De vier directeurs van de Vlaamse industriefederaties luiden de alarmklok: ‘Onze industrie verliest haar strategische autonomie’

JOLYCE DEMELY, NADIA LAPAGE, ANN WURMAN EN KARLA BASSELIER
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

De Vlaamse industrie bloedt al een tijd structureel. Wekelijks doen verhalen de ronde over dreigende desinvesteringen, onder meer in de Antwerpse haven. Als er toch wordt geïnvesteerd, is het vooral om zich te conformeren aan tal van regels en normen. De vier directeurs van de Vlaamse industriefederaties leggen de pijnpunten bloot en vragen dat de Vlaamse regering een versnelling hoger schakelt. “Het industriebeleid moet de prioriteit zijn.”

Het petrochemiebedrijf ExxonMobil zet zijn Antwerpse plasticrecyclageproject on hold, raakte vorige maand bekend. Het is slechts één signaal dat onze industrie in moeilijke papieren zit. De economische activiteit in de Belgische industrie neemt al bijna tien kwartalen op rij af. De toegevoegde waarde in de industriesectoren lag eind 2024 6,4 procent lager dan begin 2020.

Volgens cijfers van de Nationale Bank is de toegevoegde waarde van vooral energie-intensieve industriële branches in de periode 2019-2023 in reële termen gedaald: in de chemie is er een krimp van bijna 30 procent, in de metaalsector is dat goed 20 procent, net als voor kunststof (-20%) en papier en hout (-10%). De toegevoegde waarde van de voedingsindustrie bleef stabiel, en de stijging met 35 procent in de farmasector is een zeldzaam lichtpunt. In het eerste kwartaal van 2025 was er nog een beperkte krimp van de toegevoegde waarde van de industrie met 0,1 procent.

Elk in hun eigen sector merken de Vlaamse industriefederaties die negatieve tendensen op het terrein. Zowel Karla Basselier, de CEO van Fedustria (textiel, hout en meubels), Ann Wurman, de directeur van de chemie- en farmafederatie essenscia Vlaanderen, Nadia Lapage, de algemeen directeur van Fevia Vlaanderen (voeding) als Jolyce Demely, de algemeen directeur van Agoria Vlaanderen (technologie) doet dezelfde vaststellingen.
“We maken ieder kwartaal een conjunctuuranalyse en alle indicatoren baren ons zorgen”, zegt Jolyce Demely. “Het gewicht van de industrie in het bruto binnenlands product (bbp) neemt af, net als in de totale tewerkstelling. Iedere baan in de industrie levert minstens één extra baan op in andere sectoren, ook in de diensten. De industrie is de ruggengraat van onze economie. Wanneer het slecht gaat in de industrie, dan voelen ook de andere sectoren dat. Bij Agoria zien we dat heel goed. Als de maakindustrie slabakt, zijn onze digitale bedrijven onmiddellijk het slachtoffer, omdat er niet geïnvesteerd kan worden. Nochtans is dat meer dan ooit belangrijk om de capaciteit op peil te houden en verdere stappen te doen in de richting van robotisering en automatisering. We mogen ook de nodige investeringen in duurzaamheid en klimaatneutraliteit niet vergeten.”

Instellingen als de Nationale Bank brengen de handicaps in kaart. Vaak gaat het over de hoge energiekosten. Zijn die het grootste probleem?

ANN WURMAN. “De gasprijs is hier drie tot vier keer hoger dan in de Verenigde Staten. De elektriciteitsprijzen liggen tot 23 procent hoger dan in de buurlanden. Klimaatoplossingen als het afvangen en opslaan van CO2, recyclage, circulaire kunststoffen en waterstof vragen allemaal veel energie. Een recente VUB-studie leert dat lagere elektriciteitsprijzen de voorwaarde zijn om de industriële uitstoot terug te dringen om klimaatneutraliteit te bereiken. De energiekosten zijn een van de redenen waarom we op federaal niveau pleiten voor een verlaging van de transmissienettarieven. Dat dossier ligt er al een jaar, maar we zien geen vooruitgang.

Lees ook: Johan Albrecht en Marc De Vos waarschuwen: ‘Onze industrie zit in de gevarenzone’

“We zitten op een kantelpunt. België en Vlaanderen kampen met een structureel concurrentienadeel, dat niet alleen te maken heeft met de energiekosten. Er zijn meerdere handicaps. De vergunningenkwestie, de dure administratieve complexiteit, de geopolitieke context met de Amerikaanse importheffingen en oneerlijke internationale concurrentie. Met een zwakke competitiviteit trekken we geen investeringen aan. Zo dreigen we onze strategische autonomie te verliezen.”

Wat bedoelt u daarmee?

WURMAN. “De chemie is cruciaal voor 95 procent van alle producten. De industrietakken hangen aan elkaar vast via de waardeketens. Alle sectoren leveren aan elkaar. Vergeet ook niet dat 60 procent van onze bedrijven kmo’s zijn. Is het de bedoeling dat ze voor hun moleculen afhankelijk zijn van andere continenten?”

KARLA BASSELIER. “Ik spreek zelfs van een polycrisis. We hebben covid gehad, daarna een energiecrisis en dan een geopolitieke crisis. De vraag is in hoeverre een industrie weerbaarheid kan blijven tonen. Bedrijven blijven natuurlijk investeren. Maar is het een investering die de capaciteit vergroot of een investering om bijvoorbeeld aan milieunormen te voldoen? In onze sector gaat het puur nog over die laatste.

“Dat creëert geen banen, laat staan dat de rentabiliteit stijgt. Ann had het over het belang van de Vlaamse waardeketens. Ik maak dat graag concreet. Een investering die in de chemische recyclage niet gebeurt, betekent dat Fedustria-bedrijven textiel niet kunnen recycleren. Wij hangen niet alleen voor grondstoffen, maar ook voor technologie af van de chemiesector.”

JOLYCE DEMELY. “Hetzelfde geldt voor Agoria, omdat onze bedrijven voor die investeringen de nodige technologie leveren. Daarom pleiten we alle vier voor een sterk industrieel ecosysteem in Vlaanderen.”

Wat betekent de crisis voor de voedingsindustrie?

NADIA LAPAGE. “Van de vier industriële sectoren zijn we de enige die fast moving consumer goods produceert. Naast structurele handicaps als de energie- en loonkosten, de fiscaliteit en de administratieve rompslomp hebben we te maken met de enorme druk van de retail.

“Onze sector is de voorbije vijftien jaar weliswaar constant gegroeid, zowel in omzet als in werkgelegenheid. De marges zijn altijd heel klein geweest, maar dat komt door de grote prijsdruk vanuit de retail. Sinds twee jaar staat de groei zwaar onder druk. Bij de bedrijven is zelfs sprake van omzetdalingen, wat in de voedingssector ongezien is. Een troost is dat de werkgelegenheid redelijk stabiel blijft en zelfs een beetje stijgt.

Lees ook: ‘Waarom industrie cruciaal is’

“Ik zie genoeg alarmsignalen. Crisissen slaan in de voedingssector altijd wat later toe dan in andere sectoren. Want hoe je het draait of keert, de mensen blijven eten. Nu zoeken ze naar goedkopere alternatieven. Ook in het buitenland. Daar speelt de concurrentiekracht een grote rol. Onze investeringen zijn veel minder gericht op expansie en innovaties. Dat is zorgwekkend.”

‘Het systeem van de automatische loonindexering moet worden hervormd. We zijn zelfs niet meer competitief met onze buurlanden’

WURMAN. “Het blijft een gemengd beeld. Vorig jaar werden in de chemie en de farma in Vlaanderen nog voor 1,5 miljard euro investeringen aangekondigd. Deze maand huldigen we bij Agfa-Gevaert de nieuwe Zirfon-membraantechnologie in (een nieuwe manier om waterstof te produceren, nvdr). Dat is een technologische innovatie. Indaver opent een fabriek voor de chemische recyclage van yoghurtpotjes, een wereldprimeur. Bij Chevron Philips Chemicals was al een uitbreidingsinvestering aangekondigd. Wat ons vooral zorgen baart, is dat voor enkele zeer strategische investeringen de definitieve investeringsbeslissing nog moet worden genomen en dat de voorbije maanden geen nieuwe investeringsprojecten werden aangekondigd.”

Het gaat vooral om de energiekosten. Lange tijd was de loonhandicap een ergernis bij werkgevers. Nu niet meer?

BASSELIER. “Dat blijft een probleem. Door de terechte focus op de energiekosten zijn de hoge loonkosten een beetje een ondergeschoven kind geworden.”

Hebt u het over de impact van de zware indexaanpassing van 10 procent en meer van een paar jaar geleden?

BASSELIER. “We zitten hier namens de Vlaamse industriefederaties en loonkosten zijn een federale materie. De regering kan een lastenverlaging doorvoeren, maar dat kost geld. Er is er eentje aangekondigd, maar de vraag is wanneer die er komt en of die voldoende zal zijn. De indexverhoging leidt tot een cumulatieve loonsverhoging van meer dan 20 procent in twee jaar. Dat is onaanvaardbaar voor de bedrijven. Dat hakt in op onze concurrentiekracht. Bovendien moet het systeem van de automatische loonindexering hervormd worden. Volgens het regeerakkoord is dat de taak van de sociale partners. Ik geloof niet in de slaagkansen. We zijn zelfs niet meer competitief met onze buurlanden. Dan zwijg ik nog over onze echte concurrenten als de Verenigde Staten, China en Turkije.

LAPAGE. “Onderschat de impact van die indexeringen niet. Er waren bedrijven die met hun loonkosten van de ene op de andere dag van tien naar elf werknemers gingen. Dat is een ramp. Ook de fiscale handicap weegt zwaar in de voedingssector, omdat wij heel veel accijnzen en verpakkingsheffingen opgelegd krijgen. Ook de administratieve last blijft een grote kostenpost. Voor elke milieuvergunning of een aanvraag voor innovatiesteun hebben bedrijven consultants nodig wegens de complexiteit.”

Met de Europese Clean Industrial Deal wil de Europese Commissie koolstofneutraliteit, groei en concurrentiekracht verzoenen. Bovendien worden de rapporteringsverplichtingen rond onder meer duurzaamheid bijgestuurd. Die gelden in principe enkel nog voor grote bedrijven. Is dat geen stap in de goede richting?

WURMAN. “Er wordt inderdaad geluisterd naar de bedrijven en er worden plannen gemaakt. Maar de analyse van Mario Draghi is terecht: het gaat te traag. Het risico bestaat dat we ons industrieel weefsel kwijtraken vooraleer het beleid echt in actie schiet.”

Lees ook: VUB-onderzoek: ‘Belgische industrie kan uitstoot tegen 2040 met 90 procent verminderen’

BASSELIER. “Ik mis daadkracht. We zijn acht maanden verder. Op het terrein is niet veel veranderd. Bovendien laat de Clean Industrial Deal veel ruimte aan lidstaten om meer staatssteun te geven aan bedrijven, om de energiekosten te drukken. Gezien de dramatische situatie van de begroting kan België weinig doen. Ik zie een risico dat de competitiviteitsverschillen tussen lidstaten zullen toenemen.”

Worden onze bedrijven benadeeld omdat grote lidstaten als Duitsland en Frankrijk diepere zakken hebben en via subsidies meer investeringen lokken?

BASSELIER. “Lidstaten zullen elkaar meer beconcurreren, terwijl dat ingaat tegen de filosofie van de interne markt. Die moet net worden verstevigd.”

LAPAGE. “Je hebt het over de toekomst, Karla, terwijl het nu al gebeurt. Ik weet van concrete gevallen van leden die goedgekeurde innovatieprojecten gingen opstarten. Tot het buitenlands hoofdkwartier de investering toch on hold zette, omdat een van de Duitse fabrieken 127 miljoen euro steun krijgt voor de klimaattransitie. Dat is nefast voor Vlaamse bedrijven. Daarom vinden we dat industrieel beleid de prioriteit moet zijn voor de Vlaamse regering.”

De Vlaamse regering is een jaar aan de slag. Hoe evalueert u het beleid voor de industrie?

DEMELY. “Vlaanderen kan staatssteun geven voor strategische innovaties, maar doet dat onvoldoende. Vlaanderen kan de nettarieven een stuk verlagen, alleen gebeurt dat niet. Bij begrotingsbeslissingen moet de aandacht voor de industrie bovenaan staan. Hou de industrie staande en er is groei, waardoor investeren in onderwijs en zorg mogelijk zijn.

“Let op, ik zie wel degelijk goodwill. De Vlaamse regering geeft steun aan onze industrie. Het Vlaams Industrieforum, het overlegplatform tussen de regering en de industriefederaties, heeft een Vlaams Industrieplan met 89 concrete maatregelen uitgewerkt. Die plannen liggen op tafel. In haar tweede jaar moet de Vlaamse regering die uitvoeren.”

LAPAGE. “Ik zie momenteel tal van onderzoeken rond innovatie, benchmarkstudies, werkgroepen en een expertencommissie rond vergunningen. De bedrijven vragen nu wel resultaat op het terrein.”

WURMAN. “Er is ook het Vlaamse project Regelrecht rond administratieve vereenvoudiging en de vermindering van regeldruk. Allemaal goed en wel, maar die vereenvoudiging moet er ook daadwerkelijk komen.
“Bovendien moeten we het beleid afstemmen op de schaal van de industriële transitie. Er zullen hogere budgetten moeten worden vrijgemaakt. Onder andere voor transitiecontracten om klimaatinvesteringen te stimuleren en voor cruciale infrastructuur voor energie, zoals pijpleidingen en CO2-backbones (die verzamelen, transporteren en leveren afgevangen CO2 voor opslag of hergebruik, nvdr).”

Lees ook: Elektriciteitsprijzen 12 procent hoger dan in de buurlanden. Zware industrie ‘in overlevingsmodus’

BASSELIER. “We voelen de steun van de Vlaamse regering wel en vooral van Matthias Diependaele. Ik merk bijvoorbeeld dat we grotendeels gespaard zijn gebleven tijdens de meest recente begrotingsoefening. Maar nu moeten de plannen inderdaad worden uitgevoerd.”

Is de Vlaamse regeldruk nog altijd zo absurd?

BASSELIER. “Neem de Vlaamse verplichting om zonnepanelen te installeren op bedrijfsgebouwen. Op zich is dat te begrijpen, want ook de industrie moet groene investeringen doen. Maar we mochten de technologie niet kiezen. De zonnepanelen zijn ons opgedrongen. De regering heeft wel geluisterd naar onze bezorgdheden, de verplichting versoepeld en andere technologie toegelaten. Maar het net kan de stroom die de industrie via die weg genereert niet meer aan. Het gevolg: als bedrijf word je afgesloten wegens het feit dat het net het niet meer aankan. Dat is kafkaiaans. Stop met de verplichting zonnepanelen te leggen en investeer eerst in het net, zonder de factuur ten volle door te rekenen.”

DEMELY. “Het gaat veel te ver. Vlaanderen telt veel bedrijven met verregaande duurzaamheidsplannen. Onlangs werd vijftig jaar Volvo Trucks in Gent gevierd. Dat bedrijf is zelfs CO2-positief. Toch beslist de overheid dat je in zonne-energie moet investeren, terwijl dat bijvoorbeeld in een stofrijke omgeving helemaal niet de beste technologie is. Ik heb geen probleem met de doelstellingen, maar bemoei u als overheid niet met de technologie en de plek waar die moet komen. Het is een voorbeeld van hoe we onze eigen industrie kapot reguleren.”

LAPAGE. “We pleiten voor minder opgelegde regels, technieken of instrumenten. We zijn meer voor een doelstelling, waarbij de overheid aan de bedrijven vraagt: verlaag de CO2-uitstoot tegen die datum, maar blijf ondernemen. De bedrijven zullen die doelstellingen wel halen.”

Ik hoor hier geen pleidooi om het pad richting klimaatneutraliteit in 2050 te verlaten.

DEMELY. “Het is belangrijk dat die doelstelling van klimaatneutraliteit behouden blijft. We ontwikkelen de technologie en bouwen de productiecapaciteit op, omdat we geloven dat die doelstelling moet worden gehaald. Als je die versoepelt, dan hebben we een probleem met datgene waarin we sterk willen worden: duurzame technologie in Europa ontwikkelen.”

BASSELIER. “Onze bedrijven hebben hard geïnvesteerd in technologie om aan textielrecyclage te doen. Alleen heeft Europa de doelstelling veranderd. Het gevolg: die technologie is nu weinig waard, omdat de markt zegt: sit back and relax, we kunnen nog een beetje wachten. Dat stop-and-gobeleid zie je op verschillende niveaus. Het en ondermijnt de zekerheid. Daardoor bewegen bedrijven niet.”

Lees ook: Decospan-CEO Desmet over Europese regulitis: ‘Wij waren volledig klaar. En wat doet Europa? Uitstellen

WURMAN. “Over onzekerheid gesproken: we wachten nog op de resultaten van de expertencommissie over het vergunningenbeleid. Ook daar zijn er kafkaiaanse toestanden. Een bedrijf vraagt bijvoorbeeld een vergunning om zich uit te breiden. Daarvoor moet een groenzone worden aangelegd. Daarbij wordt bepaald welke plantjes – met naam en toenaam – op hoeveel centimeter van mekaar moeten zitten. Dat krijg je niet uitgelegd.”

Wat vindt u van het handelsakkoord tussen de Europese Unie en de VS?

BASSELIER. “Het blijft een onzekere handelsdeal, want Donald Trump kondigt elke dag iets nieuws aan. Iedereen heeft het over dat 15 procenttarief, maar voor metaal- en staalproducten is het 50 procent. Hou ook rekening met de indirecte neveneffecten. De VS hebben hun markt gesloten voor China en India, met als gevolg dat de Europese markt overspoeld wordt door Chinese en Indiase producten. We betalen dus ook een prijs voor de Amerikaanse wispelturigheid. Op de koop toe controleert Europa zijn grenzen niet.”

WURMAN. “Het is een extra concurrentiehandicap. Chemie en farma zijn samen goed voor twee derde van de Belgische export naar de Verenigde Staten. Er zijn nog heel veel onzekerheden, maar ik sluit me aan bij wat Karla zegt over de indirecte neveneffecten. Landen die benadeeld zijn door de VS, proberen hun producten hier te dumpen.
“95 procent van alle producten is gemaakt met essentiële bouwstenen uit de chemie. Dat zal dus ook allemaal impact hebben op onze klanten en op de volledige industriële waardeketen. De les die Europa hieruit kan trekken is: zet in op de eengemaakte markt. Haal die interne grenzen weg. Een sterker Europa is het beste antwoord op de importheffingen.”

DEMELY. “Het is inderdaad een kans. De VS zijn niet langer een interessante markt om te investeren. Het beleid gaat alle richtingen uit. Je ziet ook al dat Chinese studenten niet meer voor de VS kiezen. Zit hier een kans in voor Europa? Ik denk dat we heel wat talent naar hier kunnen halen. In een bipolaire wereldorde kan Europa als een neutraal continent erkend worden voor zijn openheid voor kennis en talent.”

LAPAGE. “Voor de voedingssector zijn de VS het grootste exportland buiten Europa. Wat ons zorgen baart, is dat bepaalde Amerikaanse landbouwgoederen zonder heffingen op de Europese markt mogen komen. Dat riskeert onrechtstreeks een impact te hebben op onze verwerkende sectoren.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise