‘Digitalisering doet netto geen banen verdwijnen’

Alain Mouton

Digitalisering en artificiële intelligentie beïnvloeden ook de arbeidsmarkt. Nieuwe technologieën vragen nieuwe vormen van arbeidsorganisatie: meer flexibiliteit, meer freelancewerk. Op de Trends Summer University wezen experts op de impact van digitalisering op het nieuwe werken. Die digitalisering is niet direct een bedreiging van de banenmarkt.

Een paar weken na de Trends Summer University op 10 en 11 juni in Knokke publiceerde de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid zijn jaarverslag. Een van de opvallendste conclusies is dat de digitale revolutie geen bedreiging voor de banencreatie vormt. Meer nog, sinds de eeuwwisseling is de hoogtechnologische werkgelegenheid met 22,3 procent toegenomen. De groei van de niet-hoogtechnologische banen bedroeg 8,6 procent in dezelfde periode. Momenteel zijn er in België nog altijd 500.000 banen in de technologische sector. Dat is 12 procent van de totale tewerkstelling.

Het klopt dat bepaalde taken gedigitaliseerd zullen worden, stelt de Hoge Raad. Dat wijzigt de banenmarkt en zorgt voor een verdringingseffect: wanneer middelmatig gekwalificeerden uit hun baan geconcurreerd worden, gaan ze soms in laaggekwalificeerde banen aan de slag. Tegelijk wijzigen de laaggekwalificeerde banen. De inhoud is ingewikkelder geworden, maar de banen voor laaggeschoolden zullen niet massaal verdwijnen.

Dat was ook de teneur van het debat op Trends Summer University, wanneer gesproken werd over de impact van het digitale tijdperk op het nieuwe werken. Dominique Leroy, de CEO van Proximus, schetste in haar keynote speech de impact van de digitaliseringsgolf. “Die kan niet overschat worden”, stelt ze. “Kijk naar de e-commerce. Wereldwijd geeft die mensen nooit geziene kansen om te kiezen. Bedrijven die daar niet op inspelen zullen problemen kennen. Ook voor een telecombedrijf als Proximus is dat cruciaal. We werken met almaar meer technici en hoger geschoolden.”

Polarisering op de arbeidsmarkt

Leroy ziet op de arbeidsmarkt een evolutie waarin de hoogtechnologische banen aan belang winnen en veel mensen in een laaggeschoolde baan terechtkomen voor basistaken, terwijl de middengroep het almaar moeilijker zal hebben en deels zal verdwijnen. Leroy: “Dat wordt politiek ook vertaald in het extreme stemgedrag in de Verenigde Staten. Donald Trump en Bernie Sanders worden almaar populairder. Vroeger was het land een echte meritocratie. Als ik werk en studeer, dan kan ik meer verdienen en het verder schoppen dan mijn ouders, dachten velen. Dat gevoel is aan het verdwijnen. Er worden vragen gesteld bij die sociale mobiliteit. Bestaat die nog? Zal ik het beter hebben dan mijn ouders? Zo ontstaat een polarisering op de arbeidsmarkt en in de samenleving.”

In het debat dat volgde op de keynote speech benadrukten de panelleden de positieve impact van de digitale revolutie op de banenmarkt. Eric Van Zele, de topman van Barco, gelooft niet dat er banen verloren zullen gaan door de digitalisering en de artificiële intelligentie: “Wij gaan meer banen creëren. De Club van Rome voorspelde decennia geleden het einde van de groei. Wij zijn specialisten in het extrapoleren van het verleden om naar de toekomst te kijken. Maar de toekomst zal anders zijn. Ik ben niet pessimistisch. Digitalisering doet netto geen banen verdwijnen.”

“Er is banendestructie, wat niet nieuw is bij een technologische revolutie. Maar er komen ook banen bij. De geschiedenis leert dat er bij een digitale revolutie sprake is van een netto-banencreatie”, vult Jan Denys, arbeidsmarktspecialist bij de hr-groep Randstad, aan. “Ik wil mij niet wegsteken achter de geschiedenis. We zitten al midden in de digitale revolutie. Er komen banen bij. Critici focussen op banen, terwijl het eigenlijk taken zijn die overbodig worden door artificiële intelligentie en digitalisering. De OESO toont aan dat de inhoud van de banen verandert. De vraag is hoe mensen zich daaraan aanpassen.”

Volgens Dominique Leroy zullen de talentenprofielen veranderen. Maar het beleid moet daarop anticiperen. “En dat kan via het onderwijs”, zegt Leroy, “De vraag is of ons onderwijs daarvoor voldoende gevormd is. De lessen zijn grotendeels dezelfde als dertig jaar geleden. De taal van morgen is die van de digitalisering, niet het Latijn of het Grieks.”

Arbeidswetgeving niet aangepast

Volgens verschillende studies hervormt de digitalisering ook de arbeidsmarkt met meer flexwerkers en freelancers (IT-specialisten, werknemers die constant online taken uitvoeren, …). Ook de arbeidsreglementering met vaste uurroosters komt onder druk. Daarom wil de federale regering maatregelen nemen om op die behoefte aan een flexibelere arbeidsmarkt in te spelen. Het annualiseren van de arbeidstijd om de klassieke 38-urige werkweek flexibeler te maken, is daar een voorbeeld van. Een ander voorbeeld is het pleidooi voor een apart sociaal statuut voor freelancers. Vaak is te horen dat de Belgische arbeidswetgeving te rigide is en twee of drie stappen achterophinkt op de realiteit op de werkvloer, waar meer flexibiliteit de norm is geworden.

“Werknemers en werkgevers gaan meestal akkoord met een meer polyvalente en flexibele arbeidsduur”, zegt Herman Craeninckx, arbeidsrechtspecialist en vennoot bij Stibbe. “Maar ze botsten op de vakbonden en op de politici, die onvoldoende mee zijn met de publieke opinie. De arbeidswetgeving dateert uit de jaren zestig. Probeer eens met een wagen van toen de weg op te gaan. In het beste geval is het een oldtimer om ‘s zondags een toertje mee te rijden. Daar kan je geen opties, zoals een rechtse buitenspiegel of een gps, op zetten. Dat is niet houdbaar. Onze wetgeving is niet aangepast. Er is behoefte aan een wetgeving met een aantal algemene principes. Daarnaast kunnen de bedrijven individueel ondernemingsakkoorden afsluiten. De meerderheid van de werknemers, zeker de jongeren, is gewonnen voor een flexibelere wetgeving.”

Freelancestatuut

Een gevolg van de digitalisering is dat bedrijven meer en meer een beroep doen op freelancers. Ze zijn een volwaardig deel van de arbeidsmarkt. Hier en daar wordt al gepleit voor een statuut dat zich tussen dat van de werknemers en de zelfstandigen bevindt. Daarover zijn de meningen verdeeld. Sandrino Graceffa van SMart is een voorstander. SMart ondersteunt werknemers die vaak als freelancer werken (informatici, vertalers, journalisten, gidsen, …) bij hun administratieve taken.

“Het klassieke contract van onbepaalde duur is wereldwijd aan een opmars bezig. Maar voor het eerst is die curve aan het dalen. In het Westen komen nieuwe vormen van werk. Die kennen meer en meer succes”, zegt Graceffa. “Het sociale model met ofwel werknemers, ofwel zelfstandigen werkt niet meer. Ik zie met de freelancers een tussenvorm ontstaan. Bij de vakbonden lijken velen blind voor die evoluties. Maar tegelijk moeten we aandachtig zijn. Als we de manier van werken willen aanpassen aan nieuwe productievormen, dan is een nieuwe sociale bescherming nodig. Ik pleit voor een statuut tussen klassieke arbeid en 100 procent freelancers.”

Jan Denys is kritischer: “Ik zie op het terrein niet zoveel veranderen. Wereldwijd wint het werknemersstatuut nog altijd aan belang. Informele arbeidscircuits zijn aan het formaliseren. Het werknemersstatuut zit in de ontwikkelde landen aan zijn maximum. 85 tot 88 procent zit in een werknemersstatuut. Als dat met een paar procent daalt, wil dat nog niet zeggen dat we allemaal freelancer worden. Het loopt niet zo’n vaart.”

“Ook binnen het werknemersstatuut zijn de ontwikkelingen niet zo spectaculair”, zegt Denys. “Het idee dat de ‘vertijdelijking’ massaal toeneemt, klopt niet. Zeker niet in België. Hier zijn nu evenveel mensen tijdelijk aan het werk als in 2000. Europees zitten we onder het gemiddelde.”

Op de vraag of we een statuut nodig hebben tussen het werknemers- en het zelfstandigenstatuut zegt Denys: “Er is jaren gepraat over een eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden. Dat is er nu, al is nog niet alles geregeld. En dan heb je nog de ambtenaren. Moeten we dan spreken van een nieuw statuut? Ik stel mij vragen bij de meerwaarde.”

Alain Mouton

“Het sociale model met ofwel werknemers, ofwel zelfstandigen werkt niet meer. Ik zie met de freelancers een tussenvorm ontstaan” Sandrino Graceffa, SMart

“De meerderheid van de werknemers, zeker de jongeren, is gewonnen voor een flexibelere arbeidswetgeving” Herman Craeninckx, Stibbe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content