De wereld onder stoom
De wereldeconomie zou best wel eens aan de vooravond kunnen staan van de eerste gesynchroniseerde groei sinds begin deze eeuw. Maar dat is niet zonder gevaar. Voor België biedt deze situatie alleszins nieuwe kansen.
Voelt u zich aan het begin van het jaar ook een beetje down ? Wat vindt u dan van deze opmerkelijke voorspellingen ? Volgens de Oeso zouden al haar 29 leden dit jaar voor het eerst sinds 1985 een groei optekenen. En nog beter : de ontwikkelingslanden en de economieën in overgang zoals de Oost-Europese en de Russische, zouden het ook lang niet mis moeten doen. Indien (maar dat is dan wel een grote indien) dergelijke voorspellingen ook uitkomen, zit het erin dat we tijdens de komende jaren de meest wijdverspreide periode van economische groei sedert het begin van deze eeuw.
Is deze oppepper niet groot genoeg om zelfs de hardnekkigste sceptici er weer helemaal bovenop te helpen ? Vertel hen dan het nieuws dat de kans bestaat dat het gemiddelde niveau van de wereldinflatie tot zijn laagste punt sedert bijna 30 jaar zal zakken. Zelfs een land als Brazilië, dat naast zijn koffie en carnaval vooral bekend staat om zijn hyperinflatie, tekende in december voor het eerst sinds de jaren ’50 weer inflatiecijfers op die onder de 10 % liggen.
Het goede nieuws komt van zowat overal ter wereld. Onder de rijke industriële landen zou de groei gelijkmatiger verdeeld worden en zouden de economieën van het Europese vasteland en Japan eindelijk weer op gang komen. De Oeso verwacht dat het Europese BBP in 1997 en 1998 met zowat 2,5 % zou stijgen. Na een pijnlijk lange recessie verwacht men dat het Japanse BBP tussen de laatste zes maanden van 1996 en de tweede helft van 1997 met 2,8 % zou stijgen. De Amerikaanse economie die de voorbije vijf jaar de rol van koploper heeft gespeeld, zou rond 2 % blijven hangen. Heel wat andere economisten gaan er niettemin vanuit dat Amerika wel wat vlugger dan dat zal groeien. Al bij al ziet het ernaar uit dat de rijke industriële economieën, die zowat de helft van de totale wereldproductie vertegenwoordigen, dit jaar met pakweg 2,5 % zouden groeien.
Maar die prestatie zal niet kunnen tippen aan die van de opkomende economieën. Hier werpen economische hervormingen en een gezonder financieel en fiscaal beleid immers vruchten af. In de nasleep van het Mexicaanse debacle kende de Latijns-Amerikaanse productie in 1995 een sterke terugval. Nu werd deze tendens radicaal omgebogen. De voorbije twaalf maanden ging de Mexicaanse productie met 16 % naar omhoog, de Argentijnse ging met 13 % vooruit. Het IMF voorspelt dat het BBP in Latijns-Amerika jaarlijks met gemiddeld 4 % zal stijgen.
Het IMF sust ook de vrees als zou het Aziatische economische wonder aan het tanen zijn. In sommige Aziatische economieën kende de groei een sterke terugval omdat de uitvoer slabakte. Maar de meeste economisten zijn van oordeel dat dit vooral een weerspiegeling van een cyclische daling is. Volgens het IMF zou de cyclus weer in een opgaande beweging zitten. Het stelt voor 1997 optimistische groeicijfers van 7,5 % voor de Aziatische ontwikkelingslanden in het verschiet.
Maar men verwacht dat de ommekeer in Rusland en in Oost-Europa het spectaculairst zal zijn. Dit gebied zou zijn eerste echte groeicijfers in tien jaar tijd kunnen neerzetten. De Russische productie boerde sinds de jaren ’80 met meer dan 50 % achteruit. Zowel de Oeso als het IMF gaan ervan uit dat de kans bestaat dat deze productie in 1997 opnieuw in de lift zou zitten en zou bijdragen om voor dit gebied een groeicijfer van 4 % te realiseren.
Alles samen zou het BBP op wereldniveau in 1997 met meer dan 4 % kunnen stijgen. Dat zou het snelste groeitempo sinds tien jaar zijn. Het IMF kijkt nog wat dieper in zijn kristallen bol en voorspelt voor de vier jaren tot 2001 een wereldgroei van 4,4 %. Dit percentage ligt beduidend hoger dan het gemiddelde van 3,2 % voor de voorbije twintig jaar.
Volgens David Hale, hoofdeconoom bij Zurich Kemper Investments, is een dergelijke wijdverspreide groei een unicum in de moderne geschiedenis. Het is al van voor de Eerste Wereldoorlog geleden dat alle rijke en arme landen gelijktijdig een onafgebroken periode van sterke groei doormaakten. Dat ziet er allemaal uitstekend nieuws uit. Voeg daar nog bij dat de groei zo goed als zeker door een stijgende marge wordt onderschat omdat het lang niet evident is om het toenemende aandeel van de geproduceerde diensten nauwkeurig te meten. Het is mogelijk dat de wereld aan de vooravond staat van één van de sterkste “booms” uit de geschiedenis.
TE MOOI OM WAAR TE ZIJN ?
Men zou uit dit heuglijke nieuws kunnen afleiden dat de uitbundige financiële markten die de voorzitter van de Amerikaanse Federal Reserve Board, Alan Greenspan, slapeloze nachten bezorgen, eigenlijk toch niet zo irrationeel zijn. Maar het is geen rimpelloos beeld. Het feit dat de grote en rijke economieën van de wereld de voorbije jaren in ongewoon slechte doen waren, kan al voor een groot deel verklaren waarom de inflatie zo laag bleef. De Amerikaanse sterkte werd geneutraliseerd door de zwakke vraag elders, die de prijs van de grondstoffen op een laag peil hield en zo mee de inflatie beteugelde. Wanneer de groei in de verschillende landen synchroon verloopt, wordt de inflatoire druk steeds groter naarmate de sterke vraag zich van het ene land naar het andere verspreidt. De beleidsmakers moeten dan sneller handelen om de rentevoet op te trekken.
Nu is de vraag of deze meer gesynchroniseerde groei het ook moeilijker zal maken om de inflatie onder controle te houden. De populaire thesis dat de “inflatie dood is” dankzij de nieuwe technologie en een grotere wereldwijde concurrentie, staat voor zijn eerste echte vuurproef.
De obligatiemarkt kan nu te zelfingenomen zijn over de gevolgen van een gezamenlijke wereldwijde economische heropleving. Een sterkere groei zal vooral in de opkomende economieën die relatief veel grondstoffen in hun productieproces gebruiken om een bepaald productieniveau te halen, uiteindelijk ook zijn weerslag hebben op de tot nog toe lage goederenprijzen. De prijsindex van The Economist waarin alle goederen zijn opgenomen, daalde de voorbije twaalf maanden met meer dan 6 %. Wanneer de goederenprijzen weer stijgen, zouden die de consumentenprijzen mee de hoogte kunnen intrekken.
Amerika zou hierdoor het eerst worden getroffen. De economie zit er immers al gevaarlijk dicht bij een nulwerkloosheid. Ondanks alles wat er in de Verenigde Staten over het wonder van een lage inflatie wordt verteld, is die naar internationale normen niet zo laag. In november stegen de Amerikaanse consumentenprijzen op jaarbasis met 3,3 %. Dat is de grootste stijging van alle vijftien industriële economieën die The Economist wekelijks opvolgt. Het is inderdaad zo dat de Amerikaanse index van de consumentenprijzen het inflatieniveau overschat. Maar dezelfde statistische problemen doen zich echter ook in de andere landen voor. Deze onjuistheid verandert dus helemaal niets aan de plaats die Amerika inneemt.
Tenzij de Amerikaanse rente stijgt, zal een sterkere groei buiten Amerika waarschijnlijk ook een neerwaartse druk op de dollar uitoefenen. Dat zou nog een schep bovenop de inflatiedruk zijn waaraan Greenspan het hoofd moet bieden.
Inflatie is uiteraard slecht nieuws voor de financiële markten. Maar tot nog toe schijnen de aandelenmarkten, die alom vermaard zijn als zeer langetermijngerichte toonaangevende indicatoren, geen onraad te ruiken. Heel wat aandelenbeurzen klokten 1996 in een stijgend klimaat af. Misschien is dit optimisme gerechtvaardigd. Maar na een onstuimige opwaartse beweging van aandelen en obligaties is voorzichtigheid geboden. 1997 zal misschien wel een prima jaar voor de economische groei worden, maar dat betekent nog niet per se dat het ook een prima jaar voor de beleggers zal worden.
The Economist
WERELDWIJDE GROEI VERSNELT Als inflatie maar geen roet in het eten gooit.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier