Droom kan nachtmerrie worden
Vijftig jaar na Martin Luther King wordt Amerika nog altijd verdeeld door rassenkwesties.
Martin Luther King junior, die op 4 april 1968 vermoord werd, is een niet-kerkelijke heilige van Amerika geworden. Zijn standbeeld staat naast de National Mall en zijn geboortedag is een nationale feestdag. De multiraciale burgerrechtenbeweging die hij leidde, dwong president Lyndon Johnson tot het uitvaardigen van zowel de Civil Rights Act van 1964 als de Voting Rights Act van 1965. De eerste wet verbiedt gesegregeerde scholen en verbiedt bedrijven om te discrimineren op grond van ras, geslacht, godsdienst of etnische afkomst. De tweede bekrachtigt de bepalingen van het vijftiende amendement van de grondwet dat alle burgers stemrecht geeft, ongeacht hun ras.
Sindsdien heeft Amerika een gestage vooruitgang geboekt naar juridische rassengelijkheid. Behalve een paar geïsoleerde fanaten verdedigt niemand nog wettelijke rassenscheiding. In de tijd van King was die nog in heel het Zuiden wettelijk vastgelegd. In 1964 was maar 7 procent van de zwarte kiesgerechtigden geregistreerd in Mississippi. In 2012 maakten Afro-Amerikanen 13 procent van alle kiezers uit, wat overeenkomt met hun aandeel in de bevolking. En hun opkomstpercentage overtrof dat van de blanken.
Sommigen vrezen dat de verkiezing van Donald Trump die vooruitgang bedreigt. Hij begon zijn campagne met het beschrijven van Mexicaanse immigranten als drugshandelaars, misdadigers en verkrachters. En toen blanke nationalisten in zijn eerste jaar als president een mars hielden naar een klein stadje in Virginia met vlaggen van de nazi’s en van de geconfedereerden, noemde hij ze “heel goede mensen”. De zwarte American-footballspelers die protesteerden tegen het politiegeweld, betitelde hij daarentegen als “klootzakken”.
Toch gaat de trend door dat Amerika steeds minder blank wordt en steeds meer Latijns-Amerikaans en Aziatisch. Het thema ras omvat nu veel meer dan in de tijd van King. Het gaat nu niet langer om volledige wettelijke rechten voor Afro-Amerikanen. Dat gevecht heeft hij gewonnen. Het gaat er nu om wat er nodig is om de aanhoudende raciale ongelijkheid zowel in onderwijs als in welvaart aan te pakken, en om de vraag hoe open Amerika moet staan voor de rest van de wereld.
Barack Obama probeerde dit soort ongelijkheid te bestrijden door een hervorming van het strafrechtsysteem waarin meer leden van de zwarte dan van de blanke bevolking belanden met blijvende economische consequenties. Obama werd de eerste president die een vermindering in de federale gevangenispopulatie bewerkstelligde. Trump en zijn minister van Justitie Jeff Sessions hebben die koers omgedraaid door federale aanklagers op te dragen strenger te straffen.
Maar erger dan elk politiek gevolg is het gevoel dat Trump een stem heeft gegeven aan revanchisten die ongelukkig zijn met de gestage raciale vooruitgang van Amerika. Hij zal de door King bevochten beleidswijzigingen niet terugdraaien. Maar hij kan een culturele oorlog voeren namens zijn boze blanke basis tegen een toenemend divers Amerika.
De auteur is correspondent in Washington van The Economist
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier