Een bouwvakker moet renderen
De volgende vier jaar pompt het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwsector 1,9 miljard frank in opleiding. Daardoor hoopt het de wankele arbeidsmarkt in de sector te stutten. Prachtig. Maar willen en kunnen de bouwondernemers en de werkloze bouwvakkers wel mee ? Trends kon exclusief een rapport inkijken dat op zijn zachtst het optimisme tempert.
Een betere beroepsopleiding, de tewerkstelling van jongeren bevorderen en verhelpen aan de krapte aan vaklui : dat zijn de doelstellingen van de sociale partners uit de bouwsector en daarvoor hebben ze via het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwsector ( FVB) 1,9 miljard frank over, gespreid over vier jaar. Volgens de CAO kunnen pas afgestudeerde jongeren een jaar lang begeleid worden door een “peter” die hen het klappen van de zweep aanleert, en hun rendement en kwaliteit opdrijft. Het idee grijpt terug naar de traditie van de bouwvakker die zijn zoon of neef meenam “op travaux” en hem gelijk informeel de stiel leerde.
Aannemers die in het systeem stappen, kunnen gedurende dat leerjaar rekenen op een tegemoetkoming van 100.000 frank per jongere. In het systeem is er plaats voor 2500 afgestudeerden. Jaarlijks kunnen nog eens 500 jongeren die hun voltijdse studies niet beëindigden aan de slag voor driekwart van de werktijd. Het andere kwart worden ze gesubsidieerd bijgespijkerd in een opleidingscentrum. Ook voor gevestigde bouwvakkers komen er extra vormingsmogelijkheden. De goede wil en de actiebereidheid is er alvast bij de sociale partners.
C-functies
Een door socioloog Michel Albertijn van het bureau Tempera in opdracht van het FVB uitgevoerd onderzoek naar de mogelijkheden tot opleiding en inschakeling van laaggeschoolden levert evenwel weinig rooskleurige vooruitzichten op voor groepen werknemers die wel in het reservoir van de bouw zitten, maar er niet uit worden gevist. Albertijn interviewde tussen mei en november 1996 woordvoerders van 44 ondernemingen (27 aannemers metselwerk en 17 installateurs van centrale verwarming). Al deze bedrijven hadden langer dan een half jaar een vacature openstaan. Zij werden gepolst naar de mogelijkheden om via een combinatie van opleiding en takenherschikking de instroom van laaggeschoolden te bevorderen en deze te laten evolueren tot de zo gezochte vaklui. Het opstapje zou worden gezocht in het inschakelen van laaggeschoolden in c-functies. Dit zijn “smalle taken”, zoals het plaatsen van gipsplaten of gevelreiniging, eenvoudige en vaak repetitieve arbeid die zich leent tot automatisering en prefabricatie. Dec-functie zou geen eindpunt (kunnen) zijn, maar slechts een introductie waarop de werknemers voortbouwen in de richting van echte vakarbeid.
Het idee was schitterend, de realiteit ontnuchterend. Schrijft Albertijn : “Er lijkt weinig toekomst voor de c-functies van metselaar en monteur centrale verwarming. De instapeisen in die jobs liggen te hoog om de c-functie levenskansen te bezorgen. Veel is terug te brengen tot een arbeidsorganisatie die weinig verschuivingen toelaat. Bovendien situeren bedrijven de problemen aan de andere kant van de arbeidsmarkt. Urgent is het tekort aan vaklui en dat zien ze niet opgelost door de instroom van laaggeschoolden.”
De bouwsector
is altijd een buitenbeentje geweest. Hij blijft zwaar kampen met de personeelsproblematiek, of er nu veel of weinig werk is. Het door Tempera onderzochte staal toont een onthutsend verloop. De bedrijven wierven op jaarbasis 29 % nieuwe metselaars en monteurs cv aan en zagen over dezelfde periode 24 % van hun personeel vertrekken (gepensioneerden niet inbegrepen). Zeker onder de vaklui is het verloop groot. “Voor vijf frank per uur meer stappen ze over naar een ander bedrijf,” klaagt een werkgever. De tijd is terug dat de goede bouwvakker als het ware zijn eigen loon kan bepalen. Acht op tien ondernemers zeggen dat ze het moeilijk hebben om geschikt personeel te vinden, zelfs al stellen ze zich tevreden met kandidaten die zwakker uit de hoek komen dan ze zelf zouden willen. Ondanks de hoge eisen die ze in principe stellen alle bouwondernemers zoeken polyvalente vaklui die verschillende disciplines beheersen en onmiddellijk renderen zien ze zich genoodzaakt vrede te nemen met “risicogroepen” (zie tabel 1). Voor de bouwondernemer mag je al wat ouder zijn (90 % ziet geen graten in de aanwerving van 40-plussers voor toch wel een hard beroep) en slecht gestudeerd hebben (voor 93 % is meer dan een diploma lager onderwijs geen must). Migranten en zelfs personen die langer dan een jaar werkloos zijn, zouden een ernstige kans krijgen. Eén op drie werkgevers zou zelfs vrouwen op de werf over zijn hart krijgen. Het enige criterium is dat de nieuweling van wanten weet. Zelfs wie fysiek het hoge ritme niet helemaal aankan, moet niet wanhopen. “Wie wil werken, mag komen en kan blijven,” is de overheersende boodschap (zie tabel 2). Waarom geloven de bouwondernemers dan niet in de combinatie opleiding-herschikking van het werk ?
Veeleisend voor laaggeschoolden
Het antwoord puren we uit de conclusies van Michel Albertijn : “C-functies bestaan bij de gratie van het herschikken van de arbeidsorganisatie en taaksplitsing. De mogelijkheden tot taaksplitsing ogen klein. Noch voor het metselen, noch voor het monteerwerk zien de ondervraagde bedrijfsleiders en rekruteringsverantwoordelijken een deeltaak die op enkele maanden aan laaggeschoolden aangeleerd kan worden en waarmee werkzoekenden een kans maken op de werven.”
Hoewel metselwerk zich theoretisch leent tot taaksplitsing staan er te veel praktische bezwaren in de weg. Het onderzoek wijst echter uit dat bedrijven meer eisen van hun metselaars. In bijna elke onderneming kan de zwakste metselaar alle “vuile” metselwerk en vaak ook alle gevelmetselwerk aan. Aannemers willen bovendien niet rekruteren onder dit minimale takenpakket. Alleen in bedrijven die met grote ploegen (8 à 10 man) werken, is er soms nog plaats voor een laaggeschoolde duvelstoejager. Voor monteurs cv ligt de zaak nog moeilijker, omdat het werk complexer is en de ploegen bijna altijd uit slechts twee personen bestaan.
Wellicht de grootste hinderpaal
voor het inschakelen van laaggeschoolden in eenvoudige jobs, is dat iedere werkgever die dit overweegt, ook verwacht dat deze personen snel doorgroeien tot volwaardig vakman. Op enkele maanden tijd dus. Realistische schattingen geven aan dat men minstens anderhalf tot twee jaar geduld moet oefenen. “De verzuchting tot snel doorgroeien staat haaks op de fundamenten van c-functies,” aldus Michel Albertijn. “Die zouden immers naar risicowerknemers gaan, die naar verwachting eerder traag zullen doorgroeien naar een ruimer takenpakket.” Bovendien zijn de geïnterviewden er van overtuigd dat de c-werknemers “tweederangspersoneelsleden zullen blijven”. Zij zullen alweer de eersten zijn die sneuvelen om de tewerkstelling van de echte vaklui te vrijwaren.
De c-functies terug dan maar terug naar af ? Commentarieert Albertijn : “In deze context zegt het veel over de magere toekomst van c-werknemers dat de installateurs van centrale verwarming opmerken dat ze ‘jongeren op dat niveau nu al genoeg vinden’. Degenen om wie het te doen was, bezitten een te zwakke kennis om hen een kans te geven.”
Het probleem
zit volgens de bouwondernemers elders. Er is een alarmerende afbouw van kwalificaties aan de gang doordat de oudere werknemers met pensioen gaan of de deadline zien naderen. In de jongere generatie schuilt veel minder kwaliteit, zodat de uitstroom niet gecompenseerd wordt. In de formule opleiding-arbeidsherschikking geloven ze niet. Het alternatief dat van op de werf wordt voorgesteld is on-the-job-training via een betere stageregeling, langere stages en een betere afstemming van loonkosten en rendement van nieuwelingen.
Het lijkt er sterk op dat in de jongste CAO en in de actie van het FVB wel degelijk rekening werd gehouden met deze bevindingen. Het wordt dus uitkijken naar de eerste evaluatie van de resultaten over pakweg enkele jaren. De conclusies zullen ver buiten de bouwsector relevant zijn. Is er door op maat gemaakte opleiding nog iets aan te vangen met laaggeschoolde werknemers, in functie van hun eigen toekomst en van de behoeften van de ondernemingen ? En is er wel tijd om zich daarmee bezig te houden ?
JOS GAVEL
BOUWONDERNEMINGEN Willen principieel werken met laaggeschoolden, maar geven hen weinig tijd om te groeien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier