Een sport met een handicap
Volgende zondag gooien de Belgische golfclubs hun deuren open. Met de opendeurdag wil de golfsport haar elitaire imago van zich afschudden. Een noodzaak, want de meeste clubs hebben het financieel niet breed. Na het tekort aan leden moeten de clubs ook een nieuwe handicap overwinnen: vooral Vlaanderen kampt stilaan met een gebrek aan terreinen.
“We zijn helemaal niet elitair,” schudt Guy Blomme, secretaris-generaal van de Royal Waterloo Golf Club onbegrijpend het hoofd. Dat vindt ook graaf Leopold Lippens, voorzitter van de club der clubs, Royal Zoute Golf Club: “Zakenlui, maar ook gepensioneerden en middenstanders staan hier op de ledenlijst. Zelfs stadspersoneel, want Knokkenaars kunnen hier tegen een verminderde instapprijs terecht.”
België is momenteel 76 clubs rijk en telt 33.000 golfspelers. Dat is weinig: Nederland bijvoorbeeld heeft 120.000 golfers en in de VS speelt zelfs 10% van de bevolking golf. De Belgen betalen een instaprecht dat tussen de 50.000 en de 150.000 frank schommelt en slechts in sommige gevallen recht geeft op aandelen van de vennootschap die de club controleert. Jaarlijks komt daar gemiddeld 40.000 frank lidgeld bij.
Niet meteen voor ieders portemonnee.
Hoewel: niet alle clubs zijn Zoutes of Ravensteins – de exclusieve diplomatenclub in het Brusselse. In de Ieper Open Golf Club voetballen de kinderen in de inkomhal van het houten clubchalet. De club toverde een voormalige stortplaats om in een parcours met negen holes. Manager Caroline Vandermeer : “Hier betaal je geen instaprecht en het lidgeld blijft in de duurste formule beperkt tot 25.000 frank. Wij zijn een soort golfschool.” Om uit de kosten te komen, kunnen de leden een boom op de baan sponsoren – 600 al in totaal. Ook de Commonwealth Wargrave Commission draagt een steentje bij: in ruil voor enkele lidmaatschappen levert ze de machines voor het onderhoud.
“Maar echt goedkoop kan de sport nooit worden: er zijn hoge vaste kosten – denk maar aan het onderhoud van de terreinen-, de speelcapaciteit op een baan is beperkt tot 750 spelers voor een traditioneel parcours van achttien holes,” weet Rudy Huyck, eigenaar van de Krokkebaas in Buggenhout, de kleinste club in België, “maar misschien de meest sfeervolle en ook de duurste per vierkante meter.”
Charmeoffensief
Alleen subsidies van de overheid, bijvoorbeeld bij de aanleg van publieke golfbanen – zoals in Nederland, Zweden, Schotland of Frankrijk – kunnen de prijs verzachten. De federatie bereidt een offensief voor om de lokale overheden te overtuigen in publieke terreinen te investeren. Hun argumenten: golf is gezond, milieuvriendelijk, een sport voor het leven. Bovendien sociaal: door het systeem van de handicaps kan iedereen tegen iedereen spelen. De opendeurdag van zondag moet een behoefte bij het grote publiek losweken, want om te ambtenarij te overtuigen, moet het elitaire imago overboord (zie kader: “Ambtenaren houden niet van golf”).
Onder impuls van de jonge noodlijdende clubs doet de Koninklijke Belgische Golffederatie ( KBGF) al enkele jaren verwoede inspanningen om een breder publiek warm te maken voor de sport. Ook via goedkopere instap- en voordelige kennismakingsformules voor nieuwe leden. “De geïnteresseerden rustig opwarmen en wachten tot de golfmicrobe toeslaat, is een lonende strategie,” zegt secretaris-generaal Eric Steghers van de KBGF. De aanpak zorgde al voor een verse instroom van leden. De meeste clubs konden nu eindelijk de investeringsuitgaven verteren. “Vijftig extra leden voor een club, dat zorgt voor de cashflow die het verschil uitmaakt tussen verlies of break-even,” zegt manager Peter Rabaey van de Waregem Happy Golf Club.
Maar democratiseren
lukt niet in een oogwenk. Het elitaire imago heeft diepe, historische wortels. De golfsport in België bleef lang een onderonsje van achttien koninklijke clubs, rond de eeuwwisseling door Engelsen gesticht. Deze clubs moesten de sport niet promoten, want ze hadden genoeg leden en inkomsten. Meer leden zijn zelfs nu nog niet welkom: ze zouden alleen de beschikbare ruimte inpalmen. Kandidaten moeten er tot twee jaar wachten om hun instapgeld te mógen betalen.
De eerste stappen naar golf voor een breder publiek dateren uit de tweede helft van de jaren ’80. Europese topspelers als Nick Ballesteros, Bernhard Langer en Nick Faldo forceerden de doorbraak van de golfsport, die ruime tv-aandacht kreeg. De golfclubs schoten toen als paddestoelen uit de grond (zie grafiek: Golf in België). Door het Europees landbouwbeleid waren boeren bereid om overtollig land te verkopen. Met de wijzigingen van de gewestplannen in de jaren ’80 werden veel landbouwgronden en parkgebieden golfterreinen. Ook de vastgoedsector beleefde in die periode gouden tijden. Plannen om residentiële wijken te bouwen rondom de golfterreinen werden gesmeed – “de enige manier ook om een terrein rendabel te maken,” zegt directeur Alain Grell van Royal Antwerp Golf Club, de oudste club van het land. Veel van die plannen werden, onder druk van de milieubeweging, opnieuw opgeborgen.
Misrekening
Toch bleven investeerders brood zien in een golfclub, misleid door de sommen die in de oude clubs over de toonbank gingen. Maar er staan kosten tegenover: “De vzw heeft jaarlijks 35 miljoen frank vaste kosten,” becijfert Grell. En, zegt Leopold Lippens: “Oudere clubs hebben het dan nog makkelijker, omdat hun investeringen in terreinen afgeschreven en afbetaald zijn.” Ook het sportief rendement laat op zich wachten. Grell: “De eerste tien jaar kan je winst vergeten, een baan vraagt jaren verzorging en onderhoud voor ze volwassen is.”
“Een golfterrein uitbaten,” zegt Raymond Kilian, penningmeester van de KBGF en voorzitter van de Golf Club van Rinkven, “levert geen grote winsten op. Onze club, met 300 miljoen frank kapitaal, kan jaarlijks maximaal 5 miljoen frank sparen.” Veel jonge clubs misrekenden zich aan de kosten en overschatten de winstcijfers. De Waregem Happy Golf Club investeerde in 1988 zo’n 70 miljoen frank in een parcours van achttien holes, maar werd vervolgens opgeschrikt door het prijskaartje voor jaarlijks onderhoud: 20 miljoen frank, waarvan 10 miljoen aan personeel. Vandaag torst de club een zware schuldenberg. “60.000 frank instaprecht en ten hoogste 50.000 frank lidgeld moeten onze kosten te dekken,” zegt Peter Rabaey. In Waals-Brabant zijn er nog schrijnender voorbeelden: bij La Tournette mochten de leden twee keer 250.000 frank instaprecht ophoesten, om vast te stellen dat de Nederlandse overnemer Joseph Snijders na het tweede faillissement het betalen van een instaprecht zomaar opschortte. Snijders had La Tournette – kostprijs aanleg: 1 miljard frank – voor amper 70 miljoen gekocht.
Waals-Brabant is een rampgebied, want de golfclubs vissen er in elkaars vijver en raken nauwelijks aan de 500 leden die een golfbaan minimaal nodig heeft om uit de kosten te komen. Bovendien zijn investeerders niet langer happig. Rudy Huyck: “Wie geld wil verdienen, moet niet investeren in een golfclub. Doe je het voor het geld, dan doe je het niet goed, omdat je te veel op de kwaliteit en het onderhoud bespaart. En dan gaan de spelers ergens anders heen.”
La Tournette en Five Nations in Méhan zijn schoolvoorbeelden van overinvestering: miljoenenprojecten op dure gronden, die uiteindelijk niet betaalbaar bleken. Toch zijn faillissementen zeldzaam bij golfclubs: investeerders vinden geen andere bestemming voor hun terrein. Verschillende clubs zochten redding in overnames: een Franse investeerder nam het golfcircuit van Durbuy over, Five Nations kon overleven dankzij een Duitse kapitaalinjectie, Cleydael Golf Club in Aartselaar doet het nu weer beter onder een nieuw bewind. Ook Damme Golf & Country Club klauterde uit het dal. Vier jaar geleden kochten de families Santens en Donck de oorspronkelijke initiatiefnemers uit.
“Weinig Belgische golfclubs koppelen kennis van de golfsport aan een degelijk management,” vindt Chris Morton, manager van de Damme Golf & Country Club. Vandaag telt de club 750 leden, tegen het eind van het jaar zou de ledenlijst met 900 volzet moeten zijn. Morton, ex-beroepsgolfer en schoonzoon uit de familie Donck, heeft het stadsbestuur al om een uitbreiding met negen holes gevraagd.
Tekort aan banen
De inspanningen van federatie en clubs botsen echter op een nieuwe drempel. Er dreigt – vooral in Oost- en West-Vlaanderen – stilaan een tekort aan banen. Nog slechts in een handvol clubs kan men lid worden. Wie als eigenaar zijn club van de hand wil doen, zal dat alleen nog doen tegen de juiste prijs. “De prijs van de lidgelden en greenfees – dagprijzen voor golfers van een andere club – stijgt weer,” zegt Rudy Huyck. Daarom nemen lang niet alle clubs deel aan de opendeurdag. Blomme: “Onze club zit vol. De mensen uitnodigen en hen dan moeten zeggen dat er geen plaats is, kan niet de bedoeling zijn van een opendeurdag.”
Terwijl eerst de vraag stokte, blijft nu dus het aanbod achter. “We hoeven geen nieuwe Ravensteins,” zegt woordvoerster Marie-Christine Henrist van de KBGF, “maar eenvoudige banen en oefenterreinen. Met de huidige groei zitten de golfbanen binnen de twee jaar propvol.” Er is dus potentieel voor nieuwe clubs. Morton: “Goed gerunde clubs op de juiste plek kunnen op langere termijn rendabel worden.” Maar tegen de huidige prijs kan de sport nooit volledig doorbreken. Golf promoten is een werk van lange adem. Zonder overheidssteun kan de sport zich moeilijk verder ontwikkelen. Maar wie daarop moet rekenen, zit met een serieuze handicap.
FRANK DEMETS DAAN KILLEMAES
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier