Diplomatieke slagkracht is belangrijker dan symbolenstrijd
Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V) katapulteerde Vlaanderen vorige week twintig jaar terug in de tijd. Hij deed in de VS zijn beklag over de “trage doorstroming” van informatie over General Motors door de Belgische ambassade en zou een Vlaamse diplomaat sturen om onze belangen beter te behartigen. In zijn typische onderkoelde stijl verwierp federaal minister van Buitenlandse Zaken, Karel De Gucht (Open Vld), die kritiek. Terecht, want zeker sinds het aantreden van De Gucht is Buitenlandse Zaken niet alleen gedynamiseerd, de federale diplomatie is ook niet langer een Vlaamsvijandig bastion van belgicistische nobiljons. Over het algemeen functioneren het departement en de buitenlandse diplomatieke diensten in een geest van federale loyaliteit. In die mate dat de regionale exportpromotiediensten vandaag in Peking, New Delhi of Mexico-stad de voorkeur geven aan onderdak in een Belgische ambassade.
In de jaren tachtig ijverde het Vlaamse bedrijfsleven met recht en reden voor de opsplitsing van de Belgische buitenlandse handel. Vandaag loopt de samenwerking vrij vlot tussen Flanders Investment & Trade, het Waalse Awex en Brussels Export – elk met hun eigen bevoegdheden, netwerken en klemtonen. Ze doen aan informatie-uitwisseling en organiseren buiten de Europese Unie samen handelsmissies onder de Belgische vlag. Efficiëntie is belangrijker dan een symbo- lenstrijd.
Communautaire incidenten zijn niet uit te sluiten, maar als de federale loyaliteit zou tekortschieten, moeten de Vlaamse parlementsleden de federale minister van Buitenlandse Zaken terechtwijzen. Helaas krijgen exotische materies zoals het buitenlandbeleid in Vlaanderen nauwelijks aandacht. De stroeve regels van het ambtenarenapparaat zijn een nog groter struikelblok om een ambassadeur op het matje te roepen, dan gebrek aan constructieve medewerking. Een samenwerking die tegenwoordig trouwens correcter en transparanter verloopt van het federale niveau naar de gewesten dan omgekeerd.
De Belgische ‘economische diplomatie’ is complementair aan de bevoegdheden die Vlaanderen verworven heeft voor export- en investeringspromotie, het sluiten van internationale verdragen, het onderhandelen over Europese, handels-, landbouw- en gezondheidszaken. Van terugschroeven kan geen sprake zijn. Het wordt echter tijd dat de Vlamingen hun calimerocomplex afwerpen, ook op het federale niveau en in hun relatie met het federale België.
De Vlaamse buitenlandse bevoegdheden mogen ook meer zijn dan koketteren met parallelle instellingen en organisaties. Waar ligt bijvoorbeeld de originaliteit van het Vlaamse ontwikkelingsbeleid? Hoe presteert Vleva, het Vlaams Europees Verbindingsagentschap? Wat gebeurde er met de Rubens Stichting, een Vlaamse denktank voor diplomatie en internationale uitstraling van Vlaanderen? Zal het Flanders House in New York meer betekenen dan het Vlaamse Centrum in Osaka, dat vooral Vlaamse beiaardklokken en trappistenbier hielp promoten? (T)
Door Erik Bruyland
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier