De verliezer is eigenlijk de winnaar

De productiviteit in de Verenigde Staten is stevig gegroeid, en dat vooral dankzij de informatie- en communicatietechnologie (ICT). Als Europa en Japan leren uit de Amerikaanse fouten, kunnen ze hun achterstand in 2001 verkleinen.

In 1987 sprak Robert Solow, winnaar van de Nobelprijs voor economie, de beroemde woorden: “Men kan het computertijdperk overal in weerspiegeld zien, behalve in de productiviteitscijfers.” Die theorie kreeg bekendheid als de ‘productiviteitsparadox’: het feit dat ondanks de gigantische investeringen in ICT de productiviteitsgroei niet toenam. Sinds het einde van 1995 is de productiviteitsgroei in de Verenigde Staten echter gestegen tot een jaarlijks gemiddelde van 2,9%, twee keer zo hoog als in de voorgaande twee decennia. In het eerste halfjaar van 2000 sprong de productiviteit zelfs met 5% omhoog. De productiviteitsparadox lijkt daarmee opgelost – maar alleen in de VS. In Japan en Europa is de productiviteit niet zo sterk gestegen.

Sceptici menen dat het grootste deel van de toename in de Verenigde Staten puur cyclisch is en niet blijvend zal zijn. Tijdens een economische piek laten bedrijven hun werknemers harder werken en neemt de productiviteit toe. Ze zal dus weer afnemen als de economie inzakt. De sceptici vinden dat de ICT gewoon niet van hetzelfde kaliber is als vroegere technologische revoluties zoals elektriciteit of de auto. Maar ze hebben het mis als ze computers en het internet zo makkelijk afschrijven.

De kosten van ICT dalen veel sneller dan bij de voorgaande technologische vernieuwingen het geval was. In de jongste drie decennia is de werkelijke prijs van computerprocessorkracht gemiddeld 35% per jaar gedaald. De pijlsnel dalende kosten maken computers en communicatiemiddelen betaalbaarder, wat ervoor zorgt dat ze gemakkelijker in gebruik worden genomen en zich sneller over de economie verspreiden dan voorgaande technologieën. Ter vergelijking: de werkelijke prijs van elektriciteit daalde tussen 1890 en 1920 slechts met een bescheiden 6% per jaar.

ICT heeft verschillende andere waardevolle eigenschappen. Ten eerste kan ze helpen efficiënter te werken, en dat in veel verschillende onderdelen van een bedrijf en in vrijwel elke sector van de economie. Elektriciteit en stoom verbeterden vooral de productiviteit in de industriële fabricage, maar informatie- en communicatietechnologie kan ook de efficiëntie van diensten verhogen. Ten tweede: door de toegang tot informatie over prijzen en producten te verbeteren, zorgt ICT ervoor dat markten beter functioneren, wat tot een efficiëntere allocatie van middelen leidt. En ten derde: door de kosten van informatie en communicatie te verlagen, helpt IT de markten voor producten en kapitaal te globaliseren. Deze globalisering, op haar beurt, wakkert de concurrentie aan en versnelt de verspreiding van technologieën door buitenlandse handel.

Om die drie redenen zal ICT helpen om de productiviteit op te voeren. Op z’n minst een deel van de spurt in de Amerikaanse productiviteitsgroei is structureel, niet cyclisch. Hieruit trekken veel mensen echter twee conclusies, die allebei niet geheel terecht zijn. De eerste is dat de snellere groei de torenhoge koersen op Wall Street rechtvaardigt. Maar hoewel de duurzame productiviteitsgroei nu waarschijnlijk rond de 2,5% per jaar ligt, ruim boven het vroegere tempo, is dit lang niet genoeg om het hoge koersniveau te rechtvaardigen.

Een tweede conclusie die gewoonlijk uit de spectaculaire economische prestaties van de jongste tijd wordt getrokken, is dat Amerika het grootste deel van de vruchten van de technologische revolutie zal plukken. Er zijn weinig tekenen van een snellere productiviteitsgroei in de ander grote economieën en veel Amerikanen verwachten dat dit zo blijft, omdat het de vermoeide ‘oude’ economieën van Europa en Japan aan de noodzakelijke innovatieve en ondernemende cultuur ontbreekt. Van de 50 grootste ICT-bedrijven ter wereld zijn er slechts vier Europees, negen Japans en 36 Amerikaans. Amerikaanse bedrijven hadden het voordeel dat ze als eersten computers en internet hadden, en volgens sommigen zal dat Europa en Japan op grote achterstand zetten.

Integendeel: Japan en Europa zullen waarschijnlijk grotere voordelen uit de ICT halen dan de Verenigde Staten. Historisch gezien komen de grootste economische voordelen van een nieuwe technologie niet voort uit de uitvinding en productie, maar uit het gebruik ervan. Europa en Japan hoeven geen baanbrekende technologie te creëren om de achterstand op de Verenigde Staten in te lopen: ze kunnen snel groeien door de Amerikaanse technologie en e-commerce te kopen of te imiteren. Ondanks al het gebabbel over het voordeel van de eerste aanbieder, lijkt het net voordelig om op de tweede plaats te komen. Niet alleen is ICT-apparatuur nu veel goedkoper dan een paar jaar geleden, de ‘tweede generatie’ kan vandaag rustig bekijken wat werkt en wat niet, en kan vervolgens de beste onderdelen kiezen en voorkomen dat ze dezelfde fouten maakt als de Amerikaanse bedrijven.

Bovendien heeft het Amerikaanse bedrijfsleven na een tiental jaren van voortvarende herstructureringen al veel economisch dood hout weggekapt. Japan en Europa kunnen daarentegen nog altijd grote kostenbesparingen doorvoeren, omdat hun economieën veel minder efficiënt zijn. Door de verhoogde transparantie zal het internet korte metten maken met achterhaalde praktijken die de prijzen hoog en de productiviteit laag houden. Als consumenten met één muisklik lagere prijzen kunnen vinden op het web, zal dit de producenten en winkeliers in eigen land ertoe dwingen hun prijzen te verlagen. In Japan zal het internet het knusse netwerk van relaties tussen fabrikanten en vaste leveranciers en detaillisten doorbreken en zo een grotere concurrentie creëren. Als gevolg hiervan zou de productiviteitsgroei in Japan en Europa het komende decennium wel eens hoger kunnen liggen dan die in de Verenigde Staten.

Er zijn obstakels die Japan en Europa kunnen hinderen om de volle winst uit de ICT-revolutie te halen. Vooral wetten die de werknemer beschermen zouden een snelle overheveling van werknemers van oude naar nieuwe bedrijfstakken in de weg kunnen staan. Maar er komt schot in de zaak. Veel Europese economieën verlagen de belastingen en voeren hervormingen door om de arbeidsmarkt flexibeler te maken. Japan en Europa mogen dan langzamer overstappen op ICT, nu ze die stap eenmaal genomen hebben, zullen ze in de loop van 2001 de economische voordelen al beginnen te merken.

Pam Woodall is economisch redacteur bij The Economist.

pam woodall

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content