Een onprettig eindejaarsgeschenk
Vennootschappen van uitvoerende artiesten zullen zich de nakende jaarwende nog lang heugen. Een financiële aderlating dreigt.
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
Zoals vorige week al uitgelegd, roert er weer wat in de kunstensector. De boosdoener is de BTW-administratie die eerst vond dat de BTW-vrijstelling voor uitvoerende artiesten zonder onderscheid op alle betrokkenen van toepassing is. Daarna kwam ze tot de slotsom dat de vrijstelling moest worden beperkt tot natuurlijke personen, waarna ze de vennootschappen van uitvoerende artiesten met ingang van 1 april 1998 aan de BTW onderwierp. En nu bonjourt ze diezelfde vennootschappen vanaf 1 januari 2006 opnieuw uit de BTW.
Dood. Daar kunnen die vennootschappen in veel gevallen niet om lachen. Uitvoerende artiesten worden weliswaar – zoals alle kunstenaars – geacht een broertje dood te hebben aan BTW. Maar velen onder hen kunnen ook tellen. En dus hebben zij al lang begrepen dat de onderwerping aan de BTW bijlange niet in alle gevallen nadelig is. Integendeel zelfs. Het geheim zit in de zogenaamde aftrek van de voorbelasting.
Neem bijvoorbeeld een zanger die aan de organisator van een concert een vergoeding aanrekent van 1000 euro. Stel dat hij 300 euro kosten heeft, exclusief 21 % BTW. Als hij niet aan BTW is onderworpen, hoeft hij geen BTW aan te rekenen, maar heeft hij ook geen recht op de aftrek van voorbelasting. Het resultaat is dat zijn kosten in het voorbeeld geen 300 euro bedragen, maar wel (300 + 21 % =) 363 euro. Van zijn gage van 1000 euro die hij van de organisator ontvangt, houdt hij (1000 – 363 =) 637 euro over (vóór inkomstenbelasting wel te verstaan).
Stel dat onze zanger wel aan BTW is onderworpen. Van zijn gage (1000 euro) moet hij nu 6 % BTW afdragen aan de Schatkist (het tarief voor prestaties van uitvoerende artiesten is inderdaad 6 %). In de veronderstelling dat zijn prijs inclusief BTW is, zal hij (1000/1.06 x 6 % =) ongeveer 57 euro BTW aan de Schatkist moeten afdragen. Maar daartegenover staat dat hij als BTW-plichtige recht heeft op de aftrek van de voorbelasting. Dit wil zeggen dat hij de BTW die hij zelf heeft betaald (aan zijn boekhouder, instrumentenleverancier enzovoort) kan recupereren. Zijn uitgaven van 300 euro, plus 21 % BTW, kosten hem nu nog slechts 300 euro (in plaats van 363 euro).
Van de gage van 1000 euro houdt hij nu dus (1000 – 57 – 300 =) 643 euro over. Of 6 euro meer dan wanneer hij geen BTW-plichtige zou zijn. Dat voordeel stijgt naarmate de kosten hoger worden.
Het voordeel wordt nog groter wanneer de opdrachtgever zelf BTW-plichtige is. Want dan zal die er geen bezwaar tegen hebben dat hij bovenop de prijs BTW moet betalen. Als BTW-plichtige kan hij de betaalde BTW toch recupereren. In het voorbeeld hoeft onze zanger zijn gage dus niet inclusief BTW te beschouwen. Hij kan gerust 1000 euro laten betalen en daarbovenop nog 6 % BTW aanrekenen. Zijn voordeel stijgt meteen met 57 euro.
Lot. Al dat lekkers verdwijnt vanaf 1 januari 2006. Vanaf dan worden vennootschappen van uitvoerende artiesten weer ondergedompeld in het troosteloze bestaan van de niet-BTW-plichtigen, waar zij hun droeve lot delen met de gewone consumenten, en met andere van BTW vrijgestelde collega’s, zoals artsen en advocaten.
Er wacht hen bovendien nog bijkomend onheil. Dat heeft te maken met de herziening van de BTW. Als een BTW-plichtige goederen aankoopt die hij voor zijn economische activiteit bestemt, dan kan hij de betaalde BTW in principe onmiddellijk en volledig recupereren. Die BTW is dus geen kostprijs meer. Die regeling geldt ook voor aankopen die het karakter hebben van bedrijfsmiddelen. Maar omdat dergelijke goederen meestal langer meegaan, is in een herzieningsregeling voorzien. Voor roerende goederen bedraagt de herzieningstermijn vijf jaar, en voor onroerende vijftien jaar. Dat wil zeggen dat men het bedrijfsmiddel gedurende die periode gaat volgen. En dat men gaat nakijken of het goed gedurende die periode nog wel – zoals oorspronkelijk het geval was – gebruikt wordt voor de BTW-plichtige activiteit van de betrokkene. In de mate dat dit niet meer het geval is, moet de oorspronkelijk gerecupereerde BTW worden terugbetaald.
Piano. U ziet de bui al hangen. Neem een vennootschap van uitvoerende arties- ten die dit jaar een dure vleugelpiano heeft aangekocht. Aangezien de vennootschap dit jaar nog BTW-plichtig was, heeft zij de volledige BTW kunnen recupereren. Maar aangezien zij met ingang van 1 januari 2006 uit het BTW-stelsel wordt gekieperd, moet zij vier vijfde van de betaalde en inmiddels gerecupereerde BTW terugstorten aan de Schatkist.
Voor een vennootschap van uitvoerende artiesten die een investering in onroerend goed heeft gedaan, is de toestand nog erger. Stel dat zij dit jaar een repetitieruimte heeft gebouwd. Zij heeft de BTW ook in dit geval volledig in aftrek kunnen brengen. Maar omdat zij begin volgend jaar haar statuut van BTW-plichtige verliest, zal zij maar liefst 14/15de van de betaalde en inmiddels gerecupereerde BTW moeten terugbetalen.
Ramp. Helaas bestaat voor dit type van calamiteiten geen rampenfonds. Maar dat het voor verschillende betrokkenen een ramp dreigt te worden, is nu al zeker. Een ramp die vermeden had kunnen worden als de BTW-administratie zeven jaar geleden iets minder wispelturig was geweest.
Jan Van Dyck
Uitvoerende artiesten mogen zich aan een allesbehalve leuke herziening verwachten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier