EEN FEESTJE VAN 22,4 MILJARD EURO
Geen enkel Europees land heeft de voorbije jaren zijn overheidsuitgaven sterker doen stijgen dan België. De regering-Michel probeert het tij te keren, maar staat voor een zware opdracht. Zelfs met besparingen zullen de uitgaven tegen het einde van de legislatuur slechts met een paar procentpunten dalen.
” Mijn zakken zijn dichtgenaaid”, zei minister van Sociale Zaken Maggie De Block (Open Vld) net voor de begrotingscontrole eind maart. Lees: besparingen in de sociale zekerheid zijn niet meer mogelijk. CD&V-voorzitter Wouter Beke haalt de uitspraak van De Block nu aan in zijn verzet tegen een nieuwe snoeibeurt in de overheidsuitgaven. Het bobijntje is op. Trouwens, de regering-Michel kiest al volop voor besparingen, zegt de CD&V-voorzitter. Bij haar aantreden in oktober zette de coalitie vooral in op uitgavenverminderingen: 2,5 miljard euro in 2015, en 8,1 miljard euro over de hele legislatuur. Daar staan slechts 2,8 miljard euro nieuwe inkomsten tegenover.
Beke dient daarmee N-VA-voorzitter Bart De Wever van antwoord. Die vindt dat de discussie over de taxshift niet beperkt mag blijven tot een loutere verschuiving van belastingen van arbeid naar nieuwe inkomstenbronnen als consumptie, milieu en vermogen. Waarom de lagere lasten op arbeid niet voor een deel compenseren door een vermindering van de overheidsuitgaven, denkt de N-VA hardop. En dan kijken de Vlaams-nationalisten vooral naar de sociale zekerheid. “De sociale zekerheid teert de staat uit”, zegt De Wever. Maar dat is dus taboe voor de christendemocraten.
Wie heeft gelijk? De cijfers van de Europese Commissie zijn duidelijk: de overheidsuitgaven zijn in België nog altijd zeer hoog in vergelijking met het buitenland. De Belgische overheidsuitgaven bedroegen vorig jaar 53,9 procent van het bbp. Enkel Finland (58,7 %), Denemarken (57 %) en Frankrijk (56,7 %) scoren hoger. In Nederland zijn de overheidsuitgaven net iets meer dan 50 procent van het bbp, in Duitsland bedragen ze amper 44 procent.
De crisis? Niet echt
Het hoge Belgische percentage kwam er vooral door de sterke stijging sinds de eeuwwisseling. De jaarlijkse primaire overheidsuitgaven (exclusief rentelasten) namen van 2000 tot 2013 toe met 9,1 procent van het bbp. Anders gezegd: in 2013 gaven de Belgische overheden 36,4 miljard euro meer uit dan in 2000 (zie grafiek Overheidsuitgaven nemen fors toe).
Die stijging heeft verschillende oorzaken. Iets meer dan de helft is een gevolg van de toegenomen sociale uitgaven: 4,7 procent van het bbp meer, waarvan 2,1 procent voor de pensioenen. Een logische evolutie gezien de vergrijzing van de bevolking. En ook de financiële crisis van 2007-2008 had gevolgen. Die deed de overheidsuitgaven door het dak gaan. Hogere werkloosheidsuitkeringen, meer uitgaven voor tijdelijke werkloosheid om werknemers niet definitief uit het arbeidscircuit te duwen. Dat is het vaak gehoorde argument van de voorstanders van hoge overheidsuitgaven: die hebben vermeden dat de crisis van 2008 al te zwaar heeft ingehakt op de Belgische economie.
Maar wie de cijfers in detail bekijkt, merkt dat de precaire economische toestand slechts gedeeltelijk de overheidsuitgaven heeft beïnvloed. Gecorrigeerd voor conjunctuur stegen ze nog altijd met 7,7 procent van het bbp tussen 2000 en 2013. Trekken we ook de gestegen pensioenkosten af — 2,1 procent van het bbp — dan komen we uit op een stijging van 5,6 procentpunt. Dan blijkt dat de Belgische overheden zich de voorbije jaren een feestje van 22,4 miljard euro hebben gepermitteerd.
Dat het wat gemakkelijk is om de oorzaak voor de stijgende uitgaven enkel te zoeken bij de financiële crisis, blijkt ook uit de evolutie van de uitgaven na 2010, wanneer de economie wat op adem kwam. Sinds 2008 stijgen de Belgische primaire uitgaven sneller dan de reële economische groei, dat zette ook na 2010 door en is vandaag nog altijd het geval.
De vlucht vooruit
België heeft een probleem, blijkt uit een internationale vergelijking die het IMF maakt. De overheidsuitgaven stegen in België sinds 2007 met 6,5 procentpunt. Geen enkel Europees land scoort hoger. Het IMF wijst ook de oorzaak aan: ook na de crisis bleven de sociale uitgaven hier door het dak gaan. In de hele Europese Unie en zelfs de OESO begonnen die licht te dalen of stabiliseerden ze vanaf 2007, maar niet in België (zie grafiek Belgische sociale uitgaven blijven ook na crisis stijgen).
De Belgische sociale uitgaven zijn met 28,8 procent van het bbp (zo’n 115 miljard euro) na Frankrijk en Denemarken de hoogste van de OESO-landen. Vooral de uitgaven voor pensioenen en werkloosheidsuitkeringen liggen significant hoger. De zogenoemde inkomensondersteuning voor de bevolking op arbeidsleeftijd (brugpensioen/SWT en tijdskrediet) is met 8,2 procent van het bbp (32,8 miljard) het derde hoogste in de OESO, na Denemarken en Ierland. Ook de pensioenuitgaven (10,2 procent van het bbp of 40,8 miljard) liggen iets hoger dan het OESO-gemiddelde. De uitgaven voor vervroegde uittreding zijn tussen 2011 en 2013 weliswaar licht gedaald door de verstrenging van het stelsel onder de regering-Di Rupo. Maar die dalende uitgaven (iets meer dan 2 procent van het bbp) werden ruimschoots gecompenseerd door de gestegen uitgaven voor arbeidsongeschiktheid en invaliditeit (+ 5 procent van het bbp). Het zijn duidelijk communicerende vaten: als brugpensioen en aanverwanten minder aantrekkelijk worden, ‘vluchten’ oudere werknemers naar andere vormen van inactiviteit.
Duur ambtenarenapparaat
Behalve de sociale uitgaven namen ook andere Belgische overheidsbestedingen in de periode 2007-2013 meer dan gemiddeld toe. Het gaat over wat het IMF de post ‘bedrijfssubsidies’ noemt. Volgens het IMF bedragen die in België 2,3 procent van het bbp (9,2 miljard euro). Dat is een stuk hoger dan het gemiddelde van de drie buurlanden: 0,8 procent van het bbp. Bovendien stegen ze in België tussen 2007 en 2012 met 0,8 procent van het bbp, terwijl ze in andere Europese landen stabiel bleven (zie grafiek Subsidies aan ondernemingen blijven op een hoog niveau).
Enige nuance is op zijn plaats voor de omschrijving van die ‘subsidies’: een belangrijk deel ervan zijn arbeidsmarktondersteunende maatregelen. Dienstencheques bijvoorbeeld kosten per jaar bruto zo’n 1,8 miljard euro, maar creëren wel banen voor laaggeschoolden. Andere bedrijfssubsidies zijn de verminderingen van de bedrijfsvoorheffing die eigenlijk neerkomen op een lastenverlaging voor ondernemingen. Voorts zijn er de miljardensubsidies aan NMBS, Infrabel en bpost.
Een derde belangrijke uitgavenpost voor de overheid is het ambtenarenapparaat. Om het gewicht ervan te meten, kijkt het IMF naar de totale loonmassa van het overheidspersoneel. In België bedraagt die bijna 13 procent van het bbp of 2,5 procentpunt meer dan het eurogemiddelde. Tussen 2010 en 2012 steeg die loonmassa ook sterker dan de economische groei. Wel zijn er verschillen tussen de overheidsniveaus. Sinds 2011 is de toename van de loonsom beperkt tot 1 procent bij de federale overheid. Bij de lagere overheden (deelstaten, provincies en steden en gemeenten) is dat meer dan 2 procent.
Een eerste kleine stap
Instellingen als IMF en OESO roepen België op zijn uitgavenbonanza een halt toe te roepen. Maakt de regering daar werk van? Volgens het IMF wel. De besparingen van 8,1 miljard euro die de regering-Michel voor de periode 2015-2018 plant, zijn niet min: ze komen overeen met zo’n 2 procent van het bbp.
Twee derde van de inspanning gebeurt in de sociale uitgaven. Een belangrijke maatregel was de vermindering van de reële groeinorm in de gezondheidszorg tot 1,5 procent. Dat is een stuk lager dan het gemiddelde van 3 procent in de periode sinds 1995. Ook de verstrenging van het vroegere brugpensioen en het vervroegd pensioen moet zorgen voor een daling van de uitgaven met 354 miljoen euro. Het IMF wijst ook op de afbouw van subsidies. Zo wil de regering de geldstroom naar de NMBS tegen het einde van de legislatuur verminderen met 663 miljoen euro. Het IMF raadt ook aan de jobondersteunende subsidies aan bedrijven te vervangen door meer transparante loonkostenverlagingen.
Maar doet het regeringsbeleid de overheidsuitgaven substantieel dalen? Het Planbureau waarschuwt in zijn jongste rapport voor overdreven optimisme. De uitgaven voor werkloosheid en werkloosheid met bedrijfstoeslag zullen de komende jaren weliswaar sterk dalen: van 2,3 procent van het bbp in 2014 naar 1,6 procent in 2020. Maar dat is niet voldoende om de uitgavengroei voor pensioenen en gezondheidszorg volledig te compenseren. Ondanks de hervormingen ziet het Planbureau de sociale uitgaven sterker stijgen dan de potentiële economische groei.
Het Planbureau wijst ook op het positieve effect van de afbouw van het ambtenarenapparaat en de besparingen via verminderde subsidies aan de NMBS. Voor dit jaar schat het Planbureau de primaire uitgaven op 50,4 procent van het bbp. De komende jaren dalen die wel degelijk, zij het tergend langzaam. In 2017 duikt België voor het eerst sinds lang onder de 50 procent, maar in 2019 bedragen de primaire overheidsuitgaven nog altijd 49,2 procent van het bbp. Daarmee komt België uit op het precrisisniveau, maar de 43 procent van 2000 is dan nog veraf. Het zal nog een tijdje duren voor het feestje van 22,4 miljard is verteerd.
ALAIN MOUTON
Als brugpensioen en aanverwanten minder aantrekkelijk worden, ‘vluchten’ oudere werknemers naar andere vormen van inactiviteit.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier