DE ZIEKE ZEKERHEID, SPOEDGEVAL IN ’96

Elk jaar begint met goede voornemens en hoge verwachtingen, maar voor de toekomst van onze welvaart ligt de lat dit jaar biezonder hoog. 1996 zal beslissend zijn voor het Europese projekt : komt de muntunie van Maastricht er wel degelijk of rafelt de Europese Unie uiteen ? De geplande intergoevernementele konferentie moet uitsluitsel brengen. 1996 moet tevens het jaar worden waarin de job- en welvaartsvernietigende spiraal van onze sociale verzorgingsstaat wordt omgebogen : de regering-Dehaene heeft geen andere keuze dan de sociale zekerheid grondig te herbronnen.

Onze impact op het Europese debat is biezonder beperkt. Op die andere uitdaging hebben we alsnog wél vat. Helaas doet de regeringsleider er alles aan om een breed debat daarover uit de weg te gaan. Na de klassieke salongesprekken achter de schermen, start later deze maand een eerste officiële bespreking in de schoot van de regering. Het parlement zal slechts kunnen akteren wat daar uitkomt. Dat sommige regeringspartijen nu reeds spreken van een “konsolidering” van de sociale zekerheid geeft ten andere niet meteen blijk van veel vernieuwingsdrang.

De beproefde Dehaene-taktiek om traag en in de luwte van de schaduw de kar te trekken, is misschien de meest werkzame in de Belgische krabbenmand. Maar de vorming van een politieke debatkultuur, die de dagjespolitiek overstijgt, wordt zo wel deskundig in de kiem gesmoord. Hoeft het te verbazen dat steeds meer kiezers de blik afwenden van dit verlicht despotisme en de politiek de rug toekeren ?

Het is niet enkel Dehaenes schuld. De makke oppositie in het parlement is geen partij voor hem. De oppositiepartijen zijn zelf hun wonden aan het likken, terwijl oppositieleider Herman De Croo zich verliest in plat populisme en het afveilen van het VLD-programma tot de grootste gemene deler van de huidige meerderheidspartijen.

Het is nochtans hoog tijd dat het debat omtrent de hervorming van de sociale zekerheid wordt opengetrokken. Het huidige discours, of wat daar moet voor doorgaan, glijdt al te licht heen over enkele essentialia. Enkele topics voor een debat, jong van hart, dat verder kijkt dan het jaar 2000.

1. De veel gemaakte analyse dat de redding van de sociale zekerheid sterk verbonden is met het aanzwengelen van de werkgelegenheid gaat in de goede richting. Alleen staart ze zich blind op de werkloosheidsgraad. Die is niet determinerend voor de draagkracht van het stelsel van sociale zekerheid, wel de aktiviteitsgraad of de verhouding tussen het aantal beroepsaktieven en de totale bevolking.

De werkloosheidsgraad geeft de verhouding weer tussen het aantal werkzoekenden en de bevolking op beroepsaktieve leeftijd die zich aandient op de arbeidsmarkt. Op termijn en dat is slechts een kwestie van hooguit tien jaar zal die werkloosheidsgraad automatisch dalen. De vergrijzing en het feit dat de participatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt stilaan zijn hoogtepunt heeft bereikt, zorgen immers voor een daling van het aantal aktieven dat zich op de arbeidsmarkt begeeft.

Maar dat maakt het financieringsprobleem van de sociale zekerheid er niet lichter op. Integendeel, een steeds kleinere groep aktieven moet een steeds grotere massa van gepensioneerden onderhouden. Met als enige uitweg dat de schaarse aktievelingen meer uren gaan kloppen en/of de pensioenen drastisch worden beperkt. Het eigenaardige is dat het beleid zich bij dit gegeven neerlegt als was het een wet van Meden en Perzen.

Een demografische trend buig je zomaar niet om, akkoord, maar je kan hem wel afzwakken. Dat vergt meer dan ooit een kindvriendelijk beleid. Kinderbijslagen blijven belangrijk. Maar laten we eerlijk zijn, voor de hogere inkomens zijn ze niet doorslaggevend. Die groepen, meestal tweeverdieners, hebben wel nood aan een vlottere kombinatie tussen werk en gezin. Het beleid kan hier deels een handje toesteken, met faciliteiten voor kinderopvang of ouderschapsverlof. Bedrijven staan hier voor de uitdaging om ook voor hun kaders enige tijd te laten voor het kroost, uiteraard mits zonodig een korting op het loon. Het maakt voor velen het verschil tussen twee of drie kinderen, voor de hele ekonomie het verschil tussen een vruchtbaarheidsgraad van 1,6 en 2, het verschil tussen 40 procent of 30 procent 60-plussers in de bevolking.

Een andere manier om de aktiviteitsgraad op te krikken is de verhoging van de pensioenleeftijd, of toch minstens het opkrikken van de aktiviteitsgraad van de 60-plussers. In België werkt nog amper een kwart van de mannen op die leeftijd. Wie tot zijn 25 studeert en met 55 op brugpensioen gaat, werkt nog amper gedurende een derde van zijn leven. Ook hier past een appel aan bedrijfsleiders, met name om oudere krachten niet te snel af te schrijven. Daartegenover staat wel dat automatische loonopslagen in funktie van de anciënniteit niet meer passen. Kortom : kortere werktijden, gedurende een langere periode, met een vlakker loonverloop.

2. Onze sociale zekerheid is een kombinatie van verzekering en solidariteit. De bon ton van Dehaene en zijn mentor Bea Cantillon (direkteur Centrum voor Sociaal Beleid en CVP-senator) is dat er meer solidariteit moet komen door de uitkeringen selektiever te maken. Maar van het liberale voorstel om de SZ te beperken tot basisuitkeringen op basis van pure solidariteit en de rest over te laten aan privé-verzekeraars willen ze niet weten.

Er moet hier een duidelijke keuze gemaakt worden : ofwel het VLD-stelsel, ofwel de sociale zekerheid als verzekering. In die laatste optie kan de solidariteit indien nodig opgevoerd worden via de belastingen. Door de twee solidariteit en verzekering steeds meer te vermengen, maakt Dehaene het stelsel nog complexer dan het reeds is. Of is dat de bedoeling, omdat zo de graad van solidariteit gecamoufleerd kan worden ?

3. De optie om de gezondheidszorgen en de kinderbijslagen uit de SZ te lichten en met belastingen te financieren, is afgevoerd. De Franstaligen stelden hun veto omdat het voor hen de voorbode is van de overheveling van die materies naar de gemeenschappen. Dat is ook zo, maar hoe bestaat het dat een hervorming waarover inhoudelijk iedereen langs beide zijden van de taalgrens het eens is, om die reden wordt afgevoerd ? Het is vooral onbegrijpelijk dat de premier, die van geen enkel taboe wil weten, dit Franstalige taboe eenzijdig bij voorbaat buiten de besprekingen houdt. Beleid is steeds een kwestie van kompromissen, van geven en nemen. Maar hier wordt de Franstaligen reeds gegeven, nog vóór de Vlamingen ook maar iets genomen hebben.

Een grondige hervorming van de sociale zekerheid kan overigens gewoonweg niet voorbijgaan aan een minstens gedeeltelijke splitsing van de SZ of een responsabilizering van de deelstaten. Die krijgen zo een homogener takenpakket en een prikkel om aktief te blijven in het creëren van welvaart. Dehaene zegt toch de efficiëntie van het stelsel te willen verhogen ?

J.V.D.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content