

Koude kermis. De hedendaagse ervaring zet een domper op die nochtans behoedzame verwachting van 5% netto. Wie een paar jaar geleden zijn geld belegde, komt vandaag wel eens van een koude kermis thuis. In sommige internationaal belegde portefeuilles blijft er na opname van de 5% op de initiële waarde en na verrekening van de kosten, amper 50% over van het initieel vermogen. Als het deel dat belegd was op Nasdaq of in hightech wat hoog uitviel, rest er misschien hooguit 40%.

Gedroegen de kapitaalmarkten zich dan zo ongewoon? Neen toch? Vier jaar geleden zat de kans op een aantal jaren flinke daling er dik in. De gouverneur van de Amerikaanse centrale bank, Alan Greenspan, en zovele anderen waarschuwden voor irrationele exuberantie. Vanwaar dan de ontzetting bij de beleggers en portefeuillebeheerders? En hoe ziet de toekomst eruit? Hoe is de belegger na enkele jaren in het verdomhoekje van 45% à 55% van het initieel vermogen verzeild geraakt?

De belegger geloofde dat zijn beheerder negatieve ontwikkelingen van zijn portefeuille zou opvangen. Hij geloofde dat hij betaalde voor positieve verrassingen. Maar de portefeuillebeheerder is Sinterklaas niet. Hij heeft wel boter op het hoofd, omdat hij het incasseringsvermogen of de risicotolerantie van de klant te hoog ingeschat heeft. Kortom, we stuiten op een pijnlijk geval van foute inschattingen en gammele communicatie. Dat zegt ook veel over de band tussen de portefeuillebeheerder en de klant. De beheerder heeft gecharmeerd en verkocht, de klant had niet genoeg voorkennis en heeft zichzelf overschat.

Scheelt een slok. Hoe krijgt de klant de boter weer op zijn koek? Kan hij de 5% op het initieel kapitaal blijven opnemen? Kan hij de verhouding tussen aandelen en obligaties aanhouden? Eén oplossing is uitzweten en voortdoen, de meest beloftevolle sectoren blijven opzoeken. Misschien blijft de aandelenmarkt nog een jaar of twee hangen en komt er dan een forse remonte. De kans, niet de zekerheid, zit er dik in dat u binnen tien jaar een stuk boven het initieel bedrag zit.

Vooral beleggers die voldoende reserves hebben, kunnen die weg blijven volgen. Maar vele anderen gaan overstag, schrappen de aandelen en stappen over naar obligaties. Ze schroeven ook het opgenomen bedrag terug.

Kan men beter doen dan beleggen in verzekeringsbons die 4% opbrengen? In een simpele oplossing belegt u 40% in aandelen die 3% dividend netto opbrengen en de rest in obligaties die 4,85% netto opleveren. Dat levert een kasrendement van 4,1% op, als u tenminste met lage kosten beheert. U kunt er dan ook van uitgaan dat het consumeerbaar couponbedrag toeneemt op het ritme van de dividendengroei. Maar 4,1% is een flinke slok minder dan 5% jaarlijks inkomen.

De oplossing. Als financieel planner heb ik nog een andere oplossing als vermogensbehoud uw eerste prioriteit is, naast distributie van kasgelden als evenwaardig objectief. U hebt nu 100 en u wilt binnen tien jaar 100 terugvinden, waarvan 50% in obligaties. In mijn schema koopt u dan eerst een zero-obligatie ter waarde van die 50%. Die kost vandaag 32% van uw huidige vermogen.

Vervolgens koopt u ter waarde van 22% van uw bedrag aandelen van een prima gespreid aandelenfonds (type Robeco, Foreign en National of vergelijkbaar) en daaraan onttrekt u verder niets. De overige 46% van uw bedrag gebruikt u om te spreiden als kasuitkering over de volgende tien jaar. Dat kan met kapitalisatiebons of obligaties. Een vaste uitkering van 5% ligt in het bereik.

Met de zero-obligatie van goede kwaliteit als zekerheid voor 50% van uw vermogen binnen tien jaar en een beleggingsfonds dat ondertussen ongestoord kan aangroeien, bereikt u het in beleggersland begeerde PGS-statuut, wat staat voor pretty good security. Nu de lakmoesproef. Had u die strategie twee jaar geleden gekozen met Robeco, dan was uw aandelenportie (de 22%) gezakt naar 73% van die 22% (naar 16% dus). De rest zit in obligaties. In het huidige beursklimaat zou niemand daarvan wakker liggen. Had u die strategie vier jaar geleden opgestart, dan zat u nu al boven uw budget.

Als een eersteklas beleggingsfonds in 2010 onder het initieel bedrag gezakt is, dan is de financiële hemel ingestort. Kortom, deze methode geeft u een virtuele kapitaalgarantie van 75%, de verwachte opbouw van uw kapitaal binnen tien jaar en een jaarlijks kasinkomen van 5%.

Emiel Van Broekhoven [{ssquf}]

De auteur is hoogleraar Economie aan de universiteit Antwerpen en voorzitter van de Vlaamse Federatie van de Beleggingsclubs en de Beleggers (VFB).

U kunt ook vandaag nog een stabiel inkomen uit een aandelen- en obligatieportefeuille puren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content