Eén Belg op de drie werkt niet
België telt officieel 584.000 werklozen. Maar als we de verborgen werkloosheid of inactiviteit erbij tellen, zijn het er 1,7 miljoen. Het betekent dat één op de drie Belgen op arbeidsleeftijd niet aan de slag is.
Het jongste jaarverslag van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid houdt het eenvoudig: België telt zo’n 584.000 werklozen. Op een beroepsbevolking (mensen tussen 18 en 65 jaar) van 5,210 miljoen is dat 11,2 procent.
Maar dat cijfer geeft geen juist beeld van de echte werkloosheid. Voor de berekening van de werkloosheidsgraad wordt enkel gekeken naar de werkzoekende werklozen, zij die zich dus daadwerkelijk aanbieden op de arbeidsmarkt. Tal van mensen op arbeidsleeftijd die niet actief zijn en dus niet naar een baan zoeken, worden niet in de statistieken opgenomen. En dat is onterecht, want ze leven van een uitkering, tijdelijk (zoals tijdskrediet) of definitief (zoals bruggepensioneerden en invaliden). Als we alle vormen van inactiviteit en werkloosheid samenvoegen, blijkt dat meer dan 1,7 miljoen Belgen van een uitkering leven, terwijl ze nog tot de beroepsbevolking — Belgen tussen 18 en 65 jaar — behoren. En dan werkt 33 procent van de Belgen niet, drie keer meer dan het officiële cijfer van 11 procent.
Wie om welke reden dan ook inactief is, raakt ook moeilijk opnieuw aan een baan. En dat geldt niet alleen voor invaliden of oudere werklozen. Er zijn bijvoorbeeld ook maar 5000 bruggepensioneerden die zich beschikbaar moeten houden voor de arbeidsmarkt. De andere 100.000 worden niet meer opgeroepen om na te gaan of ze echt een baan zoeken. De federale regering wil die beschikbaarheid optrekken tot 65 jaar, maar de vraag is of dat een efficiënte maatregel is. Mensen die in het stelsel van het brugpensioen zitten, hebben eigenlijk al afscheid genomen van de arbeidsmarkt.
Sterke stijging
Al die vormen van verborgen werkloosheid wegen almaar zwaarder op de overheidsfinanciën. Dat leert het jongste jaarverslag van de RVA. De dienst gaf vorig jaar 4,6 miljard euro uit aan uitkeringen voor werkzoekende werklozen. Dat is minder dan de helft (47,3 %) van alle uitgaven voor niet-werkenden. De rest van de uitgaven heeft te maken met brugpensioen, tijdelijke werkloosheid, tijdskrediet, loopbaanonderbreking en allerlei activeringsmaatregelen (startbanen, werklozen in beroepsopleiding, PWA’ers, enzovoort). In die stelsels zijn de uitgaven bovendien het sterkst gestegen.
Gecorrigeerd voor inflatie zijn de uitgaven voor gewone werkloosheid het voorbije decennium met 6 procentpunt gedaald. Maar de uitgaven voor tijdelijke werkloosheid stegen met 41 procentpunt, die voor tijdskrediet met 57 procentpunt.
ALAIN MOUTON
Wie om welke reden dan ook inactief is, raakt ook moeilijk opnieuw aan een baan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier