DUISTLAND. Angst voor de natie
Het weekblad “Junge Freiheit” zoekt provocerend naar Duits bewustzijn.
Een plons tussen de rechtsradikalen. Hun intellektuele invloed is groeiend.
Wat betekenen ze voor de toekomst van Duitsland, voor de toekomst van Europa ?
Locatie : Potsdam.
Junge Freiheit is in veel opzichten wat de linkse Berlijnse krant TAZ na 1968 lange tijd voor Duitsland is geweest : een blad dat wars is van conformisme en dat met eigenzinnige berichten en kommentaren de maatschappelijke status-quo probeert te doorbreken. Junge Freiheit distantieert zich van extreem-rechts, al zijn de scheidslijnen fluïde. Het blad gaat hard te keer tegen gelijke rechten voor buitenlanders. In de kommentaren gonst een voortdurend Deutschland zuerst.
Oprichter en hoofdredakteur is de 27-jarige Dieter Stein, een angry young man die weigert zich te laten opzadelen met schuldgevoelens over iets dat een halve eeuw geleden is gebeurd. Wat in mei 1986 in de buurt van Freiburg begon als een schoolblaadje met een oplage van 400 eksemplaren, is uitgegroeid tot een weekblad dat de roep naar normalizering en het zetten van een streep onder het nazi-verleden vaak elokwent weet te verwoorden.
Gemakkelijk te vinden is de redaktie van Junge Freiheit niet. Het kantoor ligt even buiten Potsdam, in een huis dat gebarrikadeerd is als een vesting. Eigendommen van Junge Freiheit worden vaak vernield. Voor het laatst in februari, toen een rookbom naar binnen werd gegooid. De staatsveiligheid van Noordrijn-Westfalen screent de abonneelijsten omdat ze meent te weten dat Junge Freiheit een steeds belangrijker invloed verwerft bij de rechtsradikalen.
Het verbaast dan ook niet dat hoofdredakteur Dieter Stein kantoor houdt achter twee zwaar vergrendelde deuren, in een redaktieruimte waar een bijna studentikoze chaos heerst. Eksemplaren van Junge Freiheit liggen hoog opgestapeld in de gang, de tafel in het midden van één van de kamers is bezaaid met lezersbrieven en kranteknipsels. De koffie drinken we uit morsige bekers, de koekjestrommel gaat van hand tot hand. Veel tijd verdoet de redaktie van Junge Freiheit niet met etiquette en prezentatie. Daarvoor is de woede over de zelfkastijding, waartoe politiek en intelligentsia het Duitse volk nu al vijftig jaar zouden dwingen, te groot.
Stein spreekt van “de geestelijke impotentie” en “de zelfhaat” van de Duitsers. Hij begrijpt niet dat buitenlanders tot een natie zouden willen behoren, die zichzelf het liefst zo snel mogelijk in Europees verband zou willen opheffen. De oprispingen van vreemdelingenhaat in de Bondsrepubliek geven volgens hem blijk van een volk dat niet tot integreren in staat is. “Allemaal terug te voeren op die verdomde zelfhaat, ” zegt Stein.
Volgens Stein hangen de identiteitsproblemen van het Duitse volk samen met het precaire zelfbeeld, dat door het “linkse media-monopolie” is gekultiveerd. Dat beeld zegt dat de Duitsers na Auschwitz geen recht hebben op een nationaal zelfbewustzijn. Stein verzet zich daartegen. Hij vindt dat met de eenwording van 1990 de tijd rijp is voor een herpositionering van Duitsland. Stein haalt zijn geestverwant Karlheinz Weissmann aan, die spreekt van een Rückruf in die Geschichte. Duitsland, zegt Stein, moet zijn nationale belangen terugvinden. Dat betekent onder meer dat het zijn “nationaalstaat” niet moet opofferen aan zoiets vaags als Europa.
Stein beklemtoont dat hij niets tegen Europa heeft. Hij zegt het ideaal van een Europese integratie te delen. “Maar dan wel op basis van wat wij willen. Het gaat om een kwestie van soeverein handelen. Dat doet Duitsland tot dusverre niet. We kijken altijd maar naar wat anderen van ons willen. De Golfoorlog was het traumatische hoogtepunt. “
Sindsdien is de situatie volgens Stein niet echt verbeterd. Er is nog altijd sprake van een Westbindung, die volgens hem neerkomt op onderdanigheid aan de Verenigde Staten. Ook de Europese integratie gaat Stein te ver. “Kohls CDU was de enige politieke partij in Europa die voor een Europese bondsstaat pleitte. Van dat onzalige plan zijn ze inmiddels afgestapt, maar nog altijd proberen we onze verantwoordelijkheid van ons af te schudden. De Duitsers hebben angst voor de natie. Ze sturen het liefst soldaten in naam van Europa naar het front. “
Stein vindt de verankering van Duitsland in (West-)Europa getuigen van lafheid. “Als we zouden opgaan in een Europese bondsstaat of we zouden ons neerleggen bij de multikulturele samenleving, dan is er sprake van de spreekwoordelijke Schlußstrich, dan is er sprake van een kapitulatie. “
Het woord “Schlußstrich” eindstreep reserveert Stein voor de Europese integratie, hoewel het eigenlijk ter sprake was gebracht in de kontekst van de Tweede Wereldoorlog, waarmee het volgens een meerderheid van de Duitsers nu maar eens afgelopen moet zijn. Stein is het daar niet mee eens. Hij vindt dat over de Tweede Wereldoorlog nog heel wat te zeggen valt. Dat geldt met name voor de opdeling in daders en slachtoffers. Dat de Duitsers niets anders dan “slecht” zijn geweest en de geallieerden “goed”, gaat hem te ver.
Als de Duitsers geen recht hebben op slachtofferschap, kulmineert dat volgens Stein in een rede zoals ex-bondspresident Richard von Weiszäcker die op 8 mei 1985 heeft gehouden veertig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog.
BEVRIJDING.
Richard Von Weizsäcker sprak bij die gelegenheid van een bevrijding voor de Duitsers, omdat ook zij werden bevrijd van het nazi-juk. Stein gaat die interpretatie te ver. “8 mei 1945 als een bevrijding betitelen voor alle Duitsers is mij veel te ongenuanceerd. Voor sommigen was het een bevrijding, voor anderen niet. Voor Duitsers die van hun geboortegrond in Pruisen of Bohemen zijn verdreven, was het dat niet. “
Ook Rainer Zittelman, redakteur van Die Welt en behorend tot de groep van konservatieve revolutionairen die zich met Junge Freiheit verbonden voelen, wijst de interpretatie van 8 mei 1945 als een bevrijding af. “Dat de nederlaag ons allemaal heeft bevrijd, kan uitsluitend een Westduitse president zeggen. Hij sloot daarmee de mensen in de DDR buiten, voor wie 8 mei een bijna naadloze overgang naar een kommunistische diktatuur was, ” schrijft Zittelmann in zijn zojuist verschenen boek Wohin treibt unsere Republik ?
Dieter Stein wil niet te lang stilstaan bij het verleden. De nieuwe rol van het verenigde Duitsland verlangt volgens hem een toekomstgerichte houding, waarbij aan het navelstaren een einde moet komen. Om soeverein te kunnen handelen, is een bijstelling van het Duitse geschiedbeeld nodig. Konservatieve revolutionairen als Zittelmann en Weissmann proberen dat, samen met de omstreden Berlijnse historicus Ernst Nolte, door de nazi-misdaden te bagatellizeren. Zo bestrijdt Zittelmann in zijn jongste boek dat de Duitsers indertijd hun ogen hebben gesloten voor de deportatie en de uitroeiing van de joden. Hij zegt dat de nazi’s de holocaust als een topgeheim bewaakten en dat de bevolking er geen weet van had. “Hitler wist dat hij de Duitsers met antisemitische haattirades niet voor zich kon winnen. “
Het is een verloochening van de feiten, die ook in Junge Freiheit vaak opdoemt. Zo koketteert het blad met de Auschwitz-leugen, waarin de moord op de zes miljoen joden wordt ontkend, dan wel gerelativeerd.
Bij de ontkenning van de jodenmoord, gaat het niet zozeer om het verleden, maar om het heden. De jonge rechtse intellektuelen, die veelal behoren tot de tweede naoorlogse generatie in Duitsland, willen niet langer met het schuldgevoel van de (voor)ouders worden opgezadeld. Een enkeling, zoals Ulricht Schacht uitgever van het boek Die selbstbewusste Nation weet de last van Auschwitz op knappe wijze ten gunste van de Duitsers te interpreteren. Schacht zegt dat “er geen recht bestaat de Duitsers met Auschwitz te stigmatizeren : degene die dat wel doet, gebruikt Auschwitz als wapen om de andersdenkenden te stigmatizeren. Het weten van de Duitsers is een privilege : het privilege te weten dat Auschwitz mogelijk is, omdat het gebeurd is. Wat mogelijk is, omdat het gebeurd is, is niet eenmalig, maar mensen-mogelijk. Daaruit ontstaat voor de nakomelingen niet het stigma, maar de zorg ; de praktisch-morele konsekwentie van het weten. “
De poging van Schacht om Auschwitz uit te leggen als een morele verantwoordelijkheid van de Duitsers in de wereld, overtuigt. Zijn interpretatie stuit bij een meerderheid van de Duitse intelligentsia op afkeuring, al zijn er inmiddels vooraanstaande linkse intellektuelen als Daniel Cohn-Bendit die tot dezelfde konkluzie komen. Door Auschwitz zo te verklaren, krijgt Duitsland de bewegingsvrijheid terug om een rol op zich te nemen die past bij zijn macht en status. Ook hoofdredakteur Stein van Junge Freiheit uit zich in die richting. Het blad heeft bij die pogingen de faktor tijd aan zijn zijde. De overgrote meerderheid van de Duitsers is van de naoorlogse generatie, zodat het niet verbaast dat 52 % vindt dat het met de schuldenlast over het nazi-verleden maar eens afgelopen moet zijn.
De historizering van de Tweede Wereldoorlog is onvermijdelijk èn noodzakelijk. “Als we verantwoordelijkheid willen dragen, is er een Duitse identiteit nodig, een emotionele binding met de natie, ” zegt Stein. Hoe ver de verenigde natie in die zoektocht naar zichzelf gaat, zonder de treurige erfstukken van haar verleden op te diepen, is de uitdaging waar Duitsland, maar ook Europa, voor staat.
CEES VAN LOTRINGEN
HOOFDREDAKTEUR DIETER STEIN “We moeten zoeken naar onze identiteit, zonder de treurige erfstukken van het verleden telkens op te diepen. “
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier