Duurdere bedrijfswagens
Sedert begin dit jaar zijn bedrijfswagens die voor persoonlijk gebruik ter beschikking van personeelsleden worden gesteld, onderworpen aan een bijzondere solidariteitsbijdrage van 33 %. Over die bijdrage blijken in de praktijk nogal wat misverstanden te bestaan. Een poging tot opheldering.
Tot eind vorig jaar werden bedrijfswagens op het gebied van de sociale-zekerheidsbijdragen anders behandeld dan op fiscaal gebied. Voor de toepassing van de sociale-zekerheidsbijdragen deelde men het aantal kilometers dat met een bedrijfswagen gereden wordt, op in drie categorieën. Ten eerste de kilometers die in naam en voor rekening van de werkgever worden gereden (bezoeken van klanten, dienstreizen allerhande). Ten tweede de kilometers van het woon/werkverkeer. En ten derde de eigenlijke privé-kilometers (vakantiereizen, familiebezoeken, privé-boodschappen,….).
Enkel op het voordeel dat verband hield met deze derde categorie (de eigenlijke privé-kilometers) moesten socialezekerheidsbijdragen worden betaald. Zowel patronale bijdragen als werknemersbijdragen. Het voordeel dat men verkreeg wegens het gebruik van een bedrijfswagen voor het woon/werkverkeer, bleef daarentegen buiten het toepassingsgebied van de sociale bijdragen.
FISCAAL.
Op fiscaal gebied is dat volledig anders. Het belastbaar voordeel van alle aard dat voortvloeit uit het persoonlijk gebruik van een firmawagen wordt niet alleen berekend op basis van de eigenlijke privé-kilometers, maar ook op de kilometers van het woon/werkverkeer. Voorts geldt sedert enkele jaren, dat men bij het berekenen van het belastbaar voordeel in ieder geval rekening moet houden met ten minste 5000 kilometer per jaar.
WIJZIGING.
Wat is er sedert begin dit jaar gewijzigd ? In feite is dat heel eenvoudig. Men heeft de berekening van het voordeel voor de toepassing van de sociale-zekerheidsbijdragen volledig afgestemd op, en gelijkgeschakeld met de berekening van het belastbaar voordeel van alle aard. Tweede wijziging : op het aldus berekende voordeel moeten geen gewone sociale-zekerheidsbijdragen meer worden betaald. In de plaats daarvan is een bijzondere solidariteitsbijdrage gekomen van 33 % die uitsluitend ten laste valt van de werkgever.
GEVOLGEN.
Die wijzigingen hebben tot gevolg dat het voordeel dat uit het persoonlijk gebruik van een bedrijfswagen voortvloeit, relatief goedkoper wordt voor de werknemer (hij moet geen gewone sociale bijdragen meer betalen op de eigenlijke privé-kilometers) ; maar dat hetzelfde voordeel fors duurder wordt voor de werkgever. Weliswaar moet hij ook geen gewone sociale-zekerheidsbijdragen meer betalen op het voordeel. Maar in plaats daarvan moet hij nu 33 % solidariteitsbijdrage betalen, niet alleen op de eigenlijke privé-kilometers, maar ook op de kilometers van het woon/werkverkeer.
En zoals dat op fiscaal gebied reeds het geval is, moet bij de berekening van deze solidariteitsbijdrage ook rekening gehouden worden met minstens 5000 kilometer per jaar (wat zich om redenen eigen aan het sociaal recht vertaalt, in een minimum van 1250 kilometer per trimester).
BESTUURDERS.
Vraag één : is deze solidariteitsbijdrage ook verschuldigd wanneer bedrijfswagens ter beschikking worden gesteld voor het persoonlijk gebruik door bestuurders, zaakvoerders, enzovoort ? Het antwoord daarop is zeer eenvoudig. De solidariteitsbijdrage is uitsluitend verschuldigd door “werkgevers”. Wat bijgevolg betekent dat zij alleen van toepassing kan zijn als een bedrijfswagen ter beschikking wordt gesteld van een “werknemer”.
Een zaakvoerder of een bestuurder heeft doorgaans niet de hoedanigheid van een “werknemer”. Zodat de solidariteitsbijdrage gewoon niet ter sprake komt.
GRONDSLAG.
Vraag twee : hoe berekent men de grondslag waarop de solidariteitsbijdrage van 33 % moet worden toegepast ? Het antwoord staat hierboven te lezen : op juist dezelfde wijze als het belastbaar voordeel van alle aard. Men maakt bijgevolg een optelling van de eigenlijke privé-kilometers en de kilometers van het woon/werkverkeer. Is de uitkomst lager dan 1250 (op trimesterbasis), dan neemt men in ieder geval minimaal 1250 kilometer per trimester (5000 per jaar). Vervolgens vermenigvuldigt men dat aantal kilometers met de forfaitaire kilometerprijs die op fiscaal gebied gebezigd wordt (zie tabel).
Het resultaat is het belastbaar voordeel van alle aard, en meteen ook de basis waarop 33 % solidariteitsbijdrage berekend wordt.
TUSSENKOMST.
Vraag drie : wat als de werknemer een tussenkomst betaalt ? Daarover doen de wildste geruchten de ronde. Sommigen beweren dat de solidariteitsbijdrage ook verschuldigd is, ingeval de werknemer de waarde van het voordeel volledig vergoedt. Niets is minder waar. Elke frank die de werknemer aan tussenkomst betaalt, verkleint de basis waarop de solidariteitsbijdrage berekend wordt.
Die oplossing volgt ook weer uit de fiscale regels die bij het berekenen van het voordeel van alle aard gevolgd moeten worden. In de fiscale reglementering staat immers uitdrukkelijk te lezen dat het belastbaar voordeel van alle aard “verminderd wordt met de bijdrage van de verkrijger” van het voordeel. En aangezien de berekeningsbasis voor de solidariteitsbijdrage op exact dezelfde wijze vastgesteld wordt als het belastbaar voordeel van alle aard, mag de grondslag voor de solidariteitsbijdrage ook verminderd worden met de eventuele tussenkomst van de werknemer.
VOORBEELD.
Stel dat een werkgever een wagen van 10 PK ter beschikking stelt aan een werknemer. Op jaarbasis rijdt hij er 4000 kilometer mee van huis naar het werk en van het werk naar huis ; en nog eens 6000 voor zuiver privé-gebruik (vakantie, boodschappen enzovoort). Voor het berekenen van het belastbaar voordeel van alle aard én van de solidariteitsbijdrage moet men bijgevolg rekening houden met 10.000 kilometer (4000 + 60000).
Aangezien het een wagen van 10 PK betreft, is de forfaitaire kilometerprijs 10 frank per kilometer (zie tabel). Het belastbaar voordeel bedraagt bijgevolg 100.000 frank (namelijk 10.000 x 10) ; en de berekeningsbasis voor de solidariteitsbijdrage is bijgevolg ook gelijk aan 100.000 frank.
Veronderstel evenwel dat de werknemer aan de werkgever een vergoeding moet betalen van ook 10 frank per kilometer. En dit voor elke kilometer van het woon/werkverkeer én voor de eigenlijke privé-kilometers. In het voorbeeld betaalt hij bijgevolg aan zijn werkgever 100.000 frank. Het belastbaar voordeel van alle aard mag met hetzelfde bedrag worden verminderd. In het voorbeeld is er dus geen belastbaar voordeel meer (100.000 – 100.000 = 0). En de berekeningsbasis voor de solidariteitsbijdrage is ook volledig verdwenen (33 % van 0 F = 0).
Stel daarentegen dat hij alleen maar moet betalen voor de eigenlijke privé-kilometers en niet voor de kilometers van het woon/werkverkeer. In het voorbeeld zou hij dan 60.000 frank te betalen hebben (6000 kilometer x 10). Zodat het voordeel van alle aard niet meer volledig verdwijnt : het bedraagt nog 40.000 frank (namelijk 100.000 – 60.000). En deze 40.000 frank vormt meteen ook de basis waarop de solidariteitsbijdrage van 33 % verschuldigd is.
PRIVE-GEBRUIK.
Vraag vier : is de solidariteitsbijdrage van toepassing op alle bedrijfswagens die aan werknemers ter beschikking worden gesteld ? Niet noodzakelijk. De solidariteitsbijdrage komt pas ter sprake als een bedrijfswagen ter beschikking wordt gesteld voor het “persoonlijk en individueel gebruik” van een werknemer. Als er geen “persoonlijk en individueel gebruik” is, dan is er bijgevolg ook geen voordeel dat voor de solidariteitsbijdrage in aanmerking kan komen. Maar let wel, zodra er ook maar het minste “persoonlijk en individueel gebruik” aanwijsbaar is, is er een voordeel, en speelt meteen de minimumgrens van 1250 kilometer per trimester (5.000 kilometer per jaar).
Jan Van Dyck
Jan Van Dyck is fiscalist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier