De vergeten achilleshiel van euroland

Alain Mouton

In de eurocrisis krijgen mediterrane landen als Griekenland, Spanje en Portugal alle aandacht. Eén euroland blijft onder de radar van de financiële markten, maar dreigt straks in het Zuid-Europese kamp terecht te komen: Frankrijk. Een stijgend deficit en een groeiende staatsschuld plus een lage potentiële groei bedreigen de solvabiliteit van Europa’s op een na grootste economie.

Alle indicatoren staan op groen.” De Franse minister van Financiën, Christine Lagarde, kon haar enthousiasme amper onderdrukken over de Franse groeicijfers voor het eerste kwartaal van 2011. De economie groeide bij onze zuiderburen met 1 procent; in de eurozone doen enkel Duitsland en België beter. Op jaarbasis zou de Franse economie met 2 procent groeien.

Optimisme alom dus, maar dat is volgens veel waarnemers misplaatst. De sterke groeicijfers zijn het gevolg van een stijgende consumptie, die op haar beurt gefinancierd werd door toenemende overheidsuitgaven en schulden. De Franse econoom Nicolas Baverez waarschuwt: “De privésector stelt amper 43,4 procent van de nationale uitgaven voor. De consumptie wordt in belangrijke mate aangedreven door de sociale uitgaven die 25 procent van het bbp bedragen. Een hels uitgavenmechanisme, dat gezien de budgettaire situatie van Frankrijk niet lang meer houdbaar is.”

Baverez is een van de declinologues die stelt dat de Franse economie al jaren structureel achteruitboert. Frankrijk heeft de stagflatie van het einde van de jaren zeventig nooit echt verwerkt. Het laatste begrotingsoverschot van onze zuiderburen dateert van… 1973. Dat deficit wordt opnieuw de achilleshiel van de Franse economie, net als de snel stijgende overheidsschuld. Het begrotingsdeficit zou in 2012 weliswaar dalen tot iets minder dan 6 procent van het bbp tegen 8 procent in 2010, maar de overheidsschuld zal stijgen tot 90 procent van het bbp (zie grafiek Frans deficit en overheidsschuld).

Hoge openbare schulden en knalrode begrotingen zijn natuurlijk algemene Europese verschijnselen, maar in Frankrijk zitten de problemen dieper. De voorwaarden om het begrotingstekort snel terug te dringen zijn niet aanwezig, stellen economen. De potentiële groei ligt laag (rond 0,8 procent) en de werkloosheid ligt met 9 procent relatief hoog. Ook als we andere economische fundamentals bekijken, baart het economische gezondheidsbulletin van onze zuiderburen zorgen.

De handelsbalans van Frankrijk bijvoorbeeld, duikt diep in het rood. Het tekort bedraagt 51 miljard euro, minder dan het absolute dieptepunt van 56 miljard in 2008 maar slechter dan de 44,2 miljard in 2009. Het tekort op de handelsbalans bedraagt bijna 3 procent van het Franse bbp (zie grafiek Handelsbalans en lopende rekening in procent van het bbp). Verontrustend is dat Frankrijk niet alleen een handelsdeficit vertoont ten opzichte van groeilanden als China, maar ook ten opzichte van buurlanden als Duitsland (-16 miljard euro), Italië (-4 miljard euro) en zelfs België (-6 miljard euro). De Franse econoom Michel Godte stelt vast dat Frankrijk niet langer een competitieve industriële exporteconomie is: “Enkel in het toerisme en de agrobusiness halen we nog een positief handelssaldo.” Frankrijk is nog goed voor 12,5 procent van de export uit de eurozone. In 2000 was dat 16 procent. Het aantal exporterende Franse bedrijven daalt al jaren: van 107.500 in 2002, 100.000 in 2005 naar 91.900 in 2009. Opnieuw is een vergelijking met Duitsland zeer relevant. In 2005 telde Europa’s grootste economie 219.244 exporterende bedrijven; dat aantal was in 2009 gestegen tot 241.444

Industrie trekt snel weg

Een andere vaststelling staat niet los van de zwakke exportpositie: in weinig Europese landen gaat de desindustrialisering zo snel als in Frankrijk. De industrie is er nog goed voor 14 procent van de toegevoegde waarde, een stuk minder dan in Italië (21 %) en Duitsland (31 %) (zie grafiek Toegevoegde waarde van de industrie). Baverez: “De ineenstorting van onze industrie loopt parallel met de neergang van onze concurrentiepositie. Dat is niet verwonderlijk aangezien de industrie goed is voor 80 procent van de export en 88 procent van de besteding van O&O-middelen.”

De Franse econoom Patrick Artus van de vermogensbank Natixis stelt in een ontluisterend rapport dat “de solvabiliteit van de Franse staat op termijn in gevaar is”. Hij verwacht in 2012 – overigens het jaar van de presidentsverkiezingen – grote problemen voor de Franse economie. “De desindustrialisering gaat voort, versnelt zelfs en in 2012 zal de Franse industrie een veel kleinere omvang hebben. Ze zal minder exportgericht zijn en de niches waarin ze lange tijd sterk is geweest zullen verzwakken. Dat heeft een negatief effect op de potentiële groei (de productiviteitswinsten liggen in de industrie nu eenmaal hoger) en de werkgelegenheid. Met als gevolg dat het handelsdeficit zal blijven toenemen. Frankrijk zal zich steeds meer in het buitenland moeten financieren, wat op termijn de solvabiliteit van het land structureel in gevaar brengt.”

Artus maakt zich vooral zorgen over het verlies van de machtspositie in sectoren waar Frankrijk jarenlang traditioneel sterk stond, zoals kernenergie, vliegtuigbouw en hogesnelheidstreinen. Door een gebrek aan innovatie hebben die sectoren het steeds moeilijker in de strijd met bedrijven uit groeilanden. Het gros van het Franse exportaanbod bestaat uit producten in het middengamma dat zeer concurrentie- en prijsgevoelig is. De hoge Franse loonkosten zorgen voor een extra nadeel. Een uurloon in de industrie kost in Frankrijk 37,2 euro tegen 30,20 euro in Duitsland. De sociale lasten bedragen respectievelijk 31,1 en 21,3 procent van de loonmassa. En dan is er nog de 35-urige werkweek. Daar bestaan wel uitzonderingen op, maar het blijft een feit dat de Fransen gemiddeld drie weken per jaar minder werken dan de andere Europeanen. Dat alles leidt tot een werkgelegenheidsgraad van 64,5 procent, opnieuw een stuk minder dan de 71,6 procent van Duitsland. Vooral de jongerenwerkloosheid van meer dan 24 procent is een probleem (zie grafiek Jongerenwerkloosheid -25 jaar).

Niet langer een AAA-rating?

Baverez schuwt de zware woorden niet: hij heeft het over de desintegratie van het Franse economische weefsel, waarbij het land veroordeeld wordt tot hoge structurele werkloosheid en erger. De economie wordt steeds meer gedragen door een dienstensector met weinig toegevoegde waarde, de productieve basis vermindert en de schuld neemt toe. De dienstensector kan onvoldoende toegevoegde waarde creëren om de Franse schuld onder controle te houden. Frankrijk bevindt zich in de Europese Unie eigenlijk dichter bij de Zuid-Europese landen (zwakke exportpositie, internationale schuldenaars) dan bij de Noord-Europese waar de industrie nog sterk staat en waar de landen sterk exportgericht zijn. Artus: “Het is belangrijk om iedereen aan volgend mechanisme te herinneren: in een monetaire unie zonder federalisme zijn de gedesindustrialiseerde landen structureel insolvabel. Ze hebben een structureel buitenlands deficit dat niet gecompenseerd wordt door federale transfers. Het gevolg is dat ze zich voortdurend in de schulden moeten steken.”

Artus maakt zich vooral zorgen over het feit dat 67 procent van de Franse schuld in buitenlandse handen is. Dat is evenveel als Duitsland, maar meer dan andere EU-lidstaten als Italië (50 %), Spanje (45 %), België (57 %) of Groot-Brittannië (28,20 %). Frankrijk geniet nog altijd van een AAA-rating, maar zowel Fitch als Standard & Poor’s loste de voorbije twee jaar een schot voor de boeg.

De hamvraag is: kan Frankrijk zijn AAA-rating behouden? Een negatief antwoord zet de subtiele evenwichten in en rond de Europese reddingsmechanismen in landen in nood op losse schroeven.

De Franse economen sluiten niets uit. Baverez was in een commentaarstuk in het Franse weekblad Le Point eind vorig jaar duidelijk: “Frankrijk moet dringend een begrotingsoverschot halen, anders zal het snel zijn krediet op de financiële markten verliezen, net als in de G8 en de G20. Op termijn dreigt het zelfs onder voogdij van de EU en het IMF te komen.” Waarschuwingen die hij met de regelmaat van een klok herhaalt. De econoom kreeg daarbij steun van Xavier Rolet, chief executive van de London Stock Exchange. Tijdens een zoveelste aanval van de financiële markten op de PIGS-landen begin december 2010 zei hij openlijk dat “Frankrijk het volgende slachtoffer is. De zware schuldenlast kan niet langer verborgen blijven, de markten zullen er aandacht voor krijgen.” Verschillende financiële waarnemers in Londen stellen zich sinds de uitspraken van Rolet de vraag Is France next? Het Londense macro-economisch consultancybureau Capital Economics wees onlangs op de stijgende Franse staatsschuld en het begrotinsgtekort. Om zijn begotingstekort terug te brengen tot 3 procent van het bbp moet Frankrijk de komende jaren het gigantische bedrag van 80 miljard euro vinden. “Ik denk dat de situatie minder dramatisch is dan sommige Franse economen ze voorstellen”, zegt Etienne de Callataÿ. “Frankrijk kan zijn schulden nog terugbetalen en zijn begroting saneren ondanks een negatieve handelsbalans en een zwakkere industrie. Alleen: in Europa is er overal ten zuiden van Brussel te veel politiek en economisch immobilisme.”

Besparen is de enige oplossing

Kan Frankrijk zijn precaire situatie de komende jaren rechttrekken? Zeker wel, maar over de maatregelen bestaat bij onze zuiderburen allesbehalve eensgezindheid.

Optimisten zoals de econoom Alain Minc wijzen op een aantal troeven, zoals de demografische evolutie. “Binnen twintig jaar zal Duitsland tien miljoen inwoners minder tellen en Frankrijk zal er evenveel bij hebben. Dat zal heel wat zaken veranderen, want de demografie heeft een belangrijk effect op de groei van een land.” Een andere school zegt dat de overheidsinvesteringen de Franse economie en staatsfinanciën kunnen redden, ondanks het grote deficit en de groeiende staatsschuld. Naar aloude traditie van het Franse colbertisme zorgen overheidsinvesteringen dan voor de redding van de private economie. Staatsinvesteringen in de nucleaire sector (jaren zestig) en de hogesnelheidstrein (jaren tachtig) hebben de privé-economie ondersteund. Maar vandaag is zo’n positief effect zeer twijfelachtig. De Franse overheidsinvesteringen en -uitgaven zijn zeer inefficiënt geworden. Voor elke 100 euro overheidsgeld die in de economie wordt gepompt, neemt de toegevoegde waarde met slechts 119 euro toe, tegenover 144 in de eurozone. Reden hiervoor is de grote omvang en de inefficiëntie van het Franse ambtenarenapparaat. Een op de vijf Franse loontrekkenden is ambtenaar; in Duitsland en Zweden is dat een op de tien.

Volgens Baverez moeten de oplossingen elders worden gezocht. De verhoging van de pensioenleeftijd van 60 naar 62 jaar is een stap in de goede richting, maar is onvoldoende. “Ik zie verschillende prioriteiten. De overheid en de economie moeten efficiënter worden, de arbeidskost moet verminderen. De sociale uitgaven moeten beperkt worden en de 35-urige werkweek moet worden afgeschaft.” Vraag is of zulke maatregelen op korte termijn genomen kunnen worden met de presidentsverkiezingen van 2012 in het vooruitzicht. “Maar als Frankrijk weigert om het geweer van schouder te veranderen, zullen de financiële markten reageren. De Franse schuldencrisis dreigt dan een Europese crisis te worden.”

ALAIN MOUTON

De Fransen werken gemiddeld drie weken per jaar minder dan de andere Europeanen.

In weinig Europese landen neemt de desindustrialisering zo snel toe als in Frankrijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content