Een Baskisch model aan de Noordzee
De fiscale autonomie die Elio Di Rupo aan de deelstaten wil toekennen, is volgens de N-VA een mager beestje. Ook de andere Vlaamse partijen willen meer financiële verantwoordelijkheid. Het Spaanse systeem waar de regio’s over grote fiscale autonomie beschikken, kan als voorbeeld dienen.
De nota-Di Rupo is duidelijk over de fiscale autonomie voor de deelstaten: 10 miljard euro uit de personenbelasting wordt overgeheveld naar de regio’s. De deelstaten zijn vrij de aanslagvoet van hun gewestelijke personenbelasting te bepalen, in zover de progressiviteit van de personenbelasting wordt gerespecteerd. Van een echte tariefautonomie is geen sprake.
Een groot verschil met Spanje – in tegenstelling tot België niet eens een echt federaal land – waar de regio’s over een veel grotere belastingautonomie beschikken. Uitschieter zijn de autonome regio’s Navarra en Baskenland die niet alleen hun belastingen grotendeels zelf innen, maar inspraak hebben over de financiering van de bevoegdheden van de centrale overheid die op hun grondgebied worden uitgeoefend. Wie met N-VA- parlementsleden praat, hoort hen lyrisch worden over de Baskische fiscale autonomie. Baskenland en Navarra beschikken zelfs over een eigen belastingadministratie.
Hoe functioneert het systeem in de noordelijke provincies precies? De twee regio’s beschikken sinds 2002 over een bijna totale fiscale autonomie. De Baskische overheid int en beheert haar eigen belastingen, de btw uitgezonderd. Van dat geïnde belastinggeld betaalt Baskenland een deel aan de Spaanse overheid voor nationale bevoegdheden zoals Defensie en Buitenlandse Zaken.
Elk jaar storten Navarra en Baskenland het ex ante geschatte aandeel van de nationale belastingen in het geïnde totaal door aan de rechthebbende nationale overheid. Twee jaar na het fiscaal jaar gebeurt een verrekening op basis van de juiste belastingcijfers. Zo krijgt de nationale overheid in 2011 voor het eerst geld terug omdat de financiële ramingen voor 2009 de crisis onderschat hebben. Het Baskische systeem is eigenlijk het omgekeerde van het Belgische model. Hier wordt het geld door de federale overheid geïnd en daarna wordt een deel overgedragen naar de deelstaten.
Ook in andere regio’s
Baskenland en Navarra zijn geen geïsoleerde gevallen. Ook de vijftien andere Spaanse regio’s beschikken over fiscale autonomie. Aanvankelijk 33 procent en sinds 2009 de helft van de centraal geheven personenbelasting, btw en accijnzen worden aan de regio’s toegewezen. Ter vergelijking: in de nota-Di Rupo wordt een vierde van de opbrengst van de personenbelasting overgeheveld naar de deelstaten.
De Spaanse regio’s hebben de bevoegdheid om hun deel van het aanslagtarief in de personenbelasting te verhogen of te verlagen, nieuwe belastingschijven in te voeren en ze mogen de belastingvrije minima voor families en de fiscale aftrekken wijzigen.
In Spanje heeft het systeem tot verschillende tariefregimes in de personenbelasting geleid. De Balearen, Cantabrië en Extremadura hieven hogere belastingen op de hoogste inkomens. Madrid, La Rioja, Murcia en Valencia verlaagden dan weer de tarieven. Madrid behield een maximumtarief van 44,9 procent in de personenbelasting terwijl het Catalaanse parlement stemde voor het optrekken van het hoogste aanslagtarief tot 49 procent.
De regio’s maken ook gretig gebruik van de mogelijkheid om fiscale aftrekken te bepalen. Zo behield Madrid de fiscale aftrek voor de aankoop van een eigen woning terwijl die nationaal was afgeschaft om het nationale begrotingstekort van 6,3 procent van het bbp te verkleinen.
Een eigen belastingbevoegdheid gaat voor Elio Di Rupo, de PS en de andere Franstalige partijen altijd te ver. Een van hun bezwaren is dat die fiscale autonomie tot fiscale concurrentie leidt en personen verhuizen naar een regio met lage belastingen.
In Spanje gebeurt dat niet omdat een domicilie verplaatsen en verhuizen veel tijd en geld kost. Ook de veelvuldigheid aan regionale en centrale belastingregels voor de belastingplichtige zorgen voor weinig problemen aangezien het informaticasysteem van het ministerie van Financiën de verschillen doorrekent.
De nadelen van het systeem
De verschillende tarieven in de personenbelasting mogen in Spanje dan wel weinig problemen veroorzaken, de fiscale autonomie in de vennootschapsbelasting veroorzaakt wel spanningen. Een aantal regio’s klaagt over de oneerlijke fiscale concurrentie tussen regio’s. Baskenland kent een merkelijk lagere vennootschapsbelasting en leeft daarom op gespannen voet met buurregio’s als La Rioja en Castillië-Leon die beweren dat ze investeringen misliepen en bedrijven zagen vertrekken door de fiscale concurrentie in de vennootschapsbelasting.
In 2009 werd het Baskenland zelfs veroordeeld door het Europees Hof van Justitie voor concurrentieverstorende fiscale aftrekken op bedrijfsinvesteringen. Het Spaanse voorbeeld is munitie in de handen van Brusselse politici die vrezen voor een fiscale concurrentie met Vlaanderen als de vennootschapsbelasting wordt geregionaliseerd. Vlaanderen zou met een lager tarief gemakkelijker bedrijven kunnen aantrekken.
Ander punt van kritiek op de fiscale autonomie van de Spaanse regio’s heeft te maken met het gebrek aan controle van de centrale overheid op de financiën van de regio’s en dat op een moment dat iedereen in het land de broeksriem moet aanspannen. Volgens cijfers van de Spaanse Nationale Bank is de schuld van de regio’s sinds 2008 verdubbeld tot 115 miljard euro. De schuld van de lokale overheden is in diezelfde periode amper gestegen en bedraagt 35 miljard euro. De centrale overheid moet met 488 miljard euro of 45 procent van het bbp wel nog altijd het gros van de staatsschuld dragen. De totale Spaanse staatsschuld bedraagt ondertussen meer dan 70 procent van het bbp.
De Spaanse regio’s lijken niet geneigd om veel te besparen en het is vooral de centrale overheid die het begrotingsdeficit moest proberen te verkleinen. In 2009 bedroeg het totale Spaanse begrotingsdeficit 11 procent. 8 procent kwam op het conto van de centrale overheid, 2,3 procent op dat van de regio’s en 0,7 procent op dat van de gemeenten. In 2010 was het deficit gedaald tot iets meer dan 9 procent van het bbp.
Het was vooral de centrale overheid die de vinger op de knip hield. Het aandeel van de regio’s in het begrotingstekort bleef hetzelfde. In 2011 moet het deficit verder afnemen tot 6,3 procent van het bbp. De regio’s moeten hier een grotere inspanning leveren, maar volgens het ratingagentschap Moody’s is het allesbehalve zeker dat dit gebeurt.
ALAIN MOUTON
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier