DOMME NORMEN
De normenkoorts lijkt de politieke wereld danig in haar greep te houden. Na de intussen beruchte normen inzake begroting en staatsschuld uit het Verdrag van Maastricht neemt de druk toe om aan de lidstaten van de Europese Unie nu ook op de één of andere manier tewerkstellingsnormen op te leggen. Het thema komt ongetwijfeld op de onderhandelingstafel tijdens de Europese tewerkstellingstop van 20 en 21 november 1997 in Luxemburg.
Jacques Delors, de voormalige voorzitter van de Europese Commissie, droomde enkele jaren geleden al hardop van een halvering van de werkloosheid. De Commissie van zijn opvolger Jacques Santer stelt nu een iets minder ambitieus, maar daarom niet minder nobel objectief voorop : ze wil over vijf jaar de werkloosheid binnen de Europese Unie zien afnemen van de huidige 11 % naar 7 %. Dat betekent dat er 12 miljoen nieuwe banen moeten worden gecreëerd. Ook het Europees parlement lanceerde de voorbije dagen soortgelijke voorstellen. In een interview met de Financieel Economische Tijd schaarde de federale minister van Tewerkstelling en Arbeid Miet Smet (CVP) zich al achter het nieuwe normisme. En zelfs de Vlaamse werkgeversvereniging VEV speelde met de idee om in het Vlaams sociaal overleg samen met de vakbonden de werkgelegenheidscreatie te becijferen.
Bij de vraag naar de zin of onzin van een tijdsgebonden norm om de werkloosheid terug te dringen, kan het alvast geen kwaad nog eens de ware reden van de budget- en schuldnormen in het Verdrag van Maastricht te belichten. Deze normen het begrotingstekort mag niet hoger zijn dan 3 % van het bruto binnenlands product (BBP) ; de staatsschuld mag niet meer bedragen dan 60 % van het BBP hebben, net zoals het hele concept van rigoureuze budgettaire convergentie, maar bitter weinig te maken met de haalbaarheid én de werkbaarheid van een monetaire unie. De Belgische-Luxemburgse Economische Unie (Bleu) vormt daarvan het beste bewijs.
De Maastricht-normen bleken een noodzaak op het einde van de jaren tachtig omdat de begrotings- en schuldsituatie van landen als Italië en België toen destabiliserende vormen dreigde aan te nemen. Maastricht was het Europese schaamlapje waarachter bange nationale politici zich konden verschuilen om datgene te doen wat ze moesten doen : de sociaal-economische, monetaire en dus maatschappelijke chaos voorkomen. Geldt diezelfde redenering nu ook voor de tewerkstellingsnormen ? Opteren de politici voor de vlucht vooruit omdat ze vrezen voor een maatschappelijke werkloosheidsbom ?
Belangrijker misschien nog is de vraag of er van een tewerkstellingsnorm een impuls kan uitgaan die te vergelijken is met die van de Maastricht-normen ? Het antwoord hierop is een beetje ja en overwegend neen. Een tewerkstellingsnorm kan werken als een positieve impuls in die mate dat hij de aandacht én de beleidsdaden van de politici vastpint op die elementen die de omvang van de tewerkstelling bepalen. Vier factoren staan hierbij centraal : de loonkosten, de organisatie van de arbeidsmarkt, de rendabiliteit van de ondernemingen en de economische groei.
Een grondige analyse van elk van deze vier factoren geeft aan waarom het antwoord op de vraag naar de wenselijkheid van een tewerkstellingsnorm eerder neen luidt.
Zowel het in bedwang houden van de loonkosten als het beter laten functioneren van onze arbeidsmarkt vergt maatregelen die politici niet meteen populair maken. Dit aspect wordt nog verscherpt door het feit dat de positieve tewerkstellingsresultaten van zo’n beleid niet à la minute aan de oppervlakte komen. Maatregelen ter bevordering van de bedrijfsrendabiliteit bijvoorbeeld een verlaging van de vennootschapsbelasting stellen beleidsmensen bloot aan verwijten als “cadeaus voor de ondernemingen”. En inzake het vierde element de economische groei beschikken de autoriteiten slechts over beperkte actiemiddelen. Dit geldt zeker voor een kleine, open economie als de Belgische. Toch kan men hier niet voorbijgaan aan het feit dat de beperkte marge waarover men vanuit het beleid beschikt, de voorbije jaren sterk werd misbruikt. De jacht op de Maastricht-normen voor de publieke financiën liep immers vooral langs het groei-afremmende pad van de belastingverhogingen.
Bovenstaande elementen maken de kans méér dan reëel dat een politieke overheid die wordt geconfronteerd met een tewerkstellingsnorm opteert voor pseudo-oplossingen die de ware problemen alleen maar vergroten. Typische voorbeelden van zulke pseudo-oplossingen zijn vervroegde en versnelde uittreding van oudere werknemers, stimulering van arbeidsherverdeling en verhoging van de tewerkstelling in overheidsverband. En als dat allemaal nog niet leidt tot het via de norm hard of zacht opgelegde tewerkstellingsniveau, is er nog altijd de uitweg van de statistische magie. Zoals bekend, kwam die uitweg de voorbije jaren al aardig van pas. Wie verdwijnt er na de oudere werklozen uit de officiële werkloosheidscijfers ? De iets minder oude ? Of de jongsten ? Of…
Johan Van Overtveldt
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier