Donkere zwarttinten
Afrika’s economie zal mooi groeien volgend jaar. Maar niet voldoende om te voorkomen dat de armoede groter wordt.
Afrika zal er in 2001 een heel klein beetje beter uitzien. Jongere en meer hervormingsgezinde leiders zullen weinig geliefde despoten vervangen. Op sommige weinig voor de hand liggende plaatsen zal plotseling vrede heersen; in Angola en Soedan zal de oorlog hardnekkig doorgaan. Het altijd optimistische Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank voorspellen een groei van het bruto binnenlands product voor de regio van 4,5% in 2001, uitgaande van een geschatte 3,5% in 2000.
Dat is nog beneden de 5% die Afrika nodig heeft om te voorkomen dat de armoede groter wordt. Het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking in Afrika zal in 2001 lager zijn dan in 1971. Dertig jaar achteruitgang is de droevige stand van zaken in Afrika, terwijl de rest van de wereld een ongekende groei beleeft.
Niet alle Afrikaanse landen hoeven te wanhopen over hun economie in 2001. Het IMF en de Wereldbank wijzen op het snel groeiende Tanzania en Mozambique als een bewijs dat goed management voor een ommezwaai kan zorgen in door oorlog en armoede verscheurde economieën. Internationale banken nemen zich voor om meer te investeren in privatiseringsprogramma’s en in de negentien effectenbeurzen die Afrika rijk is. Handel en toegang tot markten zullen de schuldenkwestie als het belangrijkste economische onderwerp overschaduwen. Sinds 1970 hebben de Afrikaanse landbouwexporten door inefficiëntie en westers protectionisme jaarlijks zo’n 175 miljard gulden aan marktaandeel verloren. Jaarlijks bedragen de landbouwsubsidies in de rijke landen zo’n 750 miljard gulden. Afrikaanse ministers zullen bij de Wereldhandelsorganisatie lobbyen om hun verloren marktaandeel terug te krijgen en hun in moeilijkheden verkerende boeren een hart onder de riem steken.
Van de grootste Afrikaanse economieën zullen Nigeria en Zuid-Afrika een groei laten zien van tussen 3% en 4% – niet genoeg om de armoede terug te dringen of de lange rijen werklozen uit te dunnen. Zuid-Afrika zal ook te maken krijgen met steeds strijdlustiger burgers die protesteren tegen het beleid van de ANC-regering inzake de aidscrisis en haar stug volgehouden standpunt dat HIV (het virus waarmee bijna een kwart van de volwassen Zuid-Afrikanen is besmet) niet de belangrijkste oorzaak van aids is. Meer Afrikaanse regeringen zullen dringend worden aangespoord de campagnes van Oeganda en Senegal, die tot een daling van het aantal besmettingen hebben geleid, na te volgen.
Zimbabwe, dat op de rand van een catastrofe balanceerde, zal zich daarvan verwijderen met een compromis over landhervorming dat gezichtsverlies voorkomt, maar de economie van het land blijft instabiel. Wanneer de regerende Zanu-PF (Zimbabwe African National Union-Patriotic Front) besluit dat er een opvolger moet komen voor president Robert Mugabe, zal de onverzettelijke Emmerson Mnangagwa, het voormalige hoofd van de inlichtingendienst, zich als een belangrijk kandidaat aandienen. Maar de steun voor Movement for Democratic Change, een oppositiepartij, zal sterk blijven, zodat de presidentsverkiezingen van 2002 een nek-aan-nekrace beloven te worden. Natuurlijk zal Zimbabwe een corrupt, ondoelmatig geleid en verdeeld land blijven. Maar het feit dat althans het vooruitzicht en het mechanisme aanwezig zijn om een democratische verandering mogelijk te maken, geeft het land een plaats onder de weinige wat gelukkiger Afrikaanse landen.
In Kenia zal de strijd om president Daniel arap Moi op te volgen heviger zijn. De voormalige minister van Financiën Musalia Mudavadi bezit betere papieren dan zijn rivaal, de vroegere vice-president George Saitoti. Economische rampen in Kenia en Zimbabwe en nieuwe problemen in het voorheen stabiele Ivoorkust zijn aanleiding voor een grotere somberheid over de vooruitzichten van Afrika.
Het is te verwachten – en te hopen – dat president Laurent Desiré Kabila in Congo-Kinshasa het politieke toneel zal verlaten. Zijn vertrek kan meer voor de vrede betekenen dan een dozijn staakt-het-vurenovereenkomsten. Na Kabila zullen er andere problemen zijn: een nieuw leiderschap in Kinshasa zal de Congolezen – en hun zes buurlanden – ervan moeten overtuigen dat het land weer een eenheid moet worden.
Een advies om te vertrekken is er ook voor Gambia’s kolonel Yahya Jammeh, die grote buurman Senegal heeft geprovoceerd door rebellen in Senegals zuidelijke provincie Casamance te steunen. In 2001 is Senegals geduld op.
Luitenant-generaal Omer el-Beshir van Soedan loopt gevaar. Hij is in een conflict verwikkeld met Hassan el-Turabi, een islamitische ideoloog die door velen wordt gezien als de werkelijke leider van het land. President Beshir en zijn leger, dat oorlogsmoe is, zijn niet geliefd en vertrouwen op de steun van vice-president Ali Osman en jongere islamieten die niet minder fanatiek zijn dan Turabi. Alledrie – Osman, het leger en Turabi – beschouwen president Beshir als een blok aan het been. Waarschijnlijk haalt hij het eind van het jaar niet.
Westerse zakenlieden en diplomaten zullen het jaar 2001 besteden aan het herstel van de betrekkingen met de olieproducerende paria’s Soedan en Libië. De schaarsere en duurdere olie zal de toenadering versnellen, omdat de Europese bedrijven elkaar verdringen voor contracten met Soedans opkomende olie-industrie. Amerikaanse oliemaatschappijen zullen er bij hun regering op aandringen om de sancties tegen Soedan op te heffen als hun Europese en Aziatische concurrenten hun zakelijke activiteiten uitbreiden.
In het geval van Libië betalen de oliereserves en de excentrieke diplomatie van kolonel Moeammar al-Khaddafi zich terug zodra de Europese handelsmissies die nu in Tripoli binnendruppelen de omvang van een vloedgolf gaan krijgen. Opnieuw zullen de Amerikaanse bedrijven achteraan aansluiten en er bij hun regering op aandringen om de sancties en de antipathie jegens kolonel Khaddafi te laten varen.
Hogere olieprijzen zijn welgekomen voor de Nigeriaanse president Olusegun Obasanjo, die, sinds hij in 1999 werd verkozen, wordt belaagd door een politieke, militaire en religieuze oppositie. Maar het zal zijn land niet helpen aan de kwijtschelding van zijn schuld van 20 miljard dollar, waarvoor Obasanjo campagne heeft gevoerd. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zullen opnieuw op Nigeria vertrouwen om de VN-vredesmissie in Sierra Leone op gang te houden.
En andere crisis doemt op in Freetown, als president Tejan Kabbah de verkiezingen die in maart op de agenda staan, tracht uit te stellen. Kabbahs tegenstanders in het Revolutionary United Front (RUF) weten dat de Britse regering in de aanloop naar de verkiezingen weinig bereidheid zal tonen tot een hernieuwde interventie en dat het de VN-missie aan de nodige vuurkracht ontbreekt. Charles Taylor van Liberia en Blaise Compaore van Burkina Faso halen met gemak het eind van het jaar. Langs de kust van Benin zal de voormalige marxistische dictator, president Mathieu Kerekou, zich dankzij zijn politieke cynisme en zijn recente bekering tot het katholicisme bij de verkiezingen, waaraan meer partijen meedoen, verzekeren van een nieuwe termijn. Wie heeft er met dit soort ‘democratieën’ nog behoefte aan een dictatuur?
Patrick Smith is redacteur van Africa Confidential.
PATRICK SMITH
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier