Demotte verdraait de waarheid
Vorige week verklaarde minister van Sociale Zaken Rudy Demotte dat de sociale lasten op arbeid gehalveerd zijn. Daarmee doet hij de waarheid flink geweld aan.
Op dinsdag 12 september verslikte menig werkgever zich in zijn koffie toen hij De Standaard las. In een interview met die krant verklaarde Rudy Demotte (PS), minister van Sociale Zaken, dat de officiële werkgeversbijdragen van 45,36 % zijn gezakt naar 24,9 % in de realiteit. En – klap op de vuurpijl – met dat tarief doet België het beter dan de buurlanden. Bovendien zijn dit cijfers voor 2003 en zijn er sindsdien nog eens voor 2 miljard euro lastenverlagingen gegeven.
Demotte verstaat onder werkgeversbijdragen zowel de bijdragen die de werkgever betaalt (32,29 %) als de bijdragen van de werknemer (13,07 %). De halvering van de bijdragen zou het gevolg zijn van de talrijke lastenverlagingen die de overheid de laatste jaren heeft toegestaan. Volgens Demotte zou het beter zijn enkel een paar specifieke verlagingen te behouden en de rest te incorporeren in een lager basistarief. Dat zou ons in het buitenland in een beter daglicht stellen.
Uit cijfers die Trends opvroeg bij het kabinet van minister Demotte blijkt deze analyse nogal kort door de bocht te gaan. Een voorbeeld van erg selectieve lectuur. De gemiddelde werkgeversbijdrage – ook wel de impliciete bijdragevoet genoemd – van 24,9 % is gebaseerd op een tabel die vorig jaar verscheen in het technische verslag dat de paritair samengestelde Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) elk jaar publiceert ter voorbereiding van de bepaling van de loonnorm. Volgens die tabel (zie tabel 1: Samenstelling van de sociale en fiscale lasten) bedragen de gemiddelde persoonlijke bijdragen 8,5 % en de werkgeversbijdragen 16,4 %. Mede door de hoge directe belastingen heeft België een van de hoogste belastingen op arbeid.
Aandachtige lectuur van het technische verslag leert dat deze tabel (opgesteld door de Europese Commissie) alleen de bijdragen omvat die aan de administratie van de sociale zekerheid (in België de RSZ) zijn gestort en niet de vrijwillige bijdragen (bijvoorbeeld de bijdragen aan pensioenfondsen). Dat laatste verklaart bijvoorbeeld het lage cijfer voor Nederland. “Als men er in België wel rekening mee zou houden, zou de impliciete voet van de werkgeversbijdragen in 2003 3,7 % hoger zijn uitgekomen,” aldus het technische verslag.
Bovendien hebben de cijfers uit tabel 1 betrekking op de hele economie: overheid en privésector. De bijdragedruk in de privésector ligt hoger. Het is dan ook onterecht om de 24,9 % voor de hele economie af te zetten tegen de officiële bijdragevoet in de privésector. Dat is appelen met peren vergelijken.
Daarom berekent het technische verslag van de CRB ook de impliciete bijdragevoet voor de privéwerkgevers (zie tabel 2: Evolutie van de werkelijke werkgeversbijdragen in de privésector). En daaruit komt een heel ander beeld naar voren. Maar deze tabel gebruikt minister Demotte niet. In 2005-2006 bedragen de werkgeversbijdragen in België 25,2 %, tegenover 20,9 % voor de drie buurlanden. De CRB heeft deze bijdrage berekend als een percentage van de loonkost en niet van de brutolonen. Ze is daardoor een pak lager dan de officiële bijdragevoet van 32,29 %. Belangrijk hier is enkel de vergelijking met het buitenland.
Naast deze macro-economische methode bestaan er ook micro-economische berekeningen, waarbij de fiscale situatie van individuele standaardgevallen wordt gesimuleerd. Ook die tonen aan dat België het slechter doet dan de buurlanden. Besluit het technische verslag van de CRB: “Er bestaat een positief verband tussen (impliciete) micro-economische en macro-economische belastingvoeten. België bevindt zich overigens in de groep met hoge belastingen volgens beide indicators.”
Het verslag geeft wel aan dat het in de eerste plaats de hoge directe belastingen zijn die ons in België parten spelen, en in mindere mate de werkgeversbijdragen. De persoonlijke bijdragen zijn meestal lager dan elders.
Patronale goedkeuring
Het idee om de lastenverlagingen te incorporeren in de bijdragevoet en dus tot een lagere werkgeversbijdrage te komen, krijgt in patronale kringen wel goedkeuring. Niemand heeft immers voordeel bij een hoog tarief dat buitenlandse investeerders afschrikt en dat het individuele ondernemers en de administratie veel moeilijker maakt.
Een juiste lectuur van de cijfers toont echter aan dat de potentiële verlaging lang niet zo groot zal zijn als Demotte aangeeft. In 2004 bedroegen de verlagingen 4 miljard euro op een totaal van 20,6 miljard euro door de RSZ ontvangen bijdragen (volgens Belgostat). Bovendien wil Demotte – en terecht – bepaalde verlagingen behouden (voor laaggeschoolden, ouderen en eerste aanwerving). Het betekent wel dat het bedrag dat aangewend kan worden voor een algemene tariefverlaging kleiner wordt. Serieus rekenwerk is hier nodig, maar om meer dan enkele procenten zal het waarschijnlijk niet gaan.
Guido Muelenaer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier