Drie merkwaardige meidagen
Staat de wereld op zijn kop? Wie het monetaire debat in Europa volgt, zou deze vraag beantwoorden met een stellig ja.
Duitsland, en zeker zijn centrale bankiers, gelden al decennia als de trouwste aanhangers van het geloof in monetaire orthodoxie. Deze leer houdt in dat prijsstabiliteit de allereerste en allerbelangrijkste doelstelling van economisch overheidsbeleid dient uit te maken. De jongste tijd lijkt het onwrikbare geloof in deze orthodoxie op losse schroeven te komen.
Klaus-Dieter Kuehbacher, president van de Bundesbank-afdeling van Berlijn, vroeg zich op 9 mei voor de verzamelde pers af of de Europese Centrale Bank ( ECB) er niet verstandig aan zou doen haar inflatiedoelstelling van 2% voorlopig op te geven. Al sinds juni van vorig jaar ligt de inflatie in het eurogebied boven die 2%. De jongste gegevens pinnen het euro-inflatiecijfer vast op 2,6%.
Ook binnen de vergaderingen van de raad van bestuur van de ECB stellen de Duitsers zich veel minder dan vroeger op als de rücksichtslose aanhangers van de monetaire orthodoxie. Dit alles heeft te maken met de slechte gang van zaken in de Duitse economie. Kanselier Gerhard Schröder “wil het niet geloven”, maar het woord recessie rolt uit steeds meer monden bij onze oosterburen.
Eén dag na de bedenkingen van Kuehbacher verlaagde de ECB dan toch haar basisrentevoeten met 25 basispunten. In de toelichting bij deze beslissing sprak ECB-president Wim Duisenberg over “de lagere inflatiedruk op middellange termijn” en over “monetaire ontwikkelingen die niet langer een risico voor prijsstabiliteit vormen”.
Nog eens één dag later, op 11 mei, kwam dan het bericht dat de Duitse en de Franse index van de consumptieprijzen in april aanzienlijk sneller stegen dan verwacht. Op jaarbasis ligt de Duitse inflatie nu op 2,6% en de Franse op 2%. Vooral de opstoot in de Franse consumptieprijzen – van +1,4% op jaarbasis in maart naar +2% in april – oogde behoorlijk spectaculair. En was in flagrante tegenspraak met wat Duisenberg een dag eerder in het hoofdkwartier van de ECB in Frankfurt zat te vertellen over de inflatie-evolutie.
Het punt is helemaal niet dat de ECB haar (kleine) renteverlaging niet had mogen doorvoeren vanwege de stijgende inflatie in de twee belangrijkste euro-economieën. Het punt is wel dat Duisenberg en de ECB op een gekunstelde en de geloofwaardigheid ondermijnende manier een beleidsbeslissing toelichten. De gegevens over de inflatie rechtvaardigen de ECB-ingreep op de rentevoeten niet. Twee andere elementen wel.
Ten eerste: de druk van buitenuit. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso) en het International Monetair Fonds ( IMF) hebben zich al zeer uitdrukkelijk én negatief uitgelaten over het rentebeleid van de ECB. Enkele weken geleden in Basel liet Alan Greenspan, de voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, aan Duisenberg duidelijk verstaan dat er nu toch ook vanuit Frankfurt wat actie zou moeten komen.
Ten tweede: de onweerswolken boven het eurogebied zwellen dag na dag aan. En als conjunctuurbeschouwingen inderdaad sterk hebben meegespeeld, is een ingreep met 25 basispunten nagenoeg irrelevant. Tenzij er snel nog meer komen.
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier