Een op zeven Vlamingen verlaat zijn werkgever
De Vlaamse arbeidsmarkt blijkt dynamischer dan velen denken. Volgens een recent onderzoek kenden stabiele bedrijven in 2001 een gemiddelde in- en uitstroom van werknemers van 14 %.
Vorig jaar begon Vlaams minister van Werkgelegenheid Renaat Landuyt ( SP.A) met het Paso-project ( Panel Survey of Organisations). Paso is een consortium van onderzoekers dat bij bedrijven en organisaties peilt naar het strategische management van personeel, innovatie, organisatie en technologie.
Een van de recente Paso-dossiers schetst een beeld van de dynamiek op de Vlaamse arbeidsmarkt. Daaruit blijkt dat Vlaamse organisaties in 2001 5,5 % nieuwe jobs creëerden, terwijl 3 % van de bestaande jobs verloren ging. Een nettogroei van de werkgelegenheid met 2,5 %.
Niets bijzonders, ware het niet dat het onderzoek ook aantoont dat de in- en uitstroom van werknemers driemaal hoger ligt dan de toename of de afname van jobs in de bedrijven. De instroom van nieuwe werknemers bedroeg in Vlaanderen in 2001 gemiddeld 16,4 %, de uitstroom 13,9 %. Die uitstroom is het gevolg van vrijwillig vertrek, gedwongen ontslag, pensionering of overlijden.
Het onderzoek maakt duidelijk komaf met de mythe dat de mobiliteit van werknemers op de arbeidsmarkt uitsluitend is toe te schrijven aan aanwervingen en afdankingen. Integendeel. Uit de bevraging kunnen we duidelijk opmaken dat 50 % van de uitstroom in een organisatie het gevolg is van vrijwillig vertrek. In slechts 30 % van de gevallen kunnen we spreken van gedwongen ontslag.
Uit de Paso-studie blijkt ook dat 43 % van de vacatures uitbreidingsvacatures zijn. In de meerderheid van de gevallen gaat het dus over vervangingen. Bovendien kennen stabiele organisaties, die dus geen sterke groei of inkrimping van de activiteiten hebben gekend, een sterk personeelsverloop: 14 % in- en uitstroom.
Het onderzoek geeft niet echt een verklaring voor die cijfers. Al zou het kunnen dat een gebrek aan aandacht voor de combinatie werk-gezin of de beperkte leermogelijkheden in de job een reden zijn om ander werk te zoeken. In elk geval toont het onderzoek aan dat het met de dynamiek van de Vlaamse arbeidsmarkt nog niet zo slecht gesteld is. Al wordt dat weer afgezwakt door andere resultaten: in de Vlaamse economie stroomt 75 % van de werknemers nog altijd via een vast contract in het arbeidscircuit.
Nood aan kennisbedrijven
In het Paso-dossier komen de onderzoekers tot een tweede interessante conclusie: kennisintensieve bedrijven kennen een sterkere werkgelegenheidsgroei dan andere ondernemingen. “Aangezien de economische groei gestuurd wordt door de kennisintensieve sectoren, is het belangrijk om juist daar nieuwe impulsen tot ondernemerschap te geven,” concluderen de onderzoekers.
Een vaststelling die aansluit bij het recente werkstuk van professor Leo Sleu- waegen en doctor Koen De Backer (beiden KU Leuven). Ze vinden dat Vlaanderen onzorgvuldig omspringt met zijn productiefactoren en dat de Vlaamse economie het moeilijk heeft om de overstap te maken naar kennis- en groeisectoren (zie Trends, 4 september 2003). Sleuwaegen en De Backer concluderen ook dat de kostenstrategie die de Vlaamse bedrijven voeren op termijn nefast kan worden. Ook hier zien we parallellen met de Paso-studie: productinnovaties hebben in alle sectoren een positief effect op de werkgelegenheid. Over het effect van procesinnovaties bestaat minder duidelijkheid. Die kunnen zowel tot een stijging als tot een daling van het personeel leiden.
A.M.
De kostenstrategie die de Vlaamse bedrijven voeren kan op termijn nefast worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier