De witte vlek

Het contrast tussen het beleid van gewezen BZ-minister Eric De Rycke (SP) en de huidige BZ-titularis Louis michel (PRL) is merkwaardig op meerdere domeinen, maar gewoon reuzegroot wanneer het over Centraal-Afrika gaat. De politiek van de opeenvolgende SP-ministers Claes, Vandenbroucke en De Rycke mondde uiteindelijk uit in een non-politiek, een afbouw van bijna alle bilaterale relaties die in het verleden tussen Congo en België hadden bestaan. Het leek op een rood-rozige afrekening met een stuk Belgische geschiedenis dat door de sociaal-democraten blijkbaar werd aangevoeld als een erfenis van een Société Générale-kapitalisme, een establishment waarmee ze nooit iets te maken hadden gehad, bovendien te veel bestoven door de Belgische katholieke kerk die in het verleden met duizenden missionarissen een belangrijk netwerk geweven had. In dat denkpatroon was de vervanging van Mobutu door Kabila de opvolging van een sjoemelaar (te zacht uitgedrukt) door een andere oplichter. Vandaar… naar nieuwe politieke mogelijkheden werd er twee jaar geleden niet eens gezocht…

En toen, in juli 1999, kwam Louis Michel er aan en klonken er plotseling grote woorden: “België verloor zijn eer in Centraal-Afrika. Het is nochtans het enige gebied waar we nog buitenlandse politiek kunnen maken. De Afrika-kennis is bij ons nog steeds in ruime mate aanwezig. Daarom, laat ons opnieuw mikken op “grandeur”, historische verantwoordelijkheid”! kabila werd niet langer als een pestlijder behandeld en werd zelfs in Brussel nog aarzelend en met wat restricties, ontvangen en rondgeleid. De UNO-General Assembly van einde 1999 werd voor Louis Michel een gelegenheid voor wervelende bilaterale gesprekken. En van 15 tot 21 februari jl. haalde hij in Brussel voor overleg bij mekaar: de betrokken BZ-commissies van Kamer en Senaat; de ambassadeurs die België vertegenwoordigen in Centraal-Afrika of in staten of instanties die voor een Belgische Afrika politiek belang kunnen hebben (UNO, EU, Parijs, Londen, Den Haag, Washington…); plus nog veertig mensen uit universiteiten, pers, zakenwereld. NGO’s… En daarna de reis van Louis Michel zelf, in een wolk van Belgische genodigden, naar Kinshasa…

Of dit nu echt het begin is van een nieuwe politiek met slaagkansen is op dit ogenblik nog niet te zeggen. Wat wel een feit is dat Louis Michel nationale en internationale aandacht trok, en dat hij in België een debat op gang bracht dat links en rechts met heftigheid wordt gevoerd. Jan Modaal snapt het niet. “Moeten wij opnieuw met centen en/of para’s naar Kongo? Is het niet genoeg geweest? Wat kunnen wij in dat wespennest gaan doen?” vraagt men aan de tapkast. Maar intussen worden zaken voorbereid en vloeien er toch weer één miljard Belgische frank per jaar aan belastinggeld naar Congo.

In debatten zeggen kenners dat er in Congo geen “Staat” meer is; geen statistieken, geen begroting, maar wel een informele economie die beter draait dan men denkt met meer mogelijkheden dan onmiddellijk zichtbaar, met weer meer Congolese goederen op de kaaien van de Antwerpse haven. En de twijfelaars, sceptisch door vroegere ervaringen maar daarom nog niet cynisch, vragen zich af of België dan toch niet moet helpen in het Lusaka – en Arushaproces, medische hulp moet aanbrengen, de diamantsmokkel onder controle moet krijgen, kindsoldaten moet beschermen, moet bijdragen tot een internationaal embargo op de wapenleveringen aan de strijdende partijen, enz, enz… Als bij al die pogingen de wind toch zou meezitten – vooralsnog onwaarschijnlijk – en men de EU-collega’s toch voor een dergelijke Belgische Afrika-politiek zou kunnen winnen, dan zou dat prachtig zijn. Maar ook dan blijft er een grote witte vlek in dat Congodebat; iets dat voor een oplossing per se nodig is, maar waarover ik in de beschikbare stukken nog niets gelezen heb.

België alleen is te klein voor dit dossier. Maar zelfs wanneer men binnen de Europese Unie diplomatieke en budgettaire successen zou boeken, en medewerking zou losweken, blijft het nog altijd waar dat de Bretton Woodsinstellingen – IMF en Wereldbank – onmisbaar zijn om financieel-economische resultaten te kunnen boeken. Omdat de Wereldbank geen leningen kan toestaan zonder voorafgaandelijk groen licht van het IMF moet men eerst iets doen waarover ik tot nu in de Belgische oefening nog niets gelezen heb: nagaan wat het IMF voor haar kredietlijnen als voorwaarden stelt. Het IMF leeft in een denkpatroon dat een totaal andere wereld vertegenwoordigt dan de wegen van de informele “zwarte” economie. Men vraagt een geloofwaardig budget dat onder IMF-controle nauwgezet wordt uitgevoerd. Voor de munt vraagt men een wisselniveau dat echt is en de export bevordert. Men eist een export-gerichte economie die de nodige deviezen opbrengt. Zoals bijvoorbeeld een goed functionnerende Gécamines die in de jaren tachtig nog goed was voor 85 % van Kongo’s deviezeninkomsten. Geen van al die voorwaarden lijkt aanwezig te zijn. Van dat alles heb ik niets in Michel’s memorando gelezen. Dat is een witte vlek die men best zou inkleuren. Wanneer ik sommigen hoor zeggen dat “lakse leningen die het IMF aan de toch ook nniet goed draaiende Russische Federatie geeft ook voor Congo moeten kunnen” verliezen zij een fundamenteel geopolitiek gegeven uit het oog. De ruimte tussen Petersburg en Wladisvostok is voor de Amerikanen politiek belangrijker dan het hart van Afrika; mede omdat Centraal-Afrika na de val van de Berlijnse muur en de implosie van de Sovjet-Unie geen inzet meer is in een Oost-Westkrachtenmeting.

Vergeten we nooit dat de stemverdeling binnen het IMF Anders werkt dan in de VN. In het IMF wegen de VSA alleen reeds voor 20 %. Indien Louis Michel ons wil overtuigen dan zou hij dringend moeten zeggen wat Washington en de G7 over zijn plannen denken.

Jan Hendrickx, (gewezen ambassadeur e, kabintschef (op BZ).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content