De vakken zijn herschikt
Het aangifteformulier dat dit jaar in de personenbelasting moet worden gebruikt, oogt wat anders dan vorig jaar. En het is ook anders. De grootste wijziging betreft de manier waarop de aangifte is opgedeeld.
Het aangifteformulier bestaat traditioneel uit twee delen: een eerste gedeelte dat in principe naar iedere belastingplichtige wordt opgestuurd, en een tweede gedeelte dat je uitsluitend krijgt als je het vraagt. Deel twee is dan ook bestemd voor minder courante inkomsten: de bezoldigingen van bedrijfsleiders, de winsten en de baten…
Tot vorig jaar kwam in deel twee ook het vak voor waarin men aangifte moest doen van de diverse inkomsten, of althans van de meeste inkomsten die tot deze categorie behoren.
Vier.
De diverse inkomsten vormen de vierde categorie van belastbare inkomsten. Eerst heeft men de onroerende inkomsten (bijvoorbeeld de inkomsten uit de verhuur van gebouwen), dan de roerende inkomsten (dividenden, interesten enzovoort), vervolgens de beroepsinkomsten en ten slotte de restcategorie van de diverse inkomsten.
Tot deze laatste categorie behoren zeer uiteenlopende inkomsten. Men vindt daar de ontvangen onderhoudsgelden; de occasionele winsten en baten die buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid worden verkregen; de meerwaarden die worden gerealiseerd bij de snelle verkoop van gronden of gebouwen; de meerwaarden die worden verwezenlijkt wanneer men aandelen die tot een zogenaamd aanmerkelijk belang behoren verkoopt aan een buitenlandse vennootschap of instelling; de opbrengsten uit de verhuring van jacht-, vis- en vogelvangstrechten…
De meeste landgenoten hebben zo geen diverse inkomsten. Vandaar dat ze tot vorig jaar niet in deel 1 van het aangifteformulier moesten worden vermeld. Op één uitzondering na: de ontvangen onderhoudsgelden.
Wie onderhoudsgelden betaalt, kan die onder de gestelde voorwaarden tot 80% fiscaal in aftrek brengen. Keerzijde van de medaille is dat de genieter van dezelfde onderhoudsgelden naar rato van 80% op die onderhoudsgelden belastbaar is.
Gevolg.
In België zijn er nogal wat onderhoudsgerechtigden. Vandaar dat voor de aangifte van deze soort van diverse inkomsten al jaar en dag plaats is ingeruimd in deel 1 van het aangifteformulier.
Maar, zoals gezegd, was dit totnogtoe niet het geval voor de andere diverse inkomsten. Het gevolg laat zich raden. Stel een loontrekkende die naast zijn gewone bezoldigingen en een beetje inkomen uit onroerend goed, nooit andere aan te geven inkomsten heeft gehad. Veronderstel dat hij morgen, uit de beoefening van een wat uit de kluiten gewassen hobby, inkomsten haalt, zonder dat men al van een eigenlijke beroepswerkzaamheid kan spreken. Een bankbediende schrijft bijvoorbeeld in zijn vrije tijd een kookboek. De inkomsten die hij daaruit haalt, zullen – als men de puntjes op de ‘i’ zet – als diverse inkomsten moeten worden aangegeven. Zij behoren immers prima facie tot de categorie van de occasionele winsten of baten die buiten de uitoefening van een beroepswerkzaamheid worden behaald; en zijn dus als zodanig afzonderlijk belastbaar tegen het tarief van 33% (plus aanvullende crisisbijdrage waarvan het tarief tegenwoordig afhankelijk is van de hoogte van het belastbaar inkomen, maar die maximaal drie opcentiemen kan belopen).
Onze belastingplichtige in het voorbeeld heeft vanwege de administratie nooit iets anders toegestuurd gekregen dan deel 1 van de aangifte. Op dat gedeelte kwam tot vorig jaar geen vak voor waarin dergelijke occasionele winsten of baten konden worden aangegeven.
Bewust.
Nog afgezien van de vraag of de belastingplichtige in kwestie er zich wel bewust van was dat hij de inkomsten uit deze niet-beroepsmatige activiteit als diverse inkomsten moest aangeven, rees tot vorig jaar het probleem dat er weinig aansporing was om dergelijke inkomsten aan te geven.
Zoals gezegd, wordt deel 2 van het aangifteformulier niet automatisch toegestuurd. Jan met de pet krijgt alleen deel 1 in zijn brievenbus. Als hij dan al eens occasionele winsten of baten of meerwaarden uit de snelle verkoop van gronden of gebouwen enzovoort realiseerde, moest hij zelf op de idee komen om deel 2 van het aangifteformulier aan te vragen. En dat moet tijdig gebeuren. De aangifte moet immers in principe worden ingediend, uiterlijk tegen de datum die op het aangifteformulier staat vermeld. In de regel is dat (tegenwoordig) uiterlijk op 30 juni van het aanslagjaar (dat is, in de sfeer van de personenbelasting, in de regel dus 30 juni van het jaar dat op het inkomstenjaar volgt).
Het wetboek van de inkomstenbelastingen zegt bovendien dat belastingplichtigen die geen aangifteformulier hebben ontvangen, zelf de verplichting hebben om er een aan te vragen. Volgens de wet moet dit gebeuren, uiterlijk op 1 juni van het aanslagjaar.
Zelf.
Wie inkomsten aan te geven heeft die niet in deel 1 van het aangifteformulier zijn aan te geven, maar wel in deel 2, moet dus zelf het initiatief nemen. Hij moet de toezending van deel 2 aanvragen, en hij moet dat tijdig doen.
Zo niet bestaat het risico dat zijn aangifte laattijdig is, met alle gevolgen vandien (verlenging van de aanslagtermijn, oplegging van boetes en/of belastingverhogingen enzovoort).
Voor de goede orde: het gesignaleerde probleem betreft uitsluitend de belastingplichtigen die in het voorbije jaar alleen inkomsten hebben gehad die in deel 1 moeten worden aangegeven, en die derhalve nog geen deel 2 hebben aangevraagd. Want, zodra men voor een bepaald jaar de bijkomende toezending van deel 2 van het aangifteformulier vraagt, krijgt men deel 2 ook voor het daaropvolgende jaar automatisch toegestuurd.
Het probleem betreft dus alleen de personen die voor de eerste keer bijvoorbeeld diverse inkomsten (andere dan ontvangen onderhoudsgelden) genieten, of dergelijke inkomsten zeer onregelmatig ontvangen; het ene jaar wel en het andere jaar niet.
Maar het probleem is nu dus opgelost. Het vak over de diverse inkomsten is met ingang van het aanslagjaar 2000 overgeheveld van deel 2 naar deel 1. Niemand zal zich derhalve nog kunnen verschuilen achter het argument dat hij deel 2 van het aangifteformulier niet heeft ontvangen, of dat hij niet wist dat hij deel 2 moest aanvragen om zijn diverse inkomsten niet op de voorgeschreven wijze aan te geven. Alle diverse inkomsten zijn nu gehergroepeerd in een bijzonder vak, dat zwart op wit in deel 1 van de aangifte te lezen staat.
Zelfstandigen.
Wie moet dan nog wel, in voorkomend geval, deel 2 van de aangifte aanvragen (ingeval hij het niet toegestuurd heeft gekregen)? Dat zijn uitsluitend nog de beoefenaars van (normaal gezien) zelfstandige beroepen. Deel 2 van het aangifteformulier in de personenbelasting behelst voortaan alleen nog de bedrijfsleiders (bestuurders, zaakvoerders…), de uitbaters van handels-, nijverheids- of landbouwondernemingen, en de beoefenaars van baten of andere winstgevende bezigheden.
Maar dit wil niet zeggen dat men niet meer aandachtig moet zijn. Zoals gezegd, kunnen de inkomsten van een niet beroepsmatig beoefende bezigheid in principe belastbaar zijn als diverse inkomsten. De scheidingslijn tussen de categorie van de diverse inkomsten en de beroepsmatige inkomsten is in de praktijk evenwel niet eenvoudig te trekken. Naarmate een hobby haar amateuristisch karakter verliest en een beroepsmatig karakter verkrijgt, kan men van de ene in de andere inkomstencategorie verzeilen. Zo kan een occasionele winst of baat (= divers inkomen), zonder dat men het misschien heeft gemerkt, inmiddels zijn uitgegroeid tot een baat van een winstgevende bezigheid, waardoor men meteen ook in de sfeer van de beroepsmatige inkomsten belandt. Wie in die situatie verkeert, of naar die situatie dreigt te evolueren, moet op het ogenblik van de aangifte nog wel de reflex hebben om zich af te vragen of hij deel 2 van de aangifte niet moet invullen, en zo nodig, moet aanvragen.
Kort.
Voor het overige kan men over het nieuwe aangifteformulier kort zijn. Als het de bedoeling van de administratie is geweest om het aangifteformulier toegankelijker te maken, dan mag aan het resultaat sterk worden getwijfeld. Het vak over de onroerende inkomsten kwam voorheen na het vak over de beroepsinkomsten. In het nieuwe formulier heeft men haasje-over gespeeld, en komt het vak over de onroerende inkomsten eerst, en pas daarna dat over de beroepsinkomsten. Wie voor die wijziging een logische verklaring zoekt, kan misschien terecht in het wetboek waar de edele categorie van de onroerende inkomsten ook die van de vermaledijde beroepsinkomsten voorafgaat. Maar die uitleg houdt geen steek, aangezien dezelfde logica in de rest van het aangifteformulier niet wordt gevolgd. Een andere plausibele verklaring kan misschien zijn, dat men begonnen is met het herconcipiëren van het aangifteformulier, maar dat men bij gebrek aan tijd niet verder dan het herschikken van enkele vakken is geraakt.
jan van dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier