Duurzaam duurt het langst

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

De ramp met de olietanker Erika voor de Bretoense kusten heeft het bedrijfsleven – en meer bepaald TotalFina – eens te meer geconfronteerd met de noodzaak van ‘duurzaam ondernemen’. “Het is de enige manier om als onderneming te overleven,” menen ze bij Janssen Pharmaceutica uit Beerse, dat zijn productieprocessen voortaan toetst aan economische, sociale en ecologische duurzaamheidsprincipes.

U dacht dat het een farmaceutisch bedrijf niet kon overkomen, maar binnen Janssen Pharmaceutica floreert een nieuw virus. Het besmettelijke beestje heet duurzame ontwikkeling, een nieuw concept dat staat voor een dynamisch evenwicht tussen de economische, sociale en ecologische prestaties van een bedrijf. Als eerste Belgische onderneming werkt Janssen een concreet project uit om people, profit & planet in het strategische beleid te integreren. Want elke KMO of multinational die langer dan een decennium wil bestaan, moet leren sociaal en ecologisch verantwoord te ondernemen.

De druk van de zogenaamde stakeholders – aandeelhouders, werknemers, consumenten, toeleveranciers, overheid en belangengroepen – voor duurzamer ondernemen groeit met de dag. Denk maar aan de massale protesten tegen de Brent Spar (milieuactivisten verhinderden dat het Shell-olieboorplatform in de oceaan werd gedumpt), Nike (woekerwinst) en Ikea (kinderarbeid).

Over de pro’s en contra’s van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) en in zee gedumpte olieplatforms kan men oeverloos debatteren. Maar dat het brede publiek ze niet lust, heeft een enorme impact op de betrokken bedrijven. Daar kunnen zelfs machtige multinationals niet tegenop. Zo zag Monsanto zich eind vorige maand genoodzaakt te fuseren met Pharmacia&Upjohn om zijn verliezen in de landbouwchemicaliën te dekken. Ook Shell moest na de Brent Spar-hetze het roer omgooien. Sindsdien publiceert het olieconcern elk jaar een heus duurzaamheidsrapport, dat Shells impact op de samenleving uiteenzet. Ook percepties van buitenstaanders hebben een plaats in het verslag.

En na het zinken

van de olietanker Erika voor de Bretoense kust heeft TotalFina boter op zijn hoofd. Het grote publiek verwijt het Frans-Belgische concern zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid te willen ontlopen. De oproep van Greenpeace tot een boycot van TotalFina-producten zal zonder twijfel een weerslag hebben op de verkoopcijfers.

Ten slotte is ook de overheid, na de beruchte milieuconferentie van de Verenigde Naties in Rio de Janeiro (mei 1992), op de ‘duurzaamheidskar’ gesprongen. Sinds 1998 beschikt ons land over een Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling(FRDO) en schrijft het Planbureau elk jaar een state of the earth over de impact van ‘s lands activiteiten op sociaal, economisch en ecologisch vlak. En Vlaamse gemeenten die vóór 2002 een duurzaamheidsambtenaar in dienst nemen, krijgen van minister van Leefmilieu Vera Dua (Agalev) een flinke subsidie.

“Zeven jaar geleden vroeg Bob Wilson, vice-voorzitter van Johnson & Johnson ( nvdr – het Amerikaanse moederbedrijf van Janssen Pharmaceutica), me hem te vervangen op een vergadering met het Wereldnatuurfonds (WWF) in Genève,” vertelt Ajit Shetty, gedelegeerd bestuurder van Janssen Pharmaceutica (bijna 4000 medewerkers, geconsolideerde omzet van ruim 40 miljard frank): “Mijn eerste reactie was: wat heb ik eigenlijk te zoeken op een bijeenkomst van dierenbeschermers? Maar in Genève leerde ik het concept duurzame ontwikkeling kennen. Sindsdien is het een passie. Zonder een geïntegreerde aanpak van people, profit & planet zijn ondernemingen gedoemd ten onder te gaan. Het is onze enige reden van bestaan.”

Vanaf het prille begin zetelt Johnson & Johnson in de World Business Council for Sustainable Development, een internationale denktank. Beetje bij beetje sijpelen de nieuwe ideeën door naar de werkvloer. Zo besloot de werkgroep Emerging Issues van de internationale farmagroep het concept duurzame ontwikkeling eerst via een pilootpoject te lanceren. De Amerikaanse multinational telt immers een 150-tal dochterbedrijven, actief in drie verschillende sectoren: geneesmiddelen, ziekenhuistoebehoren en hygiënische consumentenproducten. Een eenmalige omschakeling voor heel het concern zou veel te duur zijn.

Uiteindelijk viel

de keuze op de afdeling plantenbescherming van Janssen Pharmaceutica uit Beerse. Niet alleen staat het farmabedrijf bekend omwille van zijn sociaal en innoverend beleid. Ook het feit dat Roger Wils – vice-president Milieuzorg van Janssen Pharmaceutica – als enige Europeaan in de internationale denktank zat, zal wel een rol in deze beslissing hebben gespeeld. Zijn medewerker Jan Liessens maakte met Ivan Somers, Jos Noben, Piet De Doncker en Staf Vermeiren een multidisciplinair eindwerk over duurzaamheid in het raam van het Middle Management Programme van de Vlerick Leuven Gent Management School.

In hun rapport legden de auteurs een lijst van criteria voor duurzame ontwikkeling vast, zowel voor het product als voor de productiemethode. Daarna onderzochten ze of het huidige beleid van Johnson & Johnson aan deze vereisten voldeed. Wils: “Uit de analyse bleek dat wij niet van nul moeten beginnen. Het credo van de groep – opgesteld in 1943 – beantwoordt wonderwel aan het hedendaagse concept van duurzame ontwikkeling. Elk jaar worden de resultaten van elke eenheid binnen Johnson & Johnson aan deze mission statement van stichter General Robert Wood Johnson getoetst.”

Daarnaast beschikt Janssen Pharmaceutica sinds twee decennia over een milieuzorgsysteem. Ook besteden de Europese werkmaatschappijen van Johnson & Johnson elk jaar gezamenlijk zo’n 176,2 miljoen frank aan sociale programma’s. Ten slotte blijven de winstcijfers telkens stijgen (9,2 miljard frank in 1998). Wils: “Het enige wat ontbreekt, is een integratie van al deze componenten. Bovendien heeft Arthur D. Little – de strategische adviseur van onze groep – een methodologie ontwikkeld om duurzame ontwikkeling in de organisatie te integreren. Daarom hebben wij hen nu als begeleider van ons project ingehuurd. Ten slotte beschikken wij al sinds 1997 over een eigen bedrijfscharter.”

Uit een recent onderzoek van Harris Interactive en Reputation Institute in september vorig jaar, uitgevoerd in opdracht van The Wall Street Journal, blijkt Johnson & Johnson de beste reputatie in de Verenigde Staten te genieten.

Shetty haalt drie redenen aan: “Omdat wij actief zijn in de sector van de volksgezondheid, moeten wij noodgedwongen rekening houden met de gevolgen van onze geneesmiddelen op toekomstige generaties. Bovendien werken wij met chemische productieprocessen, waarbij veel gebruik wordt gemaakt van solventen en organische stoffen. In het belang van onze medewerkers en medemensen zijn wij verplicht de emissies tot een minimum te beperken. Ten slotte geeft het credo van Johnson & Johnson ons slechts een bestaansrecht als wij zonder enige rangorde toegevoegde waarde bieden aan alle stakeholders.”

Naast economische objectieven hecht Janssen Pharmaceutica zeer veel belang aan zijn maatschappelijke doelstellingen. Secretaris-generaal Dirk Collier, voorzitter van Corporate Contributions Europe van Johnson & Johnson: “Vorig jaar spendeerde onze groep wereldwijd zo’n 7,6 miljard frank aan sociale initiatieven. Daarnaast beschikt onze Belgische vestiging over een groene telefoonlijn. Iedereen kan daar terecht met al zijn vragen en/of klachten. Ook vergaderen wij geregeld met onze buren. Zo besteedden wij vorige jaar een hele dag aan overleg met de inwoners van Vosselaar in verband met onze uitbreidingsplannen ter plaatse. De discussies handelden niet alleen over lawaai- en geurhinder, maar ook over bijvoorbeeld het type afsluiting of beplanting. Ten slotte vragen wij om de twee jaar aan al onze werknemers hoe wij als bedrijf beter hun wensen en behoeftes kunnen vervullen. Hieruit komen telkens concrete actieplannen.”

Het farmaceutisch concern

streeft ook naar een gezond evenwicht tussen de werkplaats en het privé-leven van de werknemers. Shetty: “Twee maanden geleden boog een tachtigtal senior managers van Johnson & Johnson zich in Antwerpen over de combinatie van werk en gezinsleven. Wij vinden dat uit huis werkende ouders niet de slaaf van hun job mogen worden, want daarvan zijn de kinderen de dupe. Uit deze sessies kwamen interessante conclusies. Niet dat we die onmiddellijk in vaste procedures gieten, maar ze beïnvloeden toch de bedrijfscultuur. Zo beleggen wij voortaan geen internationale vergaderingen meer op maandagmorgen om iedereen de kans te geven zondagmiddag thuis te kunnen doorbrengen.”

Janssen Pharmaceutica investeert zo’n 500 miljoen frank in veiligheid en milieu (de werkingskosten van de milieudienst alleen al bedragen 650 miljoen frank). Zo is de farmagroep uit Beerse er in geslaagd op nog geen decennium tijd haar uitstoot van vluchtige organische stoffen met bijna 98% te verminderen. Ook wordt elke leverancier aan strenge milieu- en veiligheidsnormen onderworpen. Een bedrijf dat meer dan 10% van zijn omzet bij Janssen Pharmaceutica realiseert, moet een charter van niet-kinderarbeid, veiligheid en milieu ondertekenen. Ten slotte bevindt zich in elk Johnson & Johnson-kantoor een sproei-installatie in geval van brand. Deze toestellen kosten fortuinen en leveren geen materiële voordelen op. Integendeel, water vergroot de schade. Maar ze kunnen wel mensenlevens redden en dat is het belangrijkste.

Shetty: “Al deze resultaten worden tegen 2001 gebundeld in een jaarverslag over duurzaamheid.”

Na intern onderzoek koos Janssen Pharmaceutica de plantenbescherming als proefproject. Een afdeling uit de klassieke geneeskunde lag niet voor de hand, omdat de sociale vrijheid op deze markt nogal beperkt is. Het zijn de dokters die de producten voorschrijven. Binnen de plantenbescherming bestaan echter veel bulkproducten, een ideaal werkdomein voor duurzame ontwikkeling.

Norbert Van Belle, internationaal vice-president Plantenbescherming, Diergeneeskunde & Preventiediensten: “We onderwerpen nu ons antischimmelproduct voor het bewaren van bananen en citrusvruchten aan een grondige en conceptuele screening om na te gaan of het product al dan niet aangepast moet worden.”

Op 8 juni 1999 gaf Janssen Pharmaceutica het startschot voor het pilootproject. Vandaag bekijkt een multidisciplinaire ploeg van twintig medewerkers die instaan voor de hele productieketen – van grondstof via productie tot distributie en afvalverwerking – naar de economische, sociale en ecologische aspecten van het proces. Jan Liessens: “Tegen de zomer van dit jaar zullen we een stel indicatoren uitwerken. Dit model moet in de toekomst al onze producten en productieprocessen aan de duurzaamheidsprincipes toetsen.” Shetty: “Onderzoek en ontwikkeling van een geneesmiddel kost in totaal 15 à 20 miljard frank voor het medicijn uiteindelijk op de markt komt. Het loont dus de moeite tijdig de kansen op succes te berekenen.”

“Het geloof van het Vlaamse farmabedrijf in duurzame ontwikkeling sluit nauw aan bij de geest van de stichter, dr. Paul Janssen,” besluit Collier: “Hij is een zeer gedreven iemand, die de grenzen van de geneeskunde heeft verlegd. Deze voortrekkersrol is nog steeds kenmerkend voor de groep. Bovendien is Janssen Pharmaceutica sterk geworteld in zijn leefomgeving. Daarom hebben wij samen met de lokale Kamer van Koophandel het Strategisch Plan Kempen uitgedokterd, inclusief de Plato-projecten om jonge bedrijven uit de regio te begeleiden. Conform de lijfspreuk van dr. Paul – “ik bouw labs rond mensen” – bouwen wij een duurzame organisatie rond onze stakeholders.”

Eric Pompen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content