Dotcom-munisme

China verkeert in de greep van de Nieuwe Economie. Gsm’s lijken in Shanghai even alomtegenwoordig als in Helsinki, dotcom-firma’s even gewoon als in San Francisco. Van irrationele uitbundigheid – de term waarmee Alan Greenspan, het hoofd van de Amerikaanse centrale bank ( Fed), de Amerikaanse beurs ooit typeerde – is voorlopig nog geen sprake. Toch heeft de stormloop naar investeringen in de Nieuwe Economie – met zelfs een Chinese Nasdaq in het vooruitzicht – de Chinese economie een verjongingskuur gegeven.

De Chinese euforie, slechts enkele jaren na de financiële paniek in Azië, is verrassend. De regering lijkt de Nieuwe Economie te verwelkomen als een manier om China immuun te maken voor toekomstige crises. Ze neemt haar wensen voor werkelijkheid. Niemand mag verwachten dat één enkele crisis al het economische onkruid van een land kan wegbranden, en evenmin dat de Nieuwe Economie een wondermiddel is voor een risicovrije groei.

De voorbije twee eeuwen heeft de ontwikkelde wereld periodieke hoogten en laagten gekend op weg naar de welvaart. Crises hebben de economie en de maatschappij gezuiverd van inefficiënties en hebben geholpen om hun essentiële instellingen te verbeteren. Het mirakel van Oost-Azië (inclusief China) in de voorbije dertig tot veertig jaar was niet alleen de sterke groei, maar ook het feit dat een solide groei op lange termijn mogelijk bleek zonder tot een ernstige crisis te leiden.

De Aziatische financiële paniek van 1997-1999 was een première voor de regio – vandaar dat ze iedereen verbijsterde – maar zal niet de laatste crisis zijn. Ondanks alle mooie woorden kan de Nieuwe Economie een land niet vaccineren tegen slechte tijden.

Hoopgevend.

Kan China zijn technologische ambities en zijn huidige groei volhouden, in de nasleep van de euforie over de Nieuwe Economie? Net als bepaalde andere Aziatische economieën heeft het land in de eerste helft van 2000 een sterke groei gekend. Het bruto binnenlands product (BBP) steeg met 8,2%, meer dan de 7,4% van dezelfde periode het jaar voordien. Daarnaast is het mogelijk dat de prijzendeflatie, die in de financiële crisis van 1997 begon, na drie jaar ten einde loopt.

Maar aanhoudende groei is afhankelijk van blijvende investeringen en een verbeterde productiviteit. Sinds het begin van dit jaar zijn de investeringen in China gestaag aan het groeien.

Nog hoopgevender is het feit dat de particuliere investeringen zich na de terugval van vorig jaar hebben hersteld, met een matige groei van 6,7% in reële termen. Deze groei is de eerste verbetering van het investeringsklimaat in drie jaar tijd. Hoewel deze vooruitgang soms aan de Nieuwe Economie wordt toegeschreven, zijn haar echte oorzaken prozaïscher – wat ook betekent dat men de huidige vaart kan aanhouden.

In de voorbije drie à vier jaar zijn er echte herstructureringen gebeurd. Zestien miljoen werknemers van staatsbedrijven en elf miljoen andere zijn afgevloeid. Veel bedrijven zijn gesloten, niet alleen kleine staatsbedrijfjes maar ook talloze particuliere en semi-particuliere ondernemingen, die nog kwetsbaarder waren voor de economische vertragingen. In sommige sectoren is de productiecapaciteit sterk verminderd, wat ruimte heeft geschapen voor nieuwe investeringen. Als de particuliere investeringen tegen het huidige tempo voortgaan, hoeft de regering haar plannen voor investeringen door middel van grootschalige schuldfinanciering misschien niet uit te voeren, wat de groei op lange termijn zal steunen.

Ook het stijgende binnenlandse verbruik stimuleert de Chinese economie. Hoewel de index van de kleinhandelsprijzen negatief blijft, nam de kleinhandelsverkoop in het tweede kwartaal met 13,8% toe. De opvallendste trend is de snel groeiende vraag naar woningen. De hervorming van de huisvestingswetten, de opening van een secundaire woningmarkt en in het bijzonder de snelle expansie van het gebruik van woninghypotheken zijn de belangrijkste krachten achter deze groei. De trend zal waarschijnlijk in het volgende decennium een grote rol blijven spelen, wanneer de 200 miljoen man sterke middenklasse van China vastgoed verwerft.

Naast de woningbouw zijn ook de export en de import krachtig vooruitgegaan, dit jaar met respectievelijk 38,3% en 36,2%. Dit is te danken aan de expansie van de wereldeconomie en aan het Aziatische herstel. Toch legt het relatief weinig gewicht in de schaal, aangezien de export slechts goed is voor 0,3% van de groei van het BBP.

Tegen de vlakte.

Als ontwikkelingsland met een BBP van 800 dollar per inwoner en met veel punten van overeenkomst met andere Zuidoost-Aziatische economieën, en (tegelijkertijd) als overgangseconomie die nog de last van een gecentraliseerde planning draagt, worstelt de binnenlandse economie van China met economische, institutionele, structurele en politieke problemen. Aangezien het land zowel moet afrekenen met de problemen van de overgang als met die van een ontwikkelingsland, vindt het minder gemakkelijk oplossingen dan maatschappijen met een zuivere overgangs- of een zuivere ontwikkelingseconomie.

Er is nog een andere reden waarom de Chinese politici niet moeten hopen dat de Nieuwe Economie hen op een magische manier van de problemen zal bevrijden en naar een utopische toekomst zal leiden: China heeft in de voorbije vijftig jaar genoeg experimenten gekend om te weten dat je pijnlijk tegen de vlakte kunt gaan als je een grote sprong voorwaarts probeert te maken.

China kan sneller blijven groeien als het zijn economie blijft openstellen voor de concurrentie met de wereld, terwijl het consequent de erfenis van de socialistische industrialisering blijft uitbannen. Als een dergelijk beleid wordt volgehouden, kan China een groei in de buurt van 7,5 à 8% volhouden, met een aanhoudend lage inflatie in de voorzienbare toekomst.

De Chinese ambities in de Nieuwe Economie hebben alleen zin als het land zijn voorbijgestreefde oude economie goed in de gaten houdt.

Copyright: Project Syndicate.

Fang Gang

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content