Een bescheiden plan met een bescheiden impact
Het Belgische relanceplan van 5,9 miljard euro is een mager beestje. Toch kan het een vliegwiel op de economie zetten, als de gevraagde hervormingen er komen. Maar net daar knelt het schoentje. En om de overheidsinvesteringen op niveau te krijgen, is het volgende decennium elk jaar een relanceplan nodig.
93 miljoen euro voor de aankoop van elektrische bussen, 51 miljoen voor een Brusselse app om het rekeningrijden te beheren, 2,9 miljoen voor de bevordering van de gendergelijkheid op de werkvloer. Het Belgische relanceplan, officieel het Plan voor Herstel en Veerkracht, leest bij momenten als een postordercatalogus. Op 30 april diende de regering de turf van 500 bladzijden bij Europa in, om 5,9 miljard euro steun los te peuteren. Het plan is met 80 investeringsprojecten en 34 hervormingen de optelsom van de verlanglijstjes van de federale en de deelstaatregeringen. Die versnippering komt de slagkracht niet ten goede. “Hoeveel projecten halen de finish? Wat zal de efficiëntie nog zijn over enkele jaren? We beperken ons beter tot een handvol projecten die we heel goed doen”, vindt professor Herman Matthijs, hoogleraar openbare financiën aan UGent en de VUB. “Ik ben niet onder de indruk”, zegt ondernemer en federaal parlementslid Christian Leysen (Open Vld). “Een sterk plan blinkt uit door doelgerichte investeringen en moedige hervormingen. Dit is een plan op zijn Belgisch, waar tien partijen aan hun trekken moeten komen en waarin veel inhaalinvesteringen zitten. De verdienste van federaal staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen Thomas Dermine (PS) is dat er een plan is.”
Er zit heel wat opgewarmde kost in het plan. Heel wat zaken zijn zo weggelopen uit het regeerakkoord, zonder dat ze verscherpt zijn’ – Stijn Baert, UGent
Nadat de federale regering het plan heeft ingediend bij de Europese Commissie, zal die enkele maanden de tijd nemen om het door te lichten en het eventueel aan te passen. Europa zal met de fijne kam door de plannen van de lidstaten gaan. Frivole of wollige avonturen krijgen geen geld. Voor België ligt 5,9 miljard euro klaar voor de periode 2021-2026, een injectie van ongeveer 1,5 procent van het bruto binnenlands product (bbp). “Je voelt dat dit plan van moetens is. Europa heeft geld voor investeringen, dus we maken een plan om dat geld te gebruiken. Maar een traject om de investeringen structureel te verhogen, heb ik niet gevonden”, zegt Stijn Baert, professor economie aan UGent.
Ondanks de versnippering is er een rode draad: het plan omvat vooral investeringen die de economie duurzamer, digitaler, veerkrachtiger en inclusiever moeten maken. Dat moet van Europa, want het plan moet passen in de filosofie van het Europese herstelfonds van 750 miljard euro. Het Belgische plan steunt op zes pijlers: klimaat, digitale transformatie, mobiliteit, mens en samenleving, economie van de toekomst en overheidsfinanciën. Het Planbureau stelt dat 88 procent gaat naar een toename van de kapitaalvoorraad van de Belgische economie. 57 procent van de projecten verdient het label ‘duurzaam’, wat meer is dan het minimum van 37 procent dat Europa vraagt. 31 procent moet onze digitale vaardigheden versterken, terwijl Europa tevreden is met 20 procent.
Te weinig om de relance vleugels te geven
Alle beetjes helpen, maar 5,9 miljard euro verspreid over vijf jaar is te weinig om de relance vleugels te geven. De regeringen weten dat ook. Het Europese geld past in een ruimer herstelplan om de overheidsinvesteringen fors op te voeren. Vorig jaar bleven die haperen op 2,6 procent van het bbp, minder dan het Europese gemiddelde (3,5%). Dat is veel te weinig om het groeipotentieel van de economie op te krikken. Sinds 2000 heeft België een investeringsachterstand van bijna 70 miljard euro opgelopen tegenover het Europese gemiddelde ( zie grafiek). De regering heeft de ambitie 3,5 procent van het bbp tegen 2024 te besteden aan investeringen. In 2030 moet dat 4 procent zijn. Daarvoor moet ze tegen 2024 ruim 13 miljard extra investeren, en tegen 2030 zijn nog eens vijf relanceplannen nodig. “Dat lukt alleen nog als onze werkgelegenheidsgraad stijgt naar 80 procent”, zegt Matthijs.
Weinig landen investeren zo weinig tegenover een zo hoge belastingdruk, terwijl net die investeringen duurzame groei mogelijk maken.
Het bescheiden relanceplan vertaalt zich in een bescheiden impact op de economie. Het Federaal Planbureau berekende dat de investeringen het groeitraject van de Belgische lichtjes zal verhogen. Op de toppunt van het plan, in 2022, zal het bbp met 0,2 procent zijn gestegen. Over de hele periode bedraagt de bbp-winst 0,83 procent. Dat is weinig. Toch is er ook op lange termijn een effect. Tegen 2040 zou het bbp nog altijd 0,1 procent hoger zijn in vergelijking met het traject zonder relanceplan.
Voor de werkgelegenheid is de oogst evenmin spectaculair. In de periode 2021-2026 komen er jaarlijks gemiddeld 2300 banen bij, met een piek van 3900 in 2022. “De versnelde degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen zou volgens het Planbureau 12.500 banen opleveren in één jaar, zonder financiële investering”, zegt Stijn Baert.
De kracht is de achilleshiel
Voor een keer zal de realiteit wellicht positiever zijn dan de prognoses. De effecten kunnen veel groter zijn. Zo wordt geen rekening gehouden met de relanceplannen van de handelspartners, terwijl een open economie als de Belgische daar mee van profiteert. Het Planbureau maakt ook abstractie van de hervormingsplannen van de federale en de gewestregeringen die in het relanceplan zijn opgenomen. “Die kunnen het effect verveelvoudigen”, schrijft het Planbureau.
Het relanceplan steekt de kop niet in het zand. Er staat onder meer in dat 80 procent van onze gebouwen niet energie-efficiënt is, dat we het gebruik van fossiele brandstoffen nog te veel subsidiëren, dat de efficiëntie van de Belgische justitie veel te wensen overlaat, dat ons wegtransport te vervuilend is, dat de alternatieven niet performant zijn, dat 22,8 procent van de 25- tot 64-jarigen niet werkt, dat op arbeid een hoge belastingdruk rust, dat het toekenning van vergunningen te lang duurt.
De grote kracht van het plan is dat het investeringen koppelt aan hervormingen. Dat moet van Europa. Als de lidstaten de jaarlijkse aanbevelingen van de Europese Commissie niet volgen, krijgen ze het beloofde geld niet. De steun van Europa is het lepeltje suiker om de soms bittere hervormingspil door te slikken. België moet de werkgelegenheidsgraad verhogen, onder meer door de arbeidsmarkt, de pensioenen en de fiscaliteit te hervormen.
De sterkte van het plan is echter ook zijn achilleshiel. De regering put uit het regeerakkoord om de Europese Commissie te overtuigen van haar hervormingsdrang, maar de hervormingen daarin zijn onvoldoende om bijvoorbeeld tot een werkgelegenheidsgraad van 80 procent te komen. Van het pensioenplan dat minister Karine Lalieux (PS) in het najaar zal presenteren, verwachten weinig waarnemers een hervorming die de vergrijzing betaalbaar maakt. De PS ziet de verhoging van de laagste pensioenen als een vorm van relance. “In de plannen van Frankrijk en Duitsland gaat het ook vooral over uitgeven en minder over hervormen. Als de groten het zo doen, zal de Europese Commissie ook weinig controle uitoefenen op de hervormingsplannen van de kleine landen”, zegt federaal parlementslid Sander Loones (N-VA).
“Er zit heel wat opgewarmde kost in het plan”, zegt Stijn Baert. “Heel wat zaken zijn zo weggelopen uit het regeerakkoord, zonder dat ze verscherpt zijn. In het hoofdstuk over de pensioenen is zelfs de milde verwijzing naar het terugdringen van gelijkstelde periodes gesneuveld. De olifant in de kamer – hoe maken we onze sociale zekerheid minder vrijblijvend en hoe zorgen we ervoor dat werken meer loont – wordt genegeerd.”
“De noodzakelijke hervormingen zijn al vaak aangekondigd, maar er komt weinig van als er geen politieke wil is. Europa eist al langer een stevige hervorming van de pensioenen en de arbeidsmarkt, maar die is moeilijk af te dwingen”, zegt Herman Matthijs. “Wat in het regeerakkoord staat, is onvoldoende. We kunnen de sociale zekerheid alleen beschermen met hervormingen”, zegt Leysen.
Geld genoeg, maar niet voor bakstenen en mortel
In principe hebben onze overheden voldoende middelen om die uitdagingen het hoofd te bieden. Hun inkomsten liepen in 2019 op tot 238 miljard euro, ruim 50 procent van het bbp. Die middelen worden echter niet altijd even efficiënt besteed. Weinig landen investeren zo weinig tegenover een zo hoge belastingdruk, terwijl net die investeringen duurzame groei mogelijk maken.
Europa maant België al langer aan om zijn de uitgaven grondig door te lichten. In het relanceplan staat de doelstelling om de schaarse middelen beter te kanaliseren naar groei- en klimaatvriendelijke investeringen. “Er is een kerntakendebat nodig, maar voorlopig durft niemand dat aan”, zegt Herman Matthijs.
Intussen zijn de Europese fondsen meer dan welkom, om investeringen te financieren. Het vreemde aan die Europese geldcarrousel is dat België er verlies op maakt. Europa zal 800 miljard euro lenen om het herstelfonds te spekken. De lidstaten staan borg voor die leningen, grotendeels in functie van hun fiscale draagkracht. De verdeling van die fondsen gebeurt echter op basis van de behoefte van de lidstaten, gemeten aan de werkloosheid van de voorbije jaren en de impact van de coronacrisis. Landen als Kroatië en Bulgarije krijgen een transfer van ruim 10 procent van het bbp, voor Italië is dat netto 2 procent. De rijkere EU-lidstaten leveren een nettobijdrage aan het fonds. Voor België bedraagt die 1,8 procent van het bbp.
België had dus voor dezelfde inspanning een dubbel zo groot relanceplan kunnen maken. Het verschil is dat de lidstaten investeringen die met Europees geld niet in de begroting hoeven in te schrijven, terwijl dat wel moet als ze die investeringen financieren met eigen middelen of leningen. Of hoe politici een meester zijn in het zichzelf een rad voor ogen te draaien.
5,9 miljard
euro kan België krijgen voor de relance van zijn economie.
2,6 procent
van het Belgische bbp ging in 2020 naar overheidsinvesteringen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier