Dure olie kost 1 miljard per maand

De Belgische handelsbalans gaat kopje-onder. Deze duik is te wijten aan de stijgende grondstofprijzen. Miljarden euro’s aan koopkracht vloeien naar het buitenland.

Is onze import voor het eerst in jaren weer groter dan onze export?

Wellicht wel. De goederenbalans dook sinds november 2007 structureel onder nul. Maar we verdienen ook steeds meer onze boterham met de export van diensten. In 2007 was er nog een overschot op de handel met het buitenland (goederen en diensten) van 5,5 miljard euro, waarvan 4,9 miljard euro op het conto van de diensten. Sinds enkele maanden volstaat het batig saldo op de dienstenbalans niet meer om het deficit op de goederenbalans goed te maken. De diensten leveren een surplus van enkele honderden miljoenen per maand op, maar in januari was er een tekort van 1,3 miljard. Zet deze trend door, dan voeren we voor het eerst sinds 1984 weer meer in dan uit.

Waarom daalt het saldo?

Uitgedrukt in volume hielden de export en de import elkaar nog ongeveer in evenwicht de voorbije twaalf maanden. Dat de handelsbalans toch onderuitging, is hoofdzakelijk te wijten aan de gestegen invoerprijzen voor grondstoffen (aardolie, metalen, granen, enzovoort). België is een netto-importeur van deze grondstoffen. Daarom is het een speelbal van de internationale markten. We kunnen intussen niets anders doen dan de rekening te betalen of minder te verbruiken. De invoerprijzen stegen tussen januari 2007 en januari 2008 met 10,9 % terwijl onze uitvoerprijzen slechts met 4,1 % stegen. Of deze trend doorzet, is moeilijk in te schatten omdat de grondstofprijzen zich moeilijk laten voorspellen. Vooral de olieprijs doet ons pijn. In dollar ging het in een jaar van 55 dollar per vat naar meer dan 90 dollar. De stijging van de euro bood enige bescherming, maar ook in euro steeg de prijs van een vat olie met de helft (van ruim 40 euro begin 2007 naar ruim 60 euro begin 2008).

Hoe hoog loopt de factuur op?

Hoog. Heel hoog. In januari 2008 spendeerde ons land netto (import min export) 1,14 miljard euro extra aan grondstoffen in vergelijking met januari 2007. Daarvan was 870 miljoen euro op het conto van de oliefactuur te schrijven. Een vat olie tegen ruim 60 euro per vat in plaats van 40 euro per vat kost de Belgische economie daarom ruim 10 miljard euro per jaar. De olie-exporterende landen zijn ons dankbaar. Ook de stijgende voedingsprijzen laten zich voelen. In vergelijking met twaalf maanden geleden is de netto-importfactuur met 72 miljoen euro opgelopen. Tegen het prijspatroon van begin 2008 kost het dagelijks brood ons dus bijna 1 miljard euro extra per jaar in vergelijking met begin 2007. De stijgende invoerprijzen veroorzaken een inkomtransfer naar het buitenland en betekenen een collectieve verarming. In drie maanden (tussen november 2007 en januari 2008) is de koopkracht van onze export met 3 % gezakt. We moeten daarom 3 % extra van ons exportinkomen afstaan om dezelfde importmix te kopen. Anders gezegd: in vergelijking met een jaar geleden moeten we nu per maand ruim een halve dag extra werken om de invoer te betalen.

Wijst een afkalvende handelsbalans op een verlies aan competitiviteit?

Niet noodzakelijk. De inzinking is grotendeels te wijten aan stijgende importprijzen, en niet meteen aan zwakke exportprestaties. Bovendien is de handelsbalans geen goede graadmeter van de competitiviteit. Een daling van het handelsoverschot kan ook te wijten zijn aan een stijgende import, die op zijn beurt het gevolg is van gezinnen en bedrijven die meer consumeren en investeren – dat is net een teken van vertrouwen in de economie. Een betere graadmeter is het marktaandeel dat de bedrijven veroveren op de buitenlandse markten. De Belgische bedrijven scoren hier vrij matig, want ze verloren de voorbije jaren meer marktaandeel dan hun collega’s uit de buurlanden. (T)

Door Daan Killemaes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content