EEN RONDLEIDING IN DE FISCALE HEL
Voor tal van belastingen is België in Europa een medaillewinnaar, of fietst het op zijn minst in het Europese koppeloton. Nu opnieuw miljarden gevonden moeten worden, zal daar niet snel verandering in komen. Een analyse van ons belastingstelsel maakt nochtans duidelijk dat we in een fiscale hel leven.
‘De Kaaimaneilanden, maar dan zonder de eilanden.’ Zo werd België een aantal jaren geleden in Business Week omschreven. België als fiscaal paradijs dus voor iedereen die over een aanzienlijk vermogen beschikt. Het is vreemd dat de voorbije weken geen enkele PS-politicus in zijn pleidooi voor een vermogensbelasting verwezen heeft naar dat artikel. De aanvraag van Fransman Bernard Arnault, de rijkste Europeaan, om Belg te worden is natuurlijk al voldoende munitie in de handen van voorstanders van een extra belasting op kapitaal.
In dat emotioneel vaak verhitte debat worden twee zaken uit het oog verloren. Ten eerste, dat België de op twee na hoogste belastingdruk heeft van de Europese Unie. Ten tweede: de vermogens en vermogensopbrengsten worden hier wel degelijk al belast.
België als fiscaal paradijs is een luchtspiegeling, het is veeleer een fiscale hel. De cijfers van Eurostat laten daar weinig twijfel over bestaan. Het dit jaar gepubliceerde boek Taxation Trends in the European Union van Eurostat, dat zich over de landen van de Europese Unie plus IJsland en Noorwegen buigt, is duidelijk. Voor totale belastingdruk in verhouding tot het bbp haalt België met 43,9 procent van het bbp een Europese bronzen medaille (zie tabel Belgische belasting-structuur). Enkel Denemarken (47,6 %) en Zweden (45,8 %) hebben een hogere belastingdruk.
Met de begrotingsopmaak voor 2013 in zicht is dat een interessant cijfer. De federale regering moet op zoek naar 4,6 miljard euro. Dat kan nog meer worden als de economische groei nog lager uitvalt dan voorzien. De PS is gewonnen voor extra belastingen. Open Vld is radicaal tegen, net als de werkgevers. Nog een rondje belastingen is nefast voor de koopkracht en het concurrentievermogen, en fnuikt de economische groei, luidt het bij de werkgeversorganisatie Voka. Topman Jo Libeer haalde vorige week nog een ontluisterend cijfer boven: de Belgische bedrijven betalen 47 procent van hun toegevoegde waarde aan de staat. ( Lees ook blz. 20: Grote bedrijven betalen wel belastingen).
“Eén vermogende Fransman die Belg wil worden, brengt het debat op gang terwijl er niet de minste ruimte is voor een belastingverhoging”, zegt Karel Van Eetvelt van de kmo-organisatie Unizo. Een analyse van de verschillende belastingcategorieën ondersteunt zijn visie. Een verschuiving van de belastingen – de christelijke vakbond ACV is daar een voorstander van – is wel een mogelijkheid, maar de ruimte is beperkt. De werkgevers willen dat vooral werk gemaakt wordt van belastingverlagingen, gekoppeld aan uitgavenverminderingen. De primaire uitgaven – de overheidsuitgaven zonder de intresten die de overheid betaalt op haar schulden – zijn in België in tien jaar met 7,5 procentpunt gestegen tot bijna 50 procent van het bbp.
De Wetstraat blijft Oost-Indisch doof voor die waarschuwingen. De begrotingsopmaak voor 2013 wordt een combinatie van minder uitgaven en extra belastingen. Een lagere belastingdruk is niet voor morgen, wel integendeel. Een analyse van ons belastingstelsel maakt nochtans duidelijk hoe zwaar de tol is die de overheid heft.
LASTEN OP ARBEID 2de plaats in Europa ‘Vlaktaks’ van 50 procent vanaf de middenklasse
Over één ding heerst wel eensgezindheid: er valt geen geld te halen uit nog hogere lasten op arbeid. België staat met arbeidskosten die oplopen tot 23,8 procent van het bbp op een vierde plaats in Europa. De impliciete belasting op arbeid – dat is de totale taks op arbeid gedeeld door de totale loonmassa – bedraagt 42,5 procent. België haalt hier een zilveren medaille, na Italië.
Lasten op arbeid steunen traditiegetrouw op twee pijlers: socialezekerheidsbijdragen en de inkomensbelasting. De hoogste marginale aanslagvoet in de inkomensbelasting varieert sterk van land tot land. In Bulgarije is die amper 10 procent, in Zweden en Denemarken loopt die op tot 56 procent. België klokt af op 50 procent. Een meevaller? Niet echt. Probleem voor België is dat iemand tamelijk snel in de hoogste belastingschijf terechtkomt. Meer dan 34.330 euro beroepsinkomen wordt al tegen 50 procent belast. Een vlaktaks vanaf de middenklasse dus (zie grafiek Progressiviteit in de personenbelasting: België en drie buurlanden). In Frankrijk bedraagt de marginale aanslagvoet voor dat inkomen 30 procent. De grens van 40 procent wordt pas overschreden wanneer het netto belastbaar beroepsinkomen de grens van 41.000 overschrijdt. Om die redenen zou het logisch zijn dat een werkend middenklassegezin uit Kortrijk of Doornik fiscaal vluchteling wordt in Frankrijk.
LASTEN OP KAPITAAL Koppeloton 29,5 procent impliciete belasting
De jongste weken is te horen dat de lasten op arbeid in België omlaag moeten om de concurrentiekracht van de ondernemingen te versterken. Die minderinkomsten zouden dan worden gecompenseerd door een vermogensbelasting. Want België kent zo’n belasting op kapitaal niet, is de redenering.
Wie de cijfers van nabij bekijkt, merkt dat dit een vergissing is. Een aantal inkomsten uit kapitaal wordt inderdaad in België niet belast, en in Frankrijk wel. Maar niet wij zijn de uitzondering, wel onze zuiderburen. Frankrijk denkt aan een belasting van 75 procent op inkomsten van meer dan 1 miljoen euro, iets wat fiscaal expert Michel Maus (VUB) een soort van onteigening noemt. In België bestaan zo’n uitzonderlijke belastingen niet.
“We mogen in dit debat niet uit het oog verliezen dat België al verschillende soorten van vermogensbelasting telt”, zegt Geert Janssens, hoofdeconoom van de denktank VKW Metena. Denk aan de intresten op spaarboekjes, en de dividenden die tegen 25 procent worden belast. Er is de aanvullende bijdrage van 4 procent op de inkomsten uit roerende goederen boven 20.020 euro. Ook de onroerende voorheffing op de eigen woning is een belasting op vermogen.
Eurostat plaatst België dan ook op de zesde plaats voor belastingen op kapitaal. De impliciete belasting op kapitaal bedraagt 29,5 procent, dat is wel een ruime achterstand op leider Frankrijk (37,2 %).
Een extra belasting op vermogen is dan ook niet echt aangewezen. Ze zou België in de rankings van fiscale hellepoelen nog wat meer omhoogduwen. “Er zijn tussen die belastingen op vermogen eventueel wel verschuivingen mogelijk”, zegt Janssens. “Maar we moeten voorzichtig zijn met bijvoorbeeld te morrelen aan fiscale maatregelen die buitenlandse investeerders aantrekken. Ik denk aan het verder afzwakken van de notionele-intrestaftrek of het zwaar belasten van meerwaarden. Vergeet niet dat kapitaal investeringen in de economie ondersteunt. Vandaar dat een hogere belasting op de tweede of derde woning best mogelijk moet zijn. Die veroorzaakt minder storingen in het economische proces.”
In België zijn de kadastrale inkomens sinds 1975 niet meer aangepast, er was enkel indexering. Als die inkomens worden geactualiseerd, kan dat de schatkist heel wat extra middelen opbrengen. Janssens: “Maar de discussies over verschuivingen van belastingen moeten worden gekoppeld aan het debat over een lagere fiscale druk. Zelfs met verschuivingen van belastingen bestaat het gevaar dat de totale druk nog eens de hoogte in gaat.”
LASTEN OP CONSUMPTIE Achteraan in het peloton 24,7 procent van de belastingmix
Een verschuiving van de belastingen van arbeid naar kapitaal is voor de meeste economen niet aangewezen. Anders is het gesteld met een groter gewicht van consumptiebelastingen in de fiscale mix. Dat aandeel bedraagt in België 24,7 procent van het totaal, samen met Frankrijk en Italië het laagste van Europa.
Moet de btw dan omhoog? Zo simpel is dat niet. De standaard btw-voet van 21 procent is al hoog in vergelijking met de buurlanden. Maar de grondslag van de belasting is klein. Er zijn tal van verlaagde btw-tarieven (zoals dat van 6 procent), en bepaalde activiteiten, vooral in de non-profit zijn vrijgesteld van btw. Een oplossing kan zijn de belastbare grondslag te verbreden door een aantal uitsluitingen af te schaffen. Studies wijzen uit dat de overheid beter een laag btw-tarief op een brede grondslag toepast, dan verschillende aanslagvoeten met tal van uitzonderingen.
De extra btw-inkomsten zouden het mogelijk maken de lasten op arbeid te verlagen. Het effect van de btw-verhoging zou dan niet in de automatische loonindexering worden doorgevoerd. Een andere voordeel van de belasting op consumptie is dat ze eenvoudig te innen is.
“Een btw-verhoging en lagere lasten op arbeid hebben voor mij slechts zin als de loonkosten voor de laagste inkomens verder worden afgebouwd. Daarnaast kan het belastingvrije minimum in de personenbelasting worden opgetrokken”, zegt Geert Janssens.
MILIEUBELASTING Staart van het peloton 2,1 procent van het bbp
Misschien is er wel ruimte om de milieubelastingen op te trekken? In België bedragen die slechts 2,1 procent van het bbp, waarmee we nummer 22 zijn in de EU-ranking. In Nederland en Denemarken lopen de milieubelastingen op tot 4 procent van het bbp.
Een probleem met milieubelastingen is dat ze op een of andere manier worden doorgeschoven naar andere actoren. Bedrijven kunnen de milieubelastingen in hun prijzen doorrekenen en zo betaalt de eindgebruiker het gelag. Een milieubelasting is ook per definitie tijdelijk. Ze moet aanzetten tot een gedragsverandering, waardoor de opbrengst op termijn verdwijnt.
Lees De stille dood van het bankgeheim, blz. 140 MoneyTalk
ALAIN MOUTON
“De discussies over verschuivingen van belastingen moeten worden gekoppeld aan het debat over een lagere fiscale druk” Geert Janssens, VKW Metena
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier