De zekerheid van de onzekerheid

Luc Huysmans senior writer bij Trends

Witte rook is er nog altijd niet voor het Vlaamse subsidiesysteem voor groene energie. Dat moet aangepast worden, wegens te duur en niet efficiënt genoeg. De onderhandelingen zitten in een eindfase, maar de sector houdt zijn hart vast.

Oorspronkelijk had Vlaams minister van Energie Freya Van den Bossche (sp.a) gehoopt eind vorig jaar een akkoord te hebben in de Vlaamse regering over de aanpassingen aan het subsidiesysteem voor groene energie. Toch is haar woordvoerder Gorik van Holen “redelijk optimistisch dat we op korte termijn kunnen finaliseren. We hadden gehoopt al eerder een akkoord te hebben, maar we liggen nog altijd op schema om tegen 2013 de nieuwe regels te laten ingaan.”

De Vlaamse regering ondersteunt producenten van hernieuwbare energie door ze per megawatt geproduceerde energie een groenestroomcertificaat toe te kennen. Energieleveranciers als Electrabel, Nuon, Essent, Eneco, Lampiris en andere krijgen dan weer de verplichting opgelegd om per eenheid elektriciteit die zij verkopen aan bedrijven en particulieren, een bepaald percentage groenestroomcertificaten voor te leggen.

Geen markt meer

Indien alles goed loopt, dan vormt de verkoop van groenestroomcertificaten voor producenten van groene stroom een extra inkomstenbron bovenop de inkomsten uit de verkoop van hun elektriciteit. Maar momenteel ligt die markt volledig stil. “Dat komt vooral door het overaanbod van groenestroomcertificaten van zonnepanelen”, verklaart Annemie Bollen, energiespecialist op de studiedienst van de SERV. De leveranciers kunnen die goedkoop aankopen bij de netbeheerders, die op geregelde tijdstippen hun certificaten moéten verkopen, en laten de markt dan ook links liggen. Daardoor passeren de leveranciers eigenlijk twee keer langs de kassa”, analyseert Bollen. “Zij kopen de certificaten goedkoper in, én ze mogen wel het hogere minimumtarief factureren aan hun klanten. Bovendien bestendigt het de macht van de grote spelers, want het overaanbod is vooral een probleem voor degenen die afhankelijk zijn van de markt, en dus niet verbonden zijn aan een energieleverancier.”

Dirk Van Evercooren, directeur marktwerking bij de Vlaamse energieregulator VREG, bevestigt dat de energieproducenten het moeilijk hebben om hun certificaten verkocht te krijgen. “Bedrijven die de cashflow nodig hebben, verkopen die dan tegen de vastgelegde minimumprijs aan distributienetbeheerders zoals Infrax en Eandis.” Tot december 2011 deden eigenlijk alleen producenten van zonne-energie dat. Maar sindsdien kiezen ook uitbaters van biomassa-installaties ervoor om hun certificaten aan de distributienetbeheerders te verkopen. “Wat wil zeggen dat er eigenlijk geen markt meer is”, concludeert Rik Van de Walle, algemeen directeur van de groene-energiespecialist Aspiravi.

Sector in problemen

“Het water staat onze bedrijven aan de lippen”, herhaalt algemeen directeur Werner Annaert van de federatie van milieubedrijven Febem. “Een industriële sector raakt in de problemen omdat de politiek het niet eens raakt over zonnepanelen. Een bedrijf als Greenpower in Merksplas (failliet verklaard in juli 2011, nvdr.) had kunnen worden gered als de Vlaamse regering vorig jaar al een beslissing had genomen.”

De reden waarom vooral biomassabedrijven in de problemen komen, is dat zij kampen met hoge variabele kosten. Zodra een windmolen er staat, hoeft het enkel nog te waaien, met relatief beperkte onderhoudskosten. Een biomassa-installatie moet echter haar brandstof aankopen. Annaert: “Daarbovenop investeren ze in efficiëntie, in verlaging van emissies,…” Zo investeerde Electrawinds in Oostende in een glycerolysegebouw, waar de free fatty acids, de afvalstromen die overblijven na raffinage van de biofuels, worden gemengd met glycerol. Dat levert een kunstmatig vet op dat opnieuw bruikbaar is als biofuel.

De bedrijven worden evenmin geholpen door de hoge prijzen voor de aanvoer van brandstof. Door de strenge wetgeving mogen sommige restfracties in België niet worden verbrand, en in het buitenland wel, wat een extra opwaartse prijsdruk geeft.

De gevolgen laten zich raden. Naar verluidt draait zowat de helft van de vergistingsinstallaties, die vooral bij landbouwbedrijven te vinden zijn, met verlies. Electrawinds activeert zijn GreenPower-installatie in Oostende enkel op piekmomenten. De installatie van W-Cycle (Colruyt) in Lot draait evenmin op volle capaciteit. Terwijl de kracht van biomassa precies is dat ze altijd kan produceren, terwijl wind- en zonne-installaties alleen als het waait of de zon schijnt.

“Eigenlijk is dit dubbel jammer”, merkt Annemie Bollen op. “Want dit is een efficiënte en goedkope technologie, die op de certificatenmarkt wordt weggedrukt door de duurdere zonnepanelen.”

Nieuw systeem

De sector wacht dan ook vol ongeduld op het nieuwe certificatensysteem. Maar hij niet alleen. Voka en Febeliec, de federatie van grote energieverbruikers, maken zich vooral zorgen over de meerkosten voor de bedrijven. Jo Libeer, gedelegeerd bestuurder van Voka, vreest dat de Vlaamse regering wil opteren voor een hervorming waarbij de meerkosten van het groenestroombeleid in grote mate op de ondernemingen worden verhaald. “Dat is onaanvaardbaar, want het ondermijnt verder onze concurrentiepositie.”

Peter Claes, gedelegeerd bestuurder van Febeliec, vergelijkt de situatie met een drietrapsraket. De eerste is de vraag welke energiemix we willen. “Daarbij zijn we ook afhankelijk van de beslissing over nucleaire energie, en die van Europa. De tweede stap is hoe we die energie zo goedkoop en efficiënt mogelijk kunnen opwekken. Ik ben niet tegen het certificatensysteem, maar het is duur, niet transparant en inefficiënt. De derde vraag is wie moet betalen. In Duitsland betaalt Nyr-star het maximum van 500.000 euro, hier in Vlaanderen 6 miljoen euro alleen aan groenestroomcertificaten, zonder de kosten voor offshorewindenergie mee te tellen. Als Vlaanderen een echt industrieel beleid wil voeren, moet het daarmee rekening houden.”

Weg met de quota

Bollen ziet een aantal mogelijke aanpassingen aan het systeem. “Ofwel moeten de quota omhoog, maar dat heeft een prijs. Je kan ook het overschot aan certificaten uit de markt laten nemen. Of je verplicht de netbeheerders om tijdelijk een deel van de certificaten op te potten, al is dat een oplossing waarvan de baten twijfelachtig zijn.”

Al vindt de SERV-studax dat we “af moeten van het quotasysteem. Je kan veel beter gaan naar een feed-in-premiesysteem, waarbij de energieproducenten een bonus krijgen op de elektriciteitsprijs, afhankelijk van de technologie die ze gebruiken. Dan is ook de omweg via de energieleveranciers niet nodig. Quota bestendigen de marktmacht van de grote spelers. Electrabel kan in Max Green (een voor biomassa omgebouwde steenkoolcentrale, nvdr.) certificaten produceren tegen 30 euro, terwijl kleinere leveranciers die moeten kopen voor 120 euro. Quota werken alleen indien er voldoende marktwerking is, en die is er nu niet. Maar ik ben vrij pessimistisch: ik vrees dat de regering die stap naar een echt ander systeem niet durft te doen.”

Rik Van de Walle: “Eigenlijk is het systeem op zich het probleem niet. De grote uitdaging zit in de rechtsonzekerheid. Welk systeem de regering ook kiest, de hoofdvraag is: hoe lang blijft het overeind? Hogere biomassaprijzen en lagere elektriciteitsprijzen zijn risico’s die je incalculeert wanneer je investeert. Maar wanneer de overheid telkens opnieuw de randvoorwaarden verandert, stopt het. Je spreekt hier over projecten die er vijftien, twintig jaar staan. Ik ben mijn vertrouwen voor een stuk verloren.”

LUC HUYSMANS

“Quota werken alleen indien er voldoende marktwerking is, en die is er nu niet”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content