Een andere loonnorm graag

Alain Mouton

Laten we meteen duidelijk zijn: de gestegen inflatie zal door de automatische loonindexering in België niet direct tot een gigantische loonprijsspiraal leiden. De prijsstijgingen zullen natuurlijk een effect hebben op de loonevolutie, maar we staan ver van de loondrift uit de jaren zeventig. Toen liep de inflatie veel hoger op en stelden de vakbonden enorm hoge looneisen. Anno 2005 is de situatie totaal verschillend. Door de import van goedkope producten uit China, de beperktere impact van olie op de economie en de overcapaciteit waar verschillende sectoren mee kampen, denken de meeste economische analisten dat het met die inflatoire tendensen nog zal meevallen.

Is er dan geen reden tot bezorgdheid? Toch wel. Door de hogere inflatie wordt in België de loonnorm overschreden en nu al is het een bijna vaststaand feit dat de lonen in de privé-sector de komende twee jaar sneller zullen stijgen dan de 4,5 % die de sociale partners begin dit jaar overeenkwamen. Daarmee krijgt het concurrentievermogen van onze ondernemingen een nieuwe knauw. Meteen kunnen we hier het zoveelste pleidooi houden om de automatische loonindexering af te schaffen. Een leuk standpunt, maar aangezien de index voor de vakbonden onaantastbaar is, helpt dit ons niet veel verder.

Vandaar dat we ons de vraag moeten stellen of de loonnorm of huidige Wet op het Concurrentievermogen nog wel nut heeft. Die loonnorm werd in 1996 ingevoerd om ervoor te zorgen dat de loonkosten in België niet sneller zouden stijgen dan in onze buurlanden. In de praktijk heeft dat niet echt voor resultaten gezorgd. Integendeel, de concurrentiehandicap met onze buurlanden is toegenomen.

En wat doe je met een wet die niet functioneert en zelfs contraproductief is? Juist: afschaffen. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat we het zonder een loonnorm moeten doen. De wet moet gewoon anders en beter. Het probleem met de huidige wetgeving is immers dat de loonnorm te indicatief en niet dwingend is. De flexibele loonmarge werd de voorbije jaren maximaal uitgebuit. Als de norm 4 % is, dan gaan vakbonden ervan uit dat de lonen op zijn minst met 4 % mogen stijgen.

Sociale partners – zeker de vakbonden – hebben op dat vlak de voorbije jaren onvoldoende zelfdiscipline aan de dag gelegd. Zij zien loononderhandelingen nog te veel door een verouderde bril: de minimumlonen moeten worden gevrijwaard. De bezorgdheid over het concurrentievermogen van de ondernemingen komt op de tweede plaats. Verschillende experts hebben in het verleden meer dan eens terecht beklemtoond dat er een nieuwe wet moet komen. Een wet van betere kwaliteit, zodat de loonontwikkeling niet alleen op een systematische manier zal worden gecontroleerd, maar ook – waar nodig – bijgesteld.

Niet alleen de onderhandelingen zijn trouwens een probleem, ook de berekening van de loonnorm. Bij het opstellen van een nieuwe wet moeten we ons in dat verband twee vragen stellen. Moeten we ons blindstaren op de loonkostenevolutie in andere landen? Uiteraard mag de kloof niet te groot worden, maar afhankelijk van de sector is het aangewezen om andere landen als referentie te nemen. Ook de methodologie die de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) volgt bij het voorstellen van een loonnorm is een discussie waard. De CRB gaat uit van een schatting van de loonkosten per werknemer bij de buurlanden en baseert zich op gegevens uit het verleden (zoals rapporten van de Oeso). Eigenlijk kijken we naar het verleden om een toekomstige evolutie te voorspellen. En dus wordt geprobeerd om het onvoorspelbare te voorspellen.

Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content