Een nieuw pensioen voor artsen en apothekers
Het pensioensysteem voor dokters en apothekers is niet alleen ingewikkeld, het druist ook in tegen de principes van de EU. De regering heeft intussen al enkele aanpassingen doorgevoerd. Vanaf 2004 gelden nieuwe regels.
Over het pensioen voor medische vrije beroepen is de jongste jaren geregeld heisa geweest. Het systeem is niet zo eenvoudig en de aansluiting bij andere pensioensystemen (wettelijk pensioen, groepsverzekeringen, privé-levensverzekeringen) is vaak onduidelijk.
De situatie van de medische vrije beroepen is enigszins speciaal als gevolg van het Sint-Jansakkoord in 1964. Dat akkoord regelde het sociaal statuut van artsen, tandheelkundigen en apothekers en beoogde een meer aantrekkelijke toetreding tot overeenkomsten tussen zorgverstrekkers en ziekenfondsen. In de daaropvolgende jaren werden regelingen uitgewerkt waardoor het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering ( Riziv) aan zorgverstrekkers een jaarlijkse bijdrage toekende om een aanvullend pensioen op te bouwen of zich tegen het risico van invaliditeit te verzekeren. Daaraan werden wel voorwaarden gekoppeld. De zorgverstrekkers moesten toetreden tot de akkoorden met de ziekenfondsen, jaarlijks een schriftelijke aanvraag indienen en het bewijs van een persoonlijke bijdrage leveren. De aangeslotene was vrij in zijn keuze van een verzekeringsinstelling.
De Voorzorgskas voor Apothekers ( VKA) werd in 1968 opgericht. In 1970 werd de Voorzorgskas voor Geneesheren, Tandartsen en Apothekers ( VKG) in het leven geroepen en als pensioenkas erkend. Vanaf 1 januari 1980 werd aan de VKG een monopolie toegekend voor het verzekeren van ouderdom (pensioen) en overlijden. Wie als arts of tandarts de Riziv-bijdrage voor een levens- of overlijdenskapitaal wilde gebruiken, moest zich tot de VKG richten. Dit monopolie in de pensioen- en overlijdensverzekering werd in 1994 bevestigd tot 31 december 1999. Apothekers mochten hun verzekeringsinstelling nog steeds vrij kiezen.
Om recht te hebben op de Riziv-bijdrage moesten apothekers bovendien de Sint-Jansakkoorden eenmalig onderschrijven. Daarbij doen ze afstand van het recht om hun honorarium zelf vrij te bepalen. Artsen en tandartsen moeten dit jaarlijks doen.
Zelf kiezen
Sinds 1 januari 1995 is de regelgeving over de aansluiting en over de bestemming van de Riziv-bijdrage veranderd. Nu kan de arts of tandarts zelf beslissen of hij zijn Riziv-bijdrage wil gebruiken voor een gewaarborgd inkomen (bij eender welke verzekeringsinstelling) of voor een aanvullend pensioen- of overlijdenskapitaal (alleen bij VKG). Het Riziv stort deze bijdrage rechtstreeks naar de aangeduide instelling door. Tenminste, als de arts of tandarts voldoet aan de voorwaarden die het Riziv stelt. Voor een voltijds zelfstandige geneesheer bedraagt de Riziv-bijdrage momenteel 2537 euro, voor gedeeltelijk zelfstandige dokters en tandartsen 1691 euro. De arts of tandarts kan ze gebruiken voor een verzekering voor pensioen, overlijden of invaliditeit en eventueel aanvullen met een facultatieve en vrije eigen bijdrage. Hij moet in elk geval een eigen bijdrage van 419 euro storten en vervolgens bepaalt hij vrij of hij aanvullende persoonlijke bijdragen stort. De maximale persoonlijke bijdrage hoeft – in tegenstelling tot de periode voor 1995 – niet gelijk te zijn aan de Riziv-bijdrage, maar bedraagt momenteel maximaal 2683 euro. Dit betekent dus dat een arts die een maximale premie stort van 2537 euro (Riziv) + 2683 euro (eigen bijdrage), in totaal 5220 euro naar de VKG kan laten doorstorten voor een aanvullend pensioen en/of gewaarborgd inkomen. Voor een tandarts bedraagt het maximum 1691 euro (Riziv) + 2683 euro (eigen bijdrage), dus 4374 euro.
Deze persoonlijke bijdrage is aftrekbaar als sociale bijdrage. De arts of tandarts kan de bijdrage dus aftrekken als beroepskosten en ze is niet onderworpen aan de sociale zekerheid. De Riziv-bijdrage is echter geen inkomen en dus niet aftrekbaar.
Voor apothekers ligt de regeling van persoonlijke bijdragen enigszins anders. De apotheker is verplicht om jaarlijks een minimale bijdrage van 165 euro te betalen om aanspraak te kunnen maken op de Riziv-bijdrage. De persoonlijke bijdragen mogen tot 2683 euro bedragen. De Riziv-bijdrage voor apothekers bedraagt momenteel 1684 euro. Dit betekent dat apothekers een maximale premie van 4367 euro (1684 + 2683) kunnen storten. Ook hier geldt dat de persoonlijke bijdrage als sociale bijdrage aftrekbaar is. Als de apotheker zijn maximale bijdrage wil storten, kan hij dat alleen bij de VKA of de VKG, omdat dit de enige erkende pensioenkassen zijn die de Riziv-bijdrage voor een levens- of overlijdenskapitaal mogen aanwenden.
Solidariteit
De wetgeving legt aan de pensioenkassen de verplichting op hun leden solidariteitsprestaties te garanderen. Ze moeten daarom een bedrag afhouden dat minimaal 10% bedraagt van de bijdragen die als sociale bijdragen aftrekbaar zijn van het beroepsinkomen. De pensioenkas moet met de gestorte premies dus een dekking voorzien op het vlak van pensioen, overlijden of invaliditeit, of op alle drie deze domeinen. Daarom moet de pensioenkas (VKG en VKA) een solidariteitsfonds in het leven roepen dat met bijdragen van de aangeslotenen wordt gespekt.
Deze bijdragen worden berekend op basis van de gemiddelde bijdrage van de aangeslotene, met een maximum van 2333 euro. De bijdrage voor het solidariteitsfonds bedraagt 15% van de bijdragen van de aangeslotenen (Riziv en persoonlijke bijdrage), met een minimum van 252 euro en een maximum van 377 euro. Daarvoor ontvangt de aangeslotene een overlijdensdekking afhankelijk van de leeftijd bij aansluiting. De maximale dekking bij overlijden wordt bereikt bij aansluiting op 25 jaar of jonger. Deze dekkingen worden trapsgewijs verminderd, eenmaal op de leeftijd van 35 jaar en eenmaal op veertig jaar. De kapitalen worden gevormd op basis van de opgebouwde spaarreserve en de aanvulling uit het solidariteitsfonds.
Voor invaliditeit is een solidariteitsdekking voor alleenstaande aangeslotenen jonger dan 35 jaar voorzien. Zij ontvangen bij invaliditeit vóór hun 35ste een geplafonneerde uitkering van 6695 euro (geïndexeerd) per jaar, met een wachttijd van dertig dagen. Voorwaarde is wel dat er jaarlijks een minimale pensioenbijdrage van 419 euro wordt gestort. Deze storting kan afkomstig zijn van de Riziv-bijdrage of persoonlijke bijdragen. Vanaf hun 35ste, bij een huwelijk of als een begunstigde voor het overlijdenskapitaal wordt aangeduid, vervalt deze solidariteitsdekking.
Een andere dekking die het solidariteitsfonds op zich neemt, is het storten van de gemiddelde pensioenbijdrage van aangeslotenen die invalide zijn geworden (minstens één jaar arbeidsongeschikt). Als een arts arbeidsongeschikt wordt en gedurende minstens vijf opeenvolgende jaren bijdragen voor zijn pensioen heeft gestort, zal het solidariteitsfonds de premie op zich nemen, tot het pensioen van de arts. De premie die het fonds zal betalen is gelijk aan het gemiddelde van de gedane stortingen uit het verleden.
Na aftrek van de premie voor het solidariteitsfonds wordt de rest van de Riziv-bijdrage en de persoonlijke bijdrage gebruikt voor een invaliditeits- of pensioenverzekering. Eerst kan worden bepaald welke invaliditeitsdekking nodig is. De gewaarborgde inkomensdekking kan maximaal gelijk zijn aan 80% van het inkomen.
Het restant van de bijdrage, nadat de premies voor het solidariteitsfonds en eventueel voor invaliditeit zijn ingehouden, wordt dan doorgestort naar de pensioenspaarrekening. De premie wordt daar, na aftrek van beheerskosten, tegen een gewaarborgde interestvoet belegd. Tot eind november 1999 bedroeg het gewaarborgde rendement 4,75%, maar sindsdien worden alle toekomstige stortingen tegen 3,75% gekapitaliseerd. Dat bedrag wordt jaarlijks verhoogd met de winstdeelname. Die is niet gegarandeerd, maar afhankelijk van het beleggingsresultaat van de voorzorgskassen.
Tot op heden wordt het pensioenkapitaal eenmalig uitgekeerd, maar wordt het opgebouwde pensioenkapitaal belast als een fictieve rente. Van het opgebouwde pensioenkapitaal wordt een Riziv-bijdrage van 3,55% en een solidariteitsbijdrage van 2% afgehouden, en vervolgens volgens het principe van fictieve rente belast. Dit betekent dat het pensioenkapitaal in een rente wordt omgezet, volgens de onderstaande tabel.
Leeftijd bij uitkeringRente
603,5%
614%
624%
634,5%
644,5%
655%
Wordt het kapitaal opgenomen op de leeftijd van 65 jaar, dan moet gedurende tien jaar 5% van het kapitaal in de personenbelasting worden aangegeven. Als het kapitaal vóór het 65ste jaar wordt opgenomen, moet – afhankelijk van de leeftijd – het toepasselijke percentage gedurende dertien jaar worden aangegeven.
Vanaf 2004 geldt een nieuwe regeling. Die voorziet in de mogelijkheid voor de begunstigde om een periodieke rente-uitkering te vragen. De begunstigde zal dan een akte van afstand van kapitaal moeten ondertekenen. De rente zal, zoals bij een eenmalige kapitaaluitkering, belast worden volgens het stelsel van fictieve rente.
Knelpunten
Zoals we al vermeldden, hebben de voorzorgkassen van de wetgever een aantal voordelen gekregen. Hun monopolie werd echter aangeklaagd bij de Europese Commissie, omdat dat in strijd zou zijn met de Europese concurrentieregels. De Commissie heeft er informeel bij de Belgische regering op aangedrongen de regelgeving aan te passen op de volgende punten.
1. de Riziv-bijdrage is als sociale bijdrage slechts aftrekbaar als ze wordt doorgestort aan de VKG of de VKA.
2. de fiscale aftrekbaarheid van de eigen bijdragen aan VKG en VKA is groter dan de bijdragen aan het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ).
3. pensioeninstellingen kunnen niet rechtstreeks een aanvullend pensioen aanbieden, dit kan alleen via sociale verzekeringskassen.
Als België deze knelpunten niet snel wegwerkt, lopen we het risico veroordeeld te worden. Dat zou in het slechtste geval betekenen dat de voorzorgskassen failliet gaan. Ze zouden immers genoodzaakt zijn de fiscale voordelen retroactief teniet te doen. Dat zou het pensioen voor de medische vrije beroepen zwaar ondermijnen.
De regering heeft onlangs besloten om de tweede pijler voor zelfstandigen te herzien.
1. Alle zelfstandigen kunnen instappen in het VAPZ of een sociaal pensioenplan, waarbij de keuzevrijheid van de pensioeninstelling is gewaarborgd. Er ontstaan dus twee systemen. Enerzijds het VAPZ, een pensioensysteem zonder solidariteit, waarbij de maximale bijdrage is vastgelegd op 2333 euro, en anderzijds een sociaal pensioenplan met een maximaal fiscaal aftrekbare bijdrage van 2685 euro, waarbij minstens 10% van de bijdragen moet worden aangewend voor solidariteit. In het nieuwe systeem blijven beide premies aftrekbaar zoals sociale bijdragen, althans als de bijdrage volledig werden betaald tijdens het jaar.
2. Een tweede knelpunt was de fiscale aftrekbaarheid van de bijdragen aan de pensioenkas in cumulatie met andere bijdragen, bijvoorbeeld aan een groepsverzekering. Is het pensioen via het sociaal statuut voor geneesheren, tandheelkundigen en apothekers cumuleerbaar met het VAPZ en met bijdragen gestort voor een groepsverzekering?
Een koninklijk besluit in 1981 stelde uitdrukkelijk dat deze cumulatie niet kan en de minister van Middenstand bevestigde dat in april 2000. Artsen die een VKG-overeenkomst hadden afgesloten, konden geen VAPZ-overeenkomst afsluiten. De nieuwe regeling die vanaf 2004 geldt, maakt komaf met deze onduidelijkheid. In het nieuwe stelsel zal een cumulatie van de verschillende overeenkomsten mogelijk zijn, met een fiscale beperking.
Jo Stremersch, Babette Steenackers [{ssquf}]
De auteurs zijn respectievelijk directeur en senior financial planner bij het Instituut voor Persoonlijke Financiële Planning (IPFP).
De pensioenkassen zijn verplicht hun leden solidariteitsprestaties te garanderen, zoals het betalen van hun bijdrage als ze invalide zijn geworden.
Als de Europese Commissie België veroordeelt voor het pensioensysteem, zouden de voorzorgskassen failliet kunnen gaan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier