De Vijf van Lumière

De ABB-Galerij in Leuven toont de houtsnijkunst van Jan-Frans en Jozef Cantré, Frans Masereel, Joris Minne en Henri Van Straten, de “Vijf” van het avantgardetijdschrift Lumière.

In augustus 1919 gaf Roger Avermaete in Antwerpen het eerste nummer van het tijdschrift Lumière uit. De oorlog was een jaar voorbij, iedereen wilde geloven in universaliteit, internationalisme, ontwapening… Maar de ontgoocheling kwam snel : aan de grenzen bleven stugge slagbomen staan, het leger waakte nog steeds wanneer stoeten met leuzen en spandoeken de stad doorkruisten. Net als vroeger gingen mensen met gebogen rug en woordenloos in de rij staan om de nieuwe fabrieksgebouwen te vullen. Hoop op vernieuwing en gramschap omdat die uitbleef vulden de manifesten en tijdschriften die kunstenaars en literatoren in het leven riepen. Lumière was er een van, en zou het vier jaar lang en veertig nummers volhouden.

Van in het eerste nummer werden tekst en houtsnijkunst op natuurlijke manier naast elkaar geplaatst, de xylografie, een in onbruik geraakte kunstdiscipline, werd in ere hersteld, was niet langer ondergeschikt aan het woord. Frans Maseeel, Jan-Frans en Jozef Cantré, Joris Minne en Henri Van Straten vooral die vijf werden in Lumière getoond maakten er een aan tijd en omgeving aangepast medium van, dat hen in staat stelde wantoestanden en onrecht aan te klagen. Een groep vormden ze niet echt, ze hadden elkaar hooguit eens op een vergadering in Antwerpen ontmoet.

Jan-Frans Cantré (1886-1931) was de zacht- en vaak ook zwaarmoedige. Zijn thema’s vond hij in de volkse wereld. Na neo-impressionistisch schilderen evolueerde hij naar een “expressionisme zonder fanatisme” als tekenaar en graficus. Zijn jongere broer Jozef Cantré (1890-1957) opteerde in z’n houtsnijwerk voor een meer hoekige, kloeke, monumentale, tot zelfs brutale expressiviteit onmiskenbaar het werk van een beeldhouwer. Frans Masereel (1889-1972), de krachtigste, meest evenwichtige ook van de vijf, had al tijdens de oorlog als fervent pacifist en internationalist stelling genomen tegen alle geweld. De gruwel om oorlog, onrecht, uitbuiting verbeeldde hij in een unieke houtsnijstijl, waarin alles wat fraai was, als nutteloze ballast werd geweerd. Joris Minne (1897-1988) daarentegen hanteerde juist wél de fraaiheid, bekoorlijkheid, zonder rauwheid. Henri Van Straten (1892-1944) tenslotte had de technische verworvenheden van Masereel opgepikt, om de lof te zingen van Antwerpen, maar vooral ook vrijpostig het nachtleven, de rosse buurt van de havenstad te verbeelden.

Tot 23 augustus in de Galerij van de ABB aan de Diestsevest in Leuven.

Moederschap Jan-Frans Cantré, 1920

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content