Een ronde voor niets

In afwachting van G20-top die straks in Toronto start, hebben de Europese regeringsleiders eindelijk beslist om een stresstest te organiseren voor hun bankwezen en de resultaten ervan te publiceren.

Ze menen dat zo’n procedure het vertrouwen tussen de banken zal herstellen en de markten tot bedaren brengen. Die kans is echter klein. Het wantrouwen hervatte de dag na die beslissende toegeving aan de Angelsaksische bankwereld. Sommigen vragen zich af of elke lidstaat een even doortastend onderzoek zal verrichten. Anderen stellen nu al vragen over de betrouwbaarheid van de resultaten. Europese banken zien de toegeving met lede ogen aan.

Iedereen weet immers dat de westerse banken, zowel Amerikaanse als Europese, virtueel failliet zijn. De stresstest die de Verenigde Staten ondernamen, was een lachertje. De regering haalde er wel profijt uit: ze beschouwde de test als een vrijgeleide en kon die banken aanduiden die voortaan geen staatssteun meer mochten ontvangen. Voor het overige heeft de test niets opgelost.

De Europese lidstaten zullen proberen eenzelfde pad te bewandelen. Jammer genoeg voor hen is de toestand sindsdien verergerd. Een test is niet nodig om zich daarvan te vergewissen, een blik op de statistieken van de Bank voor Internationale Betalingen kan volstaan.

Rapport BIR

In het laatste kwartaalrapport van die Bank voor Internationale Betalingen lezen we dat de Duitse banken in hun geheel voor meer dan 500 miljard euro staatspapier van Spanje, Ierland, Griekenland en Portugal bezitten. Dat stemt overeen met zowat 20 % van het bbp van Duitsland. Op de rekening van de Franse banken staat er een bijna even groot bedrag, of 25 % van het Franse bbp. Als we de cijfers anders bekijken, stellen we vast dat 1100 miljard euro Spaanse schuld in handen van vreemde banken is. Voor Ierland is het bedrag verhoudingsgewijs nog aanzienlijker: 800 miljard euro. Zowat 2000 miljard euro zit zo verspreid over de Europese banken.

Voorlopig wordt dat geheel als een soeverein probleem aangestipt. Het zijn de landen die hun schulden op zo’n roekeloze manier hebben laten opzwellen, die gestraft moeten worden. In werkelijkheid zijn het de banken die overeind zijn gebleven dankzij zo’n massale staatssteun, die het probleem vormen. De roekeloosheid ligt niet bij de staten, wel bij de banken. En het opzwellen van de staatsschulden is voor het grootste deel te wijten aan de staatssteun. Het is dus ongehoord dat de Europese regeringsleiders zo gewillig ingaan op de eisen van de markt.

De solvabiliteit van de banken zit op een zeer laag niveau. Die moet zo snel mogelijk opgekrikt worden. Europa heeft het voordeel dat er vrij veel spaargeld aanwezig is. Herkapitalisatie zou daarom geen groot probleem mogen zijn. Maar daarvoor moet het vertrouwen tussen de marktpartijen, de banken dus, hersteld worden. Daar wringt het schoentje vandaag, niet op het gebied van de budgettaire tekorten. Die zijn immers volkomen gerechtvaardigd in een periode van economische recessie. Bezuinigingen zijn het laatste wat vandaag moet worden opgelegd als we echt uit het dal willen geraken.

Eens te meer zullen de recente politieke beslissingen precies het tegenovergestelde effect uitlokken dan ze beogen. De onevenwichtige kapitaalbewegingen binnen de Europese Unie vormen het hoofdprobleem. Ze wegwerken is een onmogelijkheid: de Europese verdragen ver- bieden het. (C)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content