“Een ondernemer die in 2006 de boel overeind houdt, noem ik een idealist” Reeks: Vakbondsleiders zoals u ze niet kent

De christelijke metaalbond heeft 180.000 leden. Agoria moet opboksen tegen een serieuze opponent. Tony Janssen is haast twintig jaar voorzitter van ACV Metaal en cultiveert een efficiënte gezichtsloosheid. De metaalarbeiders van ACV-CSC opereren sinds 1980 als Walen en Vlamingen onder één nationale leiding. ABVV Metaal gaat een kwart eeuw later door een pijnlijker en drastischer scheiding.

eXtra informatie op www.trends.be

vindt u extra fragmenten uit het lange interview.

U kent de toplui van de vakbond van televisie, radio, de kranten en magazines zoals Trends. Daar praten ze over hun eisen, de politiek, de economie. Zelden of nooit laten ze iets los over zichzelf. Want vakbondstopmensen zijn vertegenwoordigers van hun leden, hun persoon doet er niet toe, luidt het argument.

Trends kon vijf vakbondsleiders overtuigen te praten over hun jeugd, studies, achtergronden, vrije tijd en ook over hun drijfveren om syndicaal actief te zijn. Een onthullend portret van vijf mensen die het land mee sturen.

Vandaag deel 5: Tony Janssen, voorzitter van ACV Metaal.

Uit één oog zie je de Boeings van Zaventem ploegen door de corridor boven Neder-Over-Heembeek. Het adres van de Christelijke Centrale der Metaalbewerkers van België, zoals het syndicaat officieel door het leven gaat, is van een voortreffelijke onzichtbaarheid. Achter een building in de voorstad zoals Groot-Brussel er duizenden telt, huisvest een zware werknemersbond met een eigen mentaliteit, cultuur en agenda.

Tony Janssen (58) houdt het tweeënhalf uur uit zonder sigaret. Dan volgt het vriendelijke verzoek om te kunnen opsteken. Vrijheid, blijheid, bevestigen zijn interviewers. Het raam draait clementievol open en het stadsgeruis van Neder-Over-Heembeek mengt zich met het hemelgebrom.

Voorzitter

Tony Janssen werd voorzitter van ACV Metaal in 1987.

“Ik ben veel te vlug voorzitter geworden. Ik was 39 jaar toen ik de plots overleden Jos Philipsen opvolgde, die vier jaar voorzitter was geweest. Bij het ACV wordt verondersteld dat je het presideren volhoudt tot je pensioen. Ik ben stilaan twintig jaar aan de slag in dit bureau en ( lacht) dat is niet goed voor de voorzitter en evenmin goed voor de organisatie. Ik blijf niet zo lang meer bij ACV Metaal. Daar moeten we nog eens over spreken binnen de organisatie.

“Ik heb niet getwijfeld om voorzitter te worden. Er circuleerden twee namen. Ik moest me ter beschikking stellen. Misschien zouden de meeste collega’s me bekeken hebben als iemand die zijn verantwoordelijkheid ontvlucht. Ik wilde hen recht in de ogen blijven kijken.

“De syndicale dossiers schrikten me niet af. Ik had wel vragen bij de aanpak van de organisatie, de financiën, het personeel. Nu gebeurt dat professioneel, toen waren we klungelaars. Er is vandaag de schommeling tussen de oude cultuur van iedere haan op zijn mesthoop die maximaal met rust wil gelaten worden en de jongere cultuur met een generatie die lijnen wil, graag af en toe wil weten of ze het goed of slecht doet. Het wordt dus stilaan tijd dat iemand van de nieuwe generatie het roer overneemt. Ik begrijp intellectueel weliswaar die nieuwe generatie perfect, maar eerlijk, mijn hart en ziel groeiden in een andere tijd.

“Op de Sociale School wilde ik iets veranderen aan de samenleving, zodat meer mensen meer kansen kregen. Dat is mijn basismotivatie. Voor de rest is mijn grootste voldoening iets nieuws te lanceren, een voorloper te kunnen zijn. Er is het voorbeeld van hoe wij met de flexibiliteit zijn omgegaan, met het nachtwerk voor vrouwen, met het aanvullend pensioenfonds. ACV Metaal heeft goed gewerkt.

“Wij zijn sectorakkoorden blijven afsluiten. Die akkoorden smeden ons aan elkaar en dan praat ik niet enkel over lonen, ook over brugpensioenen, over het aanvullend pensioen, over het Fonds voor Bestaanszekerheid. Ons standpunt was en is: laat nieuwe sociale ontwikkelingen niet zomaar op je afkomen, maar werk en onderhandel proactief en denk ook kwalitatief, het gaat niet enkel om het geld.

“Wij hebben jarenlang richtinggevende cao’s afgesloten en nadien is de wet gevolgd. Dat is de beste strategie voor de vakbond. Ik was tegen de rigiditeit van hen die zegden dat de wet eerst goedgekeurd moet worden vooraleer je iets mag veranderen. In de metaalbranche hebben we regels voor het overleg, en zelfs regels als we de regels niet respecteren. We vechten alles onderling uit. Het werkt niet als je dat van buiten uit moet regelen voor rechtbanken. Hoe meer dossiers een secretaris voor de rechtbank brengt, hoe slechter hij werkt. Ik verlies liever een actie dan een zaak voor de rechtbank te brengen.”

Macht

Tony Janssen vindt persoonlijke macht onbelangrijk.

“Ik verdien 3749 euro netto en ben ingeschaald in de vierde categorie van het ACV. Luc Cortebeeck haalt de eerste categorie, maar het verschil is klein. Ik verdien blijkbaar iets meer dan Luc, omdat ik ouder ben. Dat vind ik een dom systeem. Anciënniteit kan, maar aan zijn leeftijd heeft niemand verdienste.

“Voor mij is macht onbelangrijk. Ik denk niet dat ik me ooit als voorzitter gedragen heb in de trant van het oude idee van een voorzitter. Ik ben een collega. De laatste tijd gedraag ik me vaak als provocateur. Ik daag de jongeren uit om na te denken over de nieuwe problemen. Je ziet dat sommige mensen, als ze te lang in dezelfde positie zitten, het allemaal weten en geen tegenspraak dulden. Of nog veel erger, ze worden achterdochtig. Ze denken dat iemand de stoel onder hen wil wegrukken. En ze kijken alleen maar naar mensen in plaats van naar problemen. Dat is blijkbaar een van de ziekteverschijnselen van de macht.

“Bij deze vakbond werken we principieel collegiaal. Er is een veel spontanere wil om samen te werken dan bij het ABVV. Iedereen denkt dat het ACV centraal georganiseerd is en dat het interprofessionele hier meer invloed heeft, maar statutair is er eigenlijk zo goed als geen verschil met het ABVV. De mooiste anekdote over het verschil tussen het ACV en het ABVV hoorde ik van een Labourattaché in Brussel. Zij zei: Als ik bij iemand van het ABVV kom, weet die alles en hij zegt over alles iets. Bij het ACV krijg ik een lijstje van ten minste twintig mensen die er meer over weten.

“Tegenover ondernemers gedraag ik me niet als een tegenstander, maar ik heb met hen ook geen vriendschappen gesloten. Het maximum wat ik gedaan heb, is samen een voetbalmatch bezoeken. Veel ondernemers waardeer ik enorm. Hoe langer, hoe meer zelfs. Iemand die in 2006 de boel kan overeind houden, noem ik een idealist. En voor mij mogen ze die zelfs zeer goed betalen. Maar niet tegen de huidige criteria. Het is niet omdat je het bedrijf afslankt, dat je een goede CEO bent. Iemand die mensen aan het werk kan houden, die een wereldwijd bedrijf uitbouwt, doet zijn job goed.”

Familie

Tony Janssen werd geboren in 1948 en stamt uit het Limburgse Gruitrode.

“Ik kom uit een gezin met vijf kinderen uit Gruitrode in Limburg. Gruitrode ligt voorbij de mijnstreek, net achter Zwartberg. Het dorp is beroemd en berucht om zijn kampeerterreinen voor de jeugdbeweging. Mijn vader was lasser bij de carrosseriefabriek LAG in Bree. Hij had thuis na zijn uren een smidse en begon in zijn vrije tijd wagens te bouwen voor paarden en tractoren. Als hij was blijven leven, was hij waarschijnlijk zelfstandig ondernemer geworden en ( lacht) ik nooit syndicalist.

“Toen ik negen was, stierf vader, hij werd amper veertig. Moeder en de kinderen trokken hun plan, wij hadden het niet breed, maar het was een warme thuis, de leden van de jeugdbeweging en de kinderen uit de buurt kenden onze achterdeur. Als humaniorascholier was ik bij de KSA. Maar toen schakelde ik over van de moderne humaniora naar de A2 elektromechanica. Ik keek op naar mijn broer die technicus werd en was geen goede leerling in de humaniora. In die tijd bouwde ik de KSA mee op tot een mooie lokale groep. Ik was redelijk jong voor een leiderstaak. ‘s Zaterdags was ik dan nog druk bezig met lessen technisch tekenen en ‘s woensdags was ik actief in de werkplaats, want ik had een achterstand voor praktijk. Dat werken in de jeugdbeweging interesseerde me meer dan de techniek. Ik was geen degelijke technicus. Het PMS ontdekte dat tijdens een gesprek en raadde me aan naar de Sociale School in Heverlee te gaan. Volgens het PMS de beste sociale opleiding. Ik wist zelfs niet dat de school van de arbeidersbeweging was.”

Sociale School van Heverlee

Tony Janssen ontdekte de vakbond in Heverlee.

“Drie namen van de Sociale School zal ik nooit vergeten: Fons Smets, een directeur met visie, filosofieprofessor De Vogelaere en docent Economie Tuur Van Empten. De enige cursus die je nooit zal weggooien is die van filosofie, werd me gezegd, en dat is waar. Professor De Vogelaere vertelde bijvoorbeeld over Teilhard de Chardin. Ik zal daar vragen over stellen en ik heb niet alles uitgelegd, lees dus zijn boeken, zei hij. Ik probeerde dat boeiende en moeilijke werk te begrijpen en zag nadien bij De Vogelaere een prachtige samenvatting. Van hem is mij veel bijgebleven. En filosofie is een discipline die me opnieuw sterk aanspreekt nu ik 58 ben.

“Tuur Van Empten droeg twee petten, hij doceerde Economie en was praktijkleraar Syndicaal Werk. Hij heeft me gekneed. In mijn jaren bij de Sociale School revolteerden de studenten tegen alles en nog wat, ook tegen de vakbond en de eigen hogeschool. Tuur Van Empten was haast mijn privéleraar en was erg streng.

“Schitterend was de handenarbeid die je op zijn minst een maand deed na het eerste jaar. Ik werkte twee maanden bij Noliko in Bree, stond vooraan in de productie, loste zakken en vulde de lopende band. Ik zag het verschil tussen bedienden en arbeiders. Met een plateau koffies werd naar de bureaus gedraafd, de arbeiders hadden een kwartiertje en moesten zich tijdens het werk behelpen met hun drinkbussen. Ik praatte met de jonge mannen van Noliko. Wat deden ze op vrijdagavond? Ach, dat bleek simpel: een stuk in hun voeten drinken. En op zaterdag? Alweer een stuk in hun voeten drinken. Op maandag stonden ze aan de band. Dat is geen leven. Aan een dergelijk bestaan moet je iets verbeteren. Ik ben om die reden zeer geboeid geraakt door de arbeidsorganisatie.

“Ook kinderen van politieke en syndicale personaliteiten studeerden aan de Sociale School, maar zonder het ver te schoppen. ( lacht uitbundig). Die stopten na het eerste of het tweede jaar en hadden soms voordien een jaartje universiteit geprobeerd. Als zoon van een weduwe wist ik: ik krijg één kans, dus ik moet slagen, jaar na jaar.”

Start in Waasland

Tony Janssen start zijn syndicale carrière in het Waasland.

“Van 1973 tot 1980 was ik secretaris Metaal in het Waasland. Ik kreeg de brakke terreinen en heb mijn eigen militanten moeten zoeken, huis aan huis, in de KAJ, bij de technische scholen. Mijn bewondering voor de militanten van toen, mensen die dat soms waren van meteen na de oorlog, was zeer groot.

“Tijdens een van de lange stakingen van de Boelwerf ben ik getrouwd. In Lokeren heb ik weken doen staken om mensen aan het werk te houden. Met het ABVV was er een goede regionale samenwerking. Cao’s die ik onderhandelde, ondertekende het ABVV Metaal blindelings. De staking bij Caravans De Roeck in De Klinge staat nog vers in mijn geheugen. De Roeck was een metaalbedrijf met zeventig mensen, een koppige patroon en een middeleeuwse mentaliteit over de cijfers en de omgang met de werknemers. Daar heb ik een spontane staking georganiseerd die tien weken duurde. Veel was er niet gewonnen, maar wij eindigden in schoonheid met een groot volksfeest. De macht van de basis was getoond en de solidariteit van het samen op piket staan, te vergaderen in het café aan de overzijde van de straat bracht zijn morele pacht op.

“Ik werd iets te vroeg propagandist van de centrale. Ik stond als 25-jarige tussen de kerels van de Boelwerf en van Nobels-Peelman, die alles hadden meegemaakt. Het was de generatie van délégués die, als zij verder had kunnen studeren, hun bedrijf even goed hadden kunnen leiden als CEO. Als metaalbond hebben we ons kunnen optrekken aan dat type van leden. Nu vind je die minder. Velen hebben de kans om te studeren, om ingenieur te worden. Ik zat recentelijk samen met een Turkse délégué, die redeneerde zo knap, er zat veel in. Ik zag opnieuw voor mij de stielman van vroeger die van zijn ouders de vakschool mocht volgen, met eraan vastgeknoopt: dat is genoeg.”

Media

Tony Janssen houdt niet van de moderne profileringsdrang van de media.

“Ik kijk hoe langer, hoe minder televisie. Al maak ik uitzondering voor programma’s op Canvas over de grote levensvragen. De Zevende Dag laat ik aan mij voorbijgaan, ik werk op zondag liever in de tuin. Ook De Zevende Dag wordt sterker een showprogramma. En wat daar verteld wordt, is voor mijn terrein dikwijls zo voorspelbaar. Ik kijk af en toe naar Kanaal Z, daar kan je kijken op het moment dat het je het beste past.

“Ik pluk het nieuws van Radio Eén en luister dikwijls, want ben uren onderweg met de auto. Kranten pak ik minder vast. Ik bekijk ze hier in de refter. Ik zoek mijn documentatie liever op internet. De kranten hadden vroeger een strekking en je stak met hun standpunten soms iets op. Vandaag geraken de commentatoren vaak niet boven het niveau van cafépraat. Ik lees bijna geen boeken meer. Ooit las ik me te pletter. Bekijk echter die dikke pakken in dit bureau met goede studies, goede samenvattingen, goede werkstukken van het ACV. Dat houdt me bezig.

“Mocht Dag Allemaal me vragen voor een foto met mijn kleinzoon, dan weet ik niet of ik zou weigeren. Maar ik loop niet achter dergelijke uiterlijkheden. Mijn kop zal niet verschijnen, zelfs niet in ons bewegingsblad Visie, als men er niet uitdrukkelijk om vraagt. Mijn collega van het ABVV verschijnt elke week in zijn ledenblad. Hier is er nooit personalisering geweest. Ik weet dat de media daarop inspelen. De tv wil een kop bij een probleem plakken. Als we een perscommuniqué publiceren, hebben we bedoelingen, is het als onderdeel van een actie, en niet om gratuit te scoren in de dagbladen. De militanten ergeren zich wel eens aan onze kleine profilering.”

Europa

Tony Janssen heeft veel contacten met Europese collega’s.

“De interne Belgische politieke keuken moet ik professioneel minder volgen, ook dat kleurt mijn nationale mediaverbruik. Ik ben voorzitter van de Europese Metaalbond met hoofdzetel in Brussel en een minimaal secretariaat voor industrieel beleid, de coördinatie van het collectief overleg en de ondernemingsraden. Het internationale werk slorpt 5 % tot 10 % van mijn werkweek op. De koepel is boeiend, heeft zelf geen studiedienst, maar je leert hoe men elders dingen doet. Men heeft het nu om de haverklap over het Scandinavische model, ik weet al langer dan gisteren hoe dat werkt en wat je daar als vakbondsman wel en niet van kan verwachten. De huidige problematiek in Duitsland met IG Metall en de autonijverheid volg ik op de voet. Met een aantal bonden hebben we bewust goede bilaterale contacten.”

Lagelonenlanden

Oost-Europa is geen gevaar, China wel.

“Voor de secretarissen hebben we vier groepsreizen georganiseerd, gespreid over 2004 en 2005. Met gemengde ploegen, Walen en Vlamingen, de regio’s door elkaar, en naar de vier windrichtingen van Europa. Ze moesten optekenen wat typisch was voor de regio. Hoe zit het met de flexibiliteit in de bedrijven, bijvoorbeeld? Eén groep is naar het zuiden getrokken, één naar Groot-Brittannië en Ierland, één naar Scandinavië (Denemarken en Zweden), die heb ik zelf gevolgd, en één naar Oost-Europa (Hongarije en Roemenië). Oost-Europa was een schok voor de collega’s. Ze zagen een splinternieuwe motorenfabriek in Hongarije en hoorden over de lonen. Dat was slikken. Hetzelfde ging op voor Portugal met zijn greenfieldinvestments in de auto. We hebben zo geprobeerd de mensen bewust te maken dat de wereld snel verandert.

“Andere vakbonden zie je soms iets bedenken om centen uit een samenwerking te incasseren. Of om te pronken met een samenwerking met een grote bond. Dat hebben wij nooit willen doen.

“Natuurlijk staan wij onder druk van de lage lonen in Oost-Europa. Als wij hoge lonen willen, moeten we het uitzweten met flexibiliteit of werkloosheid. We hebben verschillende fasen gekend. Je hebt eerst de rationalisering gehad van alle bedrijven die eigenlijk weg moesten. Dan hebben we ons proberen te redden met een hogere bezetting van het productieapparaat, zodanig dat de kapitaalkosten daalden. Maar nu gaat het om platte flexibiliteit, pure kostenmededinging. Vroeger hadden we nog verstandige mededinging en probeerden we het op een creatieve manier op te lossen.

“Oost-Europa lijkt me het probleem niet. De toekomst is veel spannender als je China bezig ziet. Dat gaat razendsnel. Tien jaar geleden was ik met Willy Peirens op ACV-zending in China. Ik was er onlangs opnieuw met Luc Cortebeeck. Het verschil was positief en indrukwekkend. Norbert von Kunitzki, de vroegere baas van Sidmar, had ons dat voorspeld. De economie en de lonen worden er door de vrije markt geregeld. Dat is voor de Chinezen het grootste privilege dat ze ooit bekomen hebben. Als de baas bij ons zegt: als je met dit loon niet tevreden bent, ga dan maar op een ander, dan is dat van de middeleeuwen en dat aanvaarden we niet. Maar ginder is het vrij en ongebonden zijn van een onderneming een grote vooruitgang. Die principes van de vrije markt worden gecombineerd met een autoritair regime en een bevolking wier eerste bekommernis niet de democratie is. Na de kom rijst van Mao willen de Chinezen méér. Ik heb de indruk dat ze, omdat ze zo’n indrukwekkende markt zijn, hun wil kunnen opleggen aan de multinationals. De Chinezen stellen de voorwaarden en iedereen plooit.”

Nieuwe Belgen

Tony Janssen pleit voor open grenzen.

“Vroeger volgden nogal wat Marokkanen de richting autotechniek, maar dat is voorbij en dat vind ik verontrustend. Brussel heeft het grootste allochtonenprobleem. Ik vind dat we moeten stoppen met die lastenverlagingen en belastingverminderingen, en dat we dat geld dienen te gebruiken om serieuze projecten op te zetten. Als ik met de trein rijd, zie ik hoe vuil, afgeleefd en onveilig sommige stations zijn. Is daar geen werk voor ongeschoolden, al was het maar om de spoorbermen op te ruimen?

“Wij steunen de langdurig werklozen het meest en op het eerste gezicht loont dat. Ik vind echter het Scandinavisch model, zeker het Deense, veel beter. Die doen alles om iemand van de werkloosheid weg te houden.

“Wat het openen van de grenzen betreft, heeft het ACV de goede houding. Eerst moet het instrumentarium aanwezig zijn om te controleren of de arbeidsvoorwaarden gerespecteerd worden. Pas dan zijn de mensen welkom. Ik zou verder gegaan zijn en zou gezegd hebben: zet de grenzen open, want de Oost-Europeanen zitten hier toch al. Bovendien, als wij de grens dicht houden, vertrekken de beste krachten naar de omringende landen. En krijgen wij op de duur alleen de sociale gevallen.”

Thuis

Geen sport, maar wel veel klusjeswerk.

“Mijn pastoor zal me geen attest geven als zeer praktiserende katholiek. Ik ben wel in de kerk bij de grote gelegenheden of voor de beweging. Ik discussieer graag met de aalmoezenier van de confederatie. Zijn beste bezinningsteksten houd ik bij en gebruik ik soms op vergaderingen.

“Sinds ik bij de vakbond werk, doe ik niet meer aan sport, dat is dus een lange periode. Ik heb gevoetbald en gevolleyd als middelmaat. Fietsen doe ik nauwelijks. Op de vrije zondagen verzorg ik gewoonlijk mijn groenten en gras, want dat groeit en bloeit en is moeilijk te temmen. Ik ben trouwens altijd ook wel iets aan het verbouwen. Tijdens de vakantie blijf ik eigenlijk graag in België om de echt grotere werken in ons huis aan te pakken.

“Ik heb veel plannen voor na mijn vertrek hier, maar concreet is dat nog niet. Ik heb eigenlijk heel mijn leven niets anders gehad dan dit, mijn werk is mijn hobby. Misschien zal ik muziek studeren. Mijn moeder hield van muziek en ik moest naar de notenleer in mijn vrije tijd. Miserie. Je kreeg geen instrument, je moest eerst solfège leren. Ik heb gespijbeld tot ik niet meer moest gaan en heb daar nu spijt van.

“Het interesseert me weinig om gewoon als toerist rond te wandelen. Ik loop liever niet op platgelopen paden. Oost-Europa heb ik jaren aan een stuk bereisd. Ik vond veel voldoening in te zien hoe die mensen probeerden iets uit de grond te stampen door te experimenteren met de vrije markt. Ze waren zo fier, omdat ze hun eerste privécafé of restaurant in het dorp hadden. Maar voortaan wil ik, voor ik te oud word, verder trekken. Dit jaar wordt het Azië, met onder meer visites aan de klassieke tempels.”

Dit is het slot van deze vijfdelige serie interviews met vakbondsleiders. Eerder verschenen de interviews met Luc Cortebeeck (6 april), Guy Haaze (20 april), Xavier Verboven (4 mei) en Chris Reniers (18 mei).

Frans Crols / Guido Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content