Een laatste poging om de aarde te redden

2009 wordt een cruciaal jaar in de strijd tegen de klimaatverandering. In december moet in Kopenhagen een opvolger gevonden worden voor het Kyoto-protocol. Als er geen akkoord komt, wil dat zeggen dat de mensheid niet langer probeert de planeet te redden.

Het moet een wezenlijk akkoord worden, niet alleen maar een overeenkomst om zonder gezichtsverlies te kunnen verklaren dat de kwestie aangepakt wordt. De rijke wereld (vooral Amerika) moet zich verbinden tot een wettelijk afdwingbare vermindering van de CO2-uitstoot tijdens de tweede periode van Kyoto, van 2012 tot 2016 en verder. De grote uitstoters in de derde wereld, zoals China, moeten zich ertoe verbinden iets wezenlijks te doen. Dat hoeft geen globale emissieverlaging te zijn, maar bijvoorbeeld doelstellingen vastleggen voor de koolstofintensiteit (de uitstoot per eenheid bbp) of maatregelen nemen die in het bijzonder gericht zijn op de energiesector.

De rijke wereld moet ook een manier vinden om geld over te maken aan de derde wereld zodat die haar CO2-reductie kan betalen. Het Clean Development Mechanism, waardoor de rijke landen emissiekrediet kunnen kopen van arme landen die hun uitstoot verlaagd hebben, volstaat daar niet voor. Er moet een of ander nieuw vehikel komen, zoals het superfonds dat voorgesteld werd door Jagdish Bhagwati, professor economie aan de Columbia University. Hij vindt dat de wereld de Amerikaanse aanpak van vervuiling moet overnemen: laat de vervuilers bijdragen tot een fonds dat de kosten voor de schoonmaak draagt.

Washington, Brussel en Peking

Krijgen we een akkoord in Kopenhagen of niet? Dat hangt af van wat er gebeurt in drie plaatsen: Washington, Brussel en Peking.

Wat er in Washington gebeurt, is het belangrijkste. Vooruitgang wordt waarschijnlijker onder de nieuwe regering, omdat die zich verbindt tot de invoering van verplichte vermindering van de CO2-uitstoot en een emissiehandelssysteem zoals dat al in Europa werkt. Wat echter niet duidelijk is, is het antwoord op een aantal cruciale bijkomende vragen. Waar moeten de verminderingen vandaan komen? En hoe groot moeten ze zijn?

De hoeveelheid politiek kapitaal die de nieuwe president bereid is op te offeren aan de klimaatverandering, zal het antwoord op die vragen bepalen. Er zal heel wat nodig zijn om de weerstand van de vakbonden te overwinnen, en van vervuilende industrieën zoals de aluminium-, cement-, olie- en automobielsector, die vrezen voor de weerslag op hun rendabiliteit. De regering zal de groenen misschien teleurstellen door te opteren voor een systeem met een plafondprijs voor CO2 en door de bovengrens voor de emissies hoger te leggen dan de milieuactivisten willen. Zelfs met die compromissen wordt het moeilijk om de wetgeving op tijd voor Kopenhagen door het Congres te krijgen.

De Europese Unie heeft een voortrekkersrol gespeeld in de strijd tegen de klimaatverandering. Ze heeft een baanbrekend systeem van emissiehandel opgezet, dat vervuilende ondernemingen in de EU-lidstaten toelaat om vergunningen voor de emissie van CO2 te verhandelen en dat op die manier een prijs zet op de uitstoot. In 2007 kwam de Europese Commissie op de proppen met het ’20/20/20 tegen 2020′-plan: de beperking van de emissies tot 20 procent beneden het niveau van 1990, 20 procent winst in energie-efficiëntie en 20 procent energie uit hernieuwbare bronnen tegen het jaar 2020. Het plan moet echter in 2009 goedgekeurd worden door de Europese Ministerraad en het Europees Parlement en het botst op hevige weerstand van de zware industrie en van landen die sterk afhankelijk zijn van steenkool, zoals Polen. Het zal niet gemakkelijk zijn om het pakket erdoor te krijgen, maar als Europa terugkrabbelt, dan zal dat alleen maar de Amerikaanse inspanningen ondermijnen.

De houding van Peking is eveneens cruciaal voor het bereiken van een akkoord in Kopenhagen. De weigering van China om in te stemmen met om het even welke uitstootbeperking, bracht Amerika ertoe in 2000 Kyoto de rug toe te keren. Dezer dagen erkent China – intussen de grootste CO2-uitstoter ter wereld – de noodzaak om iets te ondernemen tegen de klimaatverandering. Het voert aan dat het via doelstellingen voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie doet wat redelijkerwijs verwacht kan worden. Maar het Amerikaanse Congres zal willen dat China bijkomende verplichtingen aangaat. De Chinese regering biedt dan weer weerstand tegen het idee dat ze terrein moet prijsgeven om Amerika in beweging te krijgen.

Zelfs in de allergunstigste tijden zou het moeilijk zijn om op die drie plaatsen vooruitgang te boeken, maar het ziet er ook nog naar uit dat het komende jaar een van de slechtste momenten wordt. Een wezenlijk akkoord lijkt in Kopenhagen dan ook onwaarschijnlijk. Maar het is even onwaarschijnlijk dat de wereldleiders hun pogingen om de planeet te redden daar zullen opgeven. Het meest waarschijnlijke resultaat van Kopenhagen, is misschien wel een herhaling van wat gebeurde in Kyoto in 2001: grote heisa, een oproep voor een nieuwe vergadering en een akkoord in het daaropvolgende jaar. (T)

DE AUTEUR IS ADJUNCT-HOOFDREDACTEUR VAN THE ECONOMIST.

Door Emma Duncan/Illustratie: Gudrun Makelberge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content