Een bloem voor alle seizoenen
In de oudheid stond de orchidee al bekend als een uitzonderlijke bloem, die begiftigd is met magische en geneeskundige krachten. Schrijvers hebben haar vooral bezongen als een metafoor voor de zinnelijke liefde.
Net als de roos bekleedt de orchidee een buitengewone plaats in de relatie tussen mens en bloem. Afkomstig uit het Verre Oosten werd ze in de 2de eeuw voor onze tijdrekening in de Klassieke Wereld binnengebracht. In de Middeleeuwen werd ze geadoreerd als medicijn, maar vooral als afrodisiacum. Zoals dat vandaag het geval is met de vanille uit Mexico (een orchideeënsoort nota bene) waarvan een thee getrokken wordt die een gunstig effect heeft op spijsvertering, ademhaling en andere lichaamsfuncties. De orchidee, in al haar tropische pracht, veroverde Europa in de 16de eeuw in de koffers van de grote zeevaarders.
Geen enkele andere plantensoort is met zoveel mysteries beladen. Vooreerst door zijn aantal: de familie van de orchideeën is één van de grootste uit de hele flora en telt plusminus 30.000 leden. Dat is één twaalfde van alle gekende bloemendragende plantensoorten. Om ze allemaal te catalogeren, heeft men ze de meest bizarre namen moeten geven: van Dracula tot Satyrium, van bokketongetje tot drakenkop. Hun uitzonderlijke diversiteit aan vormen en kleuren werd door de 18de-eeuwse botanicus Lamarck in de Franse Flora alsvolgt beschreven: “De orchideeën vormen zulke sterke natuurlijke familie dat de verschillende bestanddelen van de plant en de bloemdelen niet volstaan om het onderscheid te maken tussen de soorten.” M.a.w. een orchidee ontleent haar identiteit niet alleen aan de structuur van de bloem, maar ook aan haar seksualiteit, aan de biologische organisatie, het enge en strikte systeem dat haar afhankelijk maakt van een bepaald insect of een schimmel. Haar vrouwelijke en mannelijke organen zijn met elkaar vergroeid.
Er is niet alleen de kwantitatieve overheersing van de orchidee. Ook qua geografische verspreiding haalt ze records. Men vindt ze van 56° zuiderbreedte tot 68° noorderbreedte, van het tropisch regenwoud tot de arctische toendra. Sommige groeien op onherbergzame rotsflanken waar ze overdag verschroeid worden door de zon en ‘s nachts ijskoude winden moeten trotseren. In de tropische gebieden leeft ze jaar in jaar uit, als vanzelf, nauwelijks vastgehecht aan de bomen, met wortels die ragfijn zijn als de draden van een spinneweb, waaiend in de wind en zin gevend aan haar verleiding. Ze hebben een natuurlijke verspreiding gekend over het Amerikaanse, het Afrikaanse en het Aziatische continent, met uitzondering van Australië. De vanille daarentegen, een ondersoort, werd door de tussenkomst van de mens tijdens de koloniale expansie van de 18de en de 19de eeuw, in vele gebieden geïntroduceerd. Van de 110 vanillesoorten zijn er slechts drie die de gekende aromatische vruchten dragen en te vinden zijn op de befaamde vanilleplantages, m.n. de Vanilla fragrans, Vanilla pompona en Vanilla tahitensis.
De grote wetenschappelijke instellingen in Parijs, Londen en Berlijn beschikken over prachtige serres waarin hun verzamelingen orchideeën ondergebracht zijn. Hun voorbeeld werd overigens gauw gevolgd door privé-initiatieven van rijke burgers. In de loop van de 19de eeuw werden de bloemen zelfs tekenen van uitzonderlijke rijkdom. Een Vanda Sanderiana bijvoorbeeld werd in 1885 geveild voor 4500 FF, wat ongeveer gelijk stond met het jaarsalaris van een huisknecht. De passie voor de orchidee die de rijken in Europa in de ban hield, werd spoedig gevolgd door uitgebreid wetenschappelijk onderzoek. Rijke lui stuurden “orchideeënjagers” naar de overzeese gebieden om, koste wat het kost, zeldzame specimen mee te brengen. Naarmate de verzamelingen uitbreidden, groeide ook het verlangen naar meer kennis.
De orchideeën kregen een aureool van een onbereikbare schoonheid met alle grillen vandien. Sommige soorten zijn bijzonder veeleisend en vragen om vertroeteld te worden, zoals de Lycastes uit Zuid-Amerika en de Aeranthes uit Madagascar. De eersten gedijen alleen bij lage temperaturen en verlangen een periode van droogte in de winter; de anderen gedijen dan weer in zeer warme temperaturen. Maar over het algemeen kan men, mits een beetje aandacht, zowel op een appartement als in de serre of de tuin, met succes orchideeën houden. Opletten voor slakjes en schildluizen, bladeren en wortels geregeld controleren, is de boodschap. Belangrijk is wel de juiste hoeveelheid water toe te dienen. Bij te veel of te weinig water krijgt men hetzelfde effect: de wortels sterven af door oververzadiging of uitdroging. Daarom is het aan te raden de plant te houden in een pot met gaatjes, langswaar het overtollige water kan weglopen. De orchidee vraagt een zacht en kalkarm water. Het gebruik van kraantjeswater is dus niet aan te raden, tenzij het gekookt wordt. De ideale vochtigheidsgraad voor een gezonde plant bedraagt 60°. Vooral ‘s nachts en ‘s morgens. Overdag mag het iets minder zijn. De orchidee houdt van de nabijheid van andere planten, vooral van varens, met wie ze ook in de natuur vaak samenleven. Vermijd de noordkant. Vooral in de winter staan ze liefst zuidwaarts georiënteerd.
Zowat een kwart van de gekende orchideeën ( Cypripedium, Orchis, Dactylorhyza en Ophrys bijvoorbeeld) passen zich aan het leven op de bodem aan, d.w.z. dat ze ondergrondse wortels aanmaken wanneer ze in de grond geplant worden. Deze soorten kunnen dus in de tuin gehouden worden, liefst beschut tegen de volle zon en de wind, in kleiachtige grond die verrijkt is met humus van eiken- en beukenbladeren, met toevoeging van zand, schors van pijnbomen. Ze kunnen eventueel buiten in potten gehouden worden, maar dat is niet eenvoudig.
Driekwart van de orchideeën zijn echter epifyten (van het Grieks epi: op – en phyte: plant), wat betekent dat ze op andere planten leven. Zonder dat ze daarom parasieten zijn. M.a.w.: ze gebruiken de andere plant uitsluitend als steun voor hun luchtwortels en ze zullen er geen voedsel aan ontlenen. Ze hoeven niet noodzakelijk een boom als ondersteuning te hebben. Dat kan ook bijvoorbeeld een ijzersmeedwerk in de tuin zijn.
In de herfst ontwikkelen de Europese soorten (waaronder de Ophrys) een trosje kleine blaadjes die winterhard zijn. De vroegste bloeiers beginnen al in januari. In de maanden maart en april bloeien de mediterrane soorten; in mei en juni de meeste andere. De bloei loopt door tot de maand juli, zelfs augustus voor de laatbloeiers die normaliter op een hoogte gedijen. Sommige typische Spiranthes spiralis bloeien zelfs in september en oktober.
De debutant die zich in een orchideeënavontuur wil storten, mag zich niet laten afschrikken door de grootspraak van de kenners. Met een minimum aan volharding, een beetje lectuur en een groeiende ervaring, zal ook hij een specialist worden. Wie zich eenmaal door deze uitzondelijke schoonheid heeft laten verleiden, is gestrikt voor de rest van zijn leven.
REGINE CERFONTAINE
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier