De verliezers van Dehaene

De grote politieke partijen worden steeds kleurlozer. Ondertussen wakkeren ze met hun verborgen agenda’s het democratisch deficit aan. Hugo De Ridder geeft een overzicht van de naoorlogse verkiezingscampagnes. En van het beleid.

Bij de vorige verkiezingen, op 21 mei 1995, zagen de regeringspartijen hun aanhang met 90.000 kiezers afkalven. Op 24 november 1991 hadden ze al een half miljoen kiezers verloren. Toch kreeg de regeringscoalitie telkens weer de rooms-rode kleuren. “De jongste twintig jaar, met uitzondering van 1985, hebben de verliezers van de verkiezingen de regeringscoalitie gevormd,” constateert Hugo De Ridder in Vijftig jaar stemmenmakerij, het boek waarin hij de zeventien nationale of federale verkiezingscampagnes tussen 1946 en 1995 wikt en weegt.

Net nu de grote affiches voor politieke partijen uit het straatbeeld verdwenen zijn (een nog prille wet verbiedt ze tijdens de drie maanden die de verkiezingsdatum voorafgaan), gebruikt de voormalige journalist van De Standaard de affiches als uitgangspunt van zijn overzicht. “Die affiches waren de voorbije decennia het aangezicht, het uithangbord van het democratische gebeuren. Op twintig vierkante meter probeerden de partijen hun boodschappen samen te ballen.”

In het eerste deel van zijn boek schetst en commentarieert De Ridder de affiches voor de zeventien campagnes apart. In het tweede deel focust hij op tendensen en beleidsaspecten. Nu wordt de historicus uit het eerste deel een analyticus, die bovendien oog heeft voor verborgen agenda’s. De Ridder heeft er weinig woorden voor nodig. Je leest er doorheen met de snelheid waarmee je lauwe boter smeert op een gladde boterham, maar het blijkt wel stevige boerderijboter. In zijn vlugge overzicht zeult hij een schat aan informatie mee.

BELGIË VERARMT.

Dure reclamemakers reduceerden de grote politieke partijen tot merken, die nog nauwelijks kleur durven bekennen. “Vooral sedert 1977 begon het erop te lijken dat zowat de hele politieke wereld te rade ging bij hetzelfde researchbureau. Alle grote partijen hielden hun doctrine zo vaag mogelijk om zo weinig mogelijk kiezers voor het hoofd te stoten.”

Ook de gevolgen van het beleid en zelfs de mogelijkheid om in de nabije toekomst überhaupt nog een beleid die naam waardig te kunnen voeren, schuift De Ridder onder de loep. Zijn conclusie klinkt niet bijster hoopgevend: “Ik heb eerlijk gezegd te doen met de talentrijke politieke generatie die aantreedt. Zij mag nog wel de stoelen verplaatsen, maar ze zal niet kunnen beletten dat ons land – zeker in zijn infrastructuur en uitrusting – relatief zal verarmen in vergelijking met zijn naaste buren. (…) Veel geld voor een nieuw enthousiasmerend project zal er echter niet zijn.”

Ons land zit opgescheept met een staatsschuld van 10.160 miljard frank of 115% van het bruto nationaal product (BNP): “België zal, vanwege de verbintenissen die zijn aangegaan bij de toetreding tot de eurozone en het stabiliteitspact, elk jaar 6% van zijn BNP of 550 miljard frank moeten besteden aan de afbetaling van de schuld. Daar moet nog de rentelast bijgevoegd worden, die momenteel ondanks de lage rente toch nog jaarlijks 640 miljard frank bedraagt. Kortom, de nieuwe wetgevers zullen tot in de volgende eeuw elk jaar 1200 miljard frank van de fiscale of sociale inkomsten moeten besteden aan de rente en de aflossing van de schuld.”

Volgende verzuchting mag er ook zijn: “Was de Belgische schuld op het niveau van onze buurlanden gebleven (circa 60%), dan zouden de nieuwe bewindvoerders jaarlijks ten minste 600 miljard frank méér kunnen spenderen aan de bestrijding van armoede en werkloosheid, aan vorming, cultuur, welzijn en noem maar op.”

GULLE SCHENKERS.

De Ridder wijst met de vinger naar de onbezonnenheid van een rist politici uit het nabije verleden. Op de eerste plaats denken we aan de politici uit de jaren zeventig, maar in een bijlage bij zijn boek toont De Ridder aan dat de schuld vooral in de jaren tachtig pijlsnel opliep van 72% tot 126% van het BNP. “De drie traditionele partijen dragen hierin elk hun deel in de verpletterende verantwoordelijkheid.” Hij plaatst dan ook een duidelijk vraagteken bij het zogeheten herstelbeleid van de regeringen- Martens en hun monetair architect Fons Verplaetse.

Uiteraard kijkt De Ridder ook naar het alsmaar oplopende prijskaartje van de campagnes zelf. De jongste keer werd in totaal meer dan een miljard frank uitgegeven. Voor de financiering deden de meeste partijen onder meer een beroep op allerhande gulle schenkers uit het bedrijfsleven. Maar voor niets gaat de zon op. Al dan niet wazige affaires als het Agusta-smeergeld konden dan ook niet uitblijven. De Ridder wijst er overigens fijntjes op dat het slinks vullen van de partijkas geen links monopolie hoeft te zijn. Hij citeert uit het boek Het geld van de CVP (uit 1984), waarin onder meer topman Lamy van de Generale Maatschappij en bouwondernemingen als Amelinckx niet onaardige sommen cadeau doen.

Hugo De Ridder, Vijftig jaar stemmenmakerij – 17 verkiezingscampagnes (1946-1995). Scoop, 191 blz., 499 fr. ISBN 9053121331.

LUC DE DECKER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content