Devaluatie, toen en nu
Naar aanleiding van het overlijden van ex-premier Wilfried Martens ging het in de eindeloze stroom commentaren bij herhaling over de devaluatie van de Belgische frank in februari 1982. Die ingreep vormde het koninginnenstuk van de economische herstelstrategie van de eerste rooms-blauwe regering onder leiding van Martens. België gold in die dagen als de zieke man van Europa: forse begrotingstekorten, escalerende overheidsschuld, noodlijdend bedrijfsleven, hoge en stijgende werkloosheid en sterk aangevreten internationaal concurrentievermogen, vooral door de relatief te hoog opgelopen loonkosten.
Een devaluatie van de Belgische frank met 8,5 procent ten opzichte van de belangrijkste handelspartners, kon die concurrentiehandicap in één vingerknip grotendeels wegwerken. Aan de beslissing gingen harde en lange discussies vooraf. De Nationale Bank bijvoorbeeld verzette zich heftig tegen een devaluatie. Haar redenering luidde dat een devaluatie moest samengaan met een ingreep in de indexkoppeling van de lonen. Anders zou het land in een oplopende inflatiespiraal terechtkomen. Koppel de lonen los van de index, en je hebt geen devaluatie nodig. In de geest van deze redenering stelde Roland Beauvois, hoofd van de NBB-studiedienst en van PS-signatuur, eind 1981 een eenmalige, algemene inlevering van 10 procent voor alle brutolonen voor. 5 procent daarvan zou in de ondernemingen blijven, en 5 procent zou gebruikt worden om het begrotingstekort te delgen. ABVV-topman George Debunne dreigde er daarop mee “gans het land in brand te steken”. “Alors il n’y a que la dévaluation”, zou Cecil de Strycker, gouverneur van de NBB, toen gezegd hebben.
Over de devaluatie van februari 1982 leeft de hardnekkige mythe dat zowat alles bedisseld zou zijn in het buitenverblijf van Fons Verplaetse in het Waalse Poupehan. Verplaetse was de grote antagonist van Beauvois en de andere tegenstanders van een devaluatie in de NBB. Hij leunde aan bij Jef Houthuys, topman van het ACV. Samen met Wilfried Martens en Hubert Detremmerie (BAC) vormden Verplaetse en Houthuys het kwartet van Poupehan. Veel van deze mythe is fout. De ultieme druk om te devalueren kwam van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Vertegenwoordigers van het IMF lieten er eind 1981 niet de minste twijfel over bestaan dat ze desnoods op een minder aangename wijze België zouden verplichten tot een devaluatie. Met de rug tegen de muur werd in Poupehan gesproken over de noodzakelijke begeleidingsmaatregelen. Poupehan was belangrijk in het kader van de devaluatie van februari 1982, maar niet beslissend. Het IMF was dat wél.
Dit stukje Belgische geschiedenis is uiterst relevant voor wat we nu meemaken. Ook vandaag kampt ons internationaal concurrentievermogen met een aanzienlijke handicap door de te hoog opgelopen loonkosten. Maar een devaluatie is geen optie, want de Belgische frank bestaat niet meer. Uiteraard kan de euro devalueren tegenover de dollar, yen, pond en andere munten, maar dat verandert niks aan onze situatie ten aanzien van de europartners. Dat is een probleem, want ruim twee derde van de Belgische export blijft in de eurozone.
De loonkostenhandicap kan deze keer alleen weggewerkt worden via wat men een ‘interne of fiscale devaluatie’ is beginnen te noemen, een daling van de relatieve loonkosten, door de lasten op arbeid te verlagen. Net zoals in 1982 is dat moeilijk te slikken voor de vakbonden en de linkse partijen. Vandaar dat bijvoorbeeld de PS al het mogelijke doet om onze loonkostenhandicap te minimaliseren. Vicepremier Laurette Onkelinx gaat zelfs zonder verpinken de absurde toer op als zij stelt dat onze loonkostenhandicap zich “ergens tussen 1 en 3 procent bevindt”.
De harde sociaaleconomische realiteit is dat die handicap minstens 10 procent bedraagt. Op een totale loonmassa in de private sector van 135 miljard euro gaat het dus om 13,5 miljard euro. Op langere termijn liggen de kaarten even simpel als moeilijk: ofwel neemt men maatregelen die in de richting van die 13,5 miljard gaan, ofwel verdwijnen er nog meer jobs en ontsporen de publieke financiën verder door de vergrijzingskosten. De ultieme vluchtweg via een monetaire devaluatie, is definitief opgebroken.
JOHAN VAN OVERTVELDT – Hoofdredacteur
De loonkostenhandicap kan deze keer alleen weggewerkt worden via een daling van de relatieve loonkosten, door de lasten op arbeid te verlagen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier