Een goed jaar voor humanitaire bedrijven
In Irak worden vriend en vijand gedood, verwond of uitgehongerd. De hulpverleners komen in actie. Twee Belgische familiale KMO’s lopen vooraan in deze uiterst gespecialiseerde nichemarkt.
Terwijl in Irak de oorlog woedt, beleeft de nichemarkt van de humanitaire hulpverlening hoogtij. In ons land geniet een duo familiale bedrijfjes internationale faam: Alpinter uit het Henegouwse Anvaing en Reibel uit Brussel. Alpinter is actief als handelshuis voor de aan- en verkoop van humanitaire goederen en Reibel levert logistieke diensten voor humanitaire hulp.
Achttien jaar al bestuurt Giovanni Esposito zijn logistieke business. Vanuit Brussel beheert Reibel het wagenpark voor het Rode KruisInternationaal. Jaarlijks worden 400 tot 800 auto’s – in hoofdzaak de Toyota Land Cruiser – omgebouwd voor specifieke hulpverlening in oorlogsgebieden. “Noem dit geen commerciële activiteit. Van oorlog kan je niet leven,” zucht Esposito. “We maken een erezaak van de tijdige levering van humanitaire goederen.” Valse bescheiden- heid? Reibel opereerde als enige logistieke dienstverlener in Tsjetsjenië. Per helikopter werd ook de hoofdstad Grozny bevoorraad.
De voorbije zes maanden bereidde Reibel het conflict in Irak goed voor. Voor het Rode Kruis vervoerde het bedrijf allerlei hulpgoederen tot de grens met Koeweit. Het Rode Kruis ontwikkelde een scenario waarbij 250.000 vluchtelingen zouden worden opgevangen in de buurlanden Iran, Jordanië, Syrië en Turkije. Vanuit Koeweit werd de goederenstroom verder behandeld door de Rode Halve Maan van Irak. Reibel verscheepte tenten, dekens, keukenbestekken, hygiënische pakketten of voedsel. “Dit is geen logistieke ketting waarbij je elke ochtend duizend blikjes frisdrank in een filiaal van een grootwarenhuis dropt,” zegt Esposito. “Het is geen maatwerk. Elke oorlog wordt anders gevoerd, dus moet je steeds je logistieke methode heruitvinden. Bovendien werk je met steeds wisselende situaties. De route die je vandaag gebruikt, moet je morgen misschien overboord gooien. Ook wij voeren een oorlog, maar dan in logistiek.”
Volatiele business
Die onberekenbaarheid maakt van de business van humanitaire hulpverlening een uiterst specifieke nichemarkt. Volatiliteit is troef, met enorme pieken en dalen. Maandenlang draait die activiteit op een laag pitje, plots moeten producten uiterst snel worden geleverd. Hoe meer crises in de wereld, hoe beter voor de business? “Uiteraard zijn wij afhankelijk van crisissituaties. Onze slogan zegt het trouwens: ready for the unexpected,” zegt Glenn Verborgh, algemeen directeur van Alpinter. Het bedrijf is een zuster van tentenbouwer Alpino uit Ronse en ligt net over de taalgrens in Anvaing. Alpinter is een handelshuis dat mikt op humanitaire goederen zoals tenten, dekens, jerrycans, plastic zeilen, keukengerei. Maar Alpinter verbreedde zijn aanbod naar hygiëne- en schoolpakketten, voeding en kleding. De belangrijkste producenten zijn een resem onderaannemers in lagelonenlanden zoals Oost-Europese landen, Egypte, India, Pakistan en Turkije. De kwaliteit is goed en de transportwegen naar de mondiale conflicthaarden zijn korter. “In deze business overleef je nooit als gewone producent. Onze markt is veel te volatiel. Hoe kan je nu plannen of je 50.000 of 100.000 dekens nodig hebt? Grote bedrijven krijgen onvermijdelijk te veel overheadkosten. Alleen als je klein en flexibel bent, hou je het vol in deze sector,” weet Verborgh, sinds 1990 actief in de humanitaire hulpverlening.
De balansen van de beide familiale KMO’s ogen erg solide. In 2001 boekte Reibel een nettowinst van 140.000 euro, of een rendement van 38 % op het eigen vermogen, bij een schuldgraad van 62 %. Alpinter haalde in hetzelfde jaar een nettowinst van 11.000 euro, bij een omzet van 15 miljoen euro. Dat betekende een rendement van slechts 1,4 %. Maar 1999, met de oorlog in Kosovo, was een heel goed jaar. De omzet van 13 miljoen euro en een nettowinst van 266.000 euro resulteerden in een rendement op eigen vermogen van 39 %.
Putten uit de aankoopbijbel
Mooie cijfers, maar de bedrijven houden hun activiteiten liever discreet. Net als de humanitaire organisaties, die niet graag de commerciële kant van de operaties tonen, vanwege de gevoeligheid bij de publieke opinie. In dit kleine wereldje zijn de banden tussen de dienstenbedrijven en de humanitaire organisaties overigens erg nauw. Ze putten uit een standaardgids – de “aankoopbijbel” in het jargon – voor de aankoop van producten. De meest gevraagde middelen zijn plastic zeilen, jerrycans, tenten, dekens en keukensets. En de humanitaire organisaties verzachten zelf de pijn van een weinig roterend voorraadbeheer en kapitaalintensieve investeringen.
“Wij hebben hen nodig, zij ons,” benadrukt HermanPeeters, verantwoordelijke voor de logistiek bij het Rode Kruis Vlaanderen. “Wij hebben niet de financiële slagkracht om goederen te stockeren, zij wel.” Het Rode Kruis Vlaanderen kreeg de voorbije week van de federale regering een bedrag van 2 miljoen euro voor de oorlog in Irak. De regering maakte een tweede schijf van 2 miljoen euro vrij voor als de situatie verslechtert. “Onze relatie met onze leveranciers is natuurlijk heel anders dan bij een commercieel bedrijf,” zegt Peeters. “Wij hebben geen klanten die feedback geven en een bepaalde kwaliteit vereisen. Wij moeten als organisatie zelf nieuwe ontwikkelingen en producten initiëren bij onze leveranciers.”
Welke nieuwe producten en ontwikkelingen brengt het conflict in Irak de volgende dagen en weken? De Europese Commissie maakte via haar departement voor noodhulp Echo meteen 3 miljoen euro vrij. Maar Europees commissaris voor Humanitaire Hulp Poul Nielson hoopt op een totaalbedrag van 100 miljoen euro.
Wolfgang Riepl
“Wij hebben geen klanten
die feedback geven
en een bepaalde
kwaliteit vereisen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier