De vakbond grijpt de macht in uw KMO

Alain Mouton

Meer dan honderd politici steunen de eis van de vakbonden om ook in KMO’s een syndicale vertegenwoordiging toe te laten. Volgende week drijft het ACV de druk nog op met een actieweek in de KMO’s, en net voor de verkiezingen publiceert het een nieuwe lijst met politieke steunbetuigingen. De spanning stijgt.

P atrickJanssens, Yves Leterme, Jos Geysels, Renaat Landuyt… Het zijn maar enkele van de 112 politici die op vraag van de christelijke vakbond ACV de engagementsverklaring hebben ondertekend dat ze willen werken aan een vakbondsvertegenwoordiging in KMO’s. De ondertekenaars zijn geen kleine garnalen, en bij de christelijke vakbond kraaien ze dan ook victorie.

De vakbondseis om ook in KMO’s een syndicale vertegenwoordiging toe te laten, is een steeds terugkerend thema. Maar nu wordt het spel aan vakbondszijde veel harder gespeeld. “Die actie van het ACV is niet nieuw,” zegt Kris Peeters, gedelegeerd bestuurder van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (Unizo). “Maar met de engagementsverklaring trekt de vakbond nu de politieke kaart. Ze dienen zogezegd een wetsvoorstel in. Het is ongehoord omdat dit dossier per definitie deel uitmaakt van het sociaal overleg.”

Daarbij komt nog dat in de voedingsnijverheid onlangs een CAO werd afgesloten met de wettelijke verplichting om een vakbondsafvaardiging in te stellen in bedrijven vanaf 25 werknemers. Volgens Unizo wordt daarmee de doos van Pandora geopend. Momenteel moet een bedrijf in België minstens 50 werknemers tellen vooraleer er sprake kan zijn van een vakbondsvertegenwoordiging. Peeters: “We hebben ons altijd verzet tegen het verlagen van die drempel. Het akkoord in de voedingsindustrie wijst op een gevaarlijke evolutie.”

1 richtlijn, 2 interpretaties

De vakbonden hopen dat het akkoord in de voedingsindustrie ook elders navolging krijgt. Bovendien voelen ze zich gesterkt door een Europese richtlijn die bepaalt dat uiterlijk tegen 2005 ook in kleinere ondernemingen een overleg met de werknemers moet worden georganiseerd. Opvallend genoeg zwaaien werkgeversorganisaties met dezelfde Europese richtlijn om het gelijk aan hun kant te krijgen.

Al verschillende maanden wordt binnen de Nationale Arbeidsraad ( NAR) vergaderd om te onderzoeken hoe de Europese richtlijn omgezet moet worden. Het ACV zou een afwijzende houding aannemen tegenover elk constructief voorstel. Neen, klinkt het bij de vakbond, het zijn de werkgevers die daarover elke toezegging weigeren.

Concreet verwijzen de vakbonden naar de richtlijn om te pleiten voor een ondernemingsraad in bedrijven vanaf 50 werknemers (nu is de grens nog 100 werknemers) en een verkozen overlegorgaan met twee werknemersvertegenwoordigers vanaf 20 werknemers (nu is dat 50).

Maar zo heeft het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) het niet begrepen. Volgens het VBO legt de richtlijn géén allesomvattend overleg op vanaf 20 werknemers, maar alleen een overleg over bepaalde punten voor de ondernemingen met minstens 50 werknemers. De Europese richtlijn vraagt de lidstaten te kiezen uit twee mogelijkheden die niet cumulatief zijn. In een nota van het VBO staat dat de richtlijn van toepassing is hetzij op ondernemingen die minstens 50 werknemers in dienst hebben, hetzij op vestigingen die tenminste 20 werknemers in dienst hebben. Onder ‘vestiging’ dient een ‘afdeling van een onderneming’ te worden verstaan.

Eigenlijk bestonden de bepalingen die vervat zijn in de Europese richtlijn al grotendeels in België, lezen we verder in de nota. In de ondernemingen met minstens 100 werknemers oefent de ondernemingsraad de bevoegdheden uit waarin de Europese richtlijn voorziet. En in ondernemingen met 50 tot 100 werknemers staat de vakbondsafvaardiging in voor de bevoegdheden voor informatie en raadpleging op sociaal gebied.

“Ons grootste bezwaar is dat het VBO-voorstel impliceert dat er voor werknemers in bedrijven van minder dan 50 werknemers absoluut niets verandert,” zegt Herman Fonck van het ACV. “Onze uitgesproken achterstand op Europees vlak blijf bestaan.”

De vakbonden verwijzen graag naar het buitenland, want daar ligt de drempel voor een syndicale vertegenwoordiging niet zo hoog als in België. Sociaal-economisch overleg vind je vanaf elf werknemers in Frankrijk, vijf in Oostenrijk, vijftien in Italië en Luxemburg en zes in Spanje. De vakbonden vergelijken appelen met citroenen, menen de werkgevers.

“Je moet ook kijken naar de taken van de overlegorganen,” antwoordt Peeters op de argumenten van de vakbonden. “De taken van de ondernemingsraad gaan in België veel verder dan in andere landen. Zo moet het arbeidsreglement worden goedgekeurd door de ondernemingsraad. Je kunt pas flexibiliteit in het bedrijf invoeren als de ondernemingsraad daarmee akkoord gaat. Trouwens, in andere landen zijn de drempels inderdaad lager, maar ook daar vinden de vakbonden ze veel te hoog. Ze zijn dus nooit tevreden.”

Het VBO beklemtoont ook dat België het allerminst slechter doet dan zijn Europese buren op het vlak van sociaal overleg, wanneer je kijkt naar de drempels voor het oprichten van overlegorganen. De vakbonden vergeten al te vaak dat voor KMO’s (overeenkomstig het interprofessioneel akkoord 2001-2002 waarmee alle vakorganisaties hebben ingestemd) in bepaalde bedrijfssectoren overlegorganen buiten de onderneming konden worden opgericht. Kris Peeters: “Wij hebben geen probleem met informatie-uitwisseling en overleg. Wij blijven voorstander van overlegorganen die buiten de onderneming liggen, met aan beide kanten geschoolde en competente mensen. België loopt trouwens vooruit op het verspreiden van informatie.”

Te veel beschermde werknemers?

De werkgevers zijn vooral bevreesd dat het immobilisme in tal van bedrijven zal toenemen wanneer de voorstellen van de vakbonden aanvaard worden. Voor ondernemingen met 50 tot 99 werknemers zou het aantal beschermde werknemers bijvoorbeeld verdubbelen. En dat terwijl in België het aantal werknemers dat beschermd wordt door een mandaat binnen bijvoorbeeld de ondernemingsraad al zeer hoog is.

Volgens een studie die Unizo vorig jaar publiceerde, is het theoretisch mogelijk dat in een onderneming met 101 werknemers 72 werknemers naar aanleiding van de sociale verkiezingen voor minstens vier jaar beschermd zijn tegen ontslag. In een bedrijf met meer dan 100 werknemers zetelen er immers zes effectieve leden in de ondernemingsraad en zes leden in het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. Voor elk van die twaalf leden wordt nog eens een plaatsvervanger aangeduid. Aangezien de drie representatieve vakbonden (ACV, ACLVB en ABVV) bij de sociale verkiezingen elk 24 kandidaten op hun lijst mogen zetten, kan het aantal beschermde werknemers oplopen tot 72. En dan zijn daar nog niet eens de leden van de vakbondsafvaardiging bijgeteld. “Het is dus best mogelijk dat in extreme gevallen het aantal beschermde werknemers oploopt tot 98 % van het personeel,” aldus Peeters.

“Onzin,” countert Herman Fonck. “In ondernemingen tot 30 werknemers willen we maximaal twee beschermde werknemersvertegenwoordigers. Nooit meer dan 10 %, schreven we zelf in ons eigen voorstel.” Het welles-nietesspel tussen vakbonden en werkgevers toont aan hoe gevoelig het thema ligt.

De voedingssector als splijtzwam

Het VBO en Unizo staan wat het principe van de vakbondsvertegenwoordiging in KMO’s betreft duidelijk op dezelfde lijn. Niettemin heeft het akkoord dat in de voedingssector werd afgesloten wonden geslagen binnen het werkgeverslandschap.

Peeters: “Het is verheugend dat het VBO zich net als wij verzet tegen een verlaging van de drempel van de werknemersvertegenwoordiging in KMO’s. Maar waar staan ze met hun kritiek op de voedingsfederatie Fevia, die toch aangesloten is bij het VBO? Volgens ons werd tijdens die sectorale onderhandelingen te weinig rekening gehouden met de KMO-achterban in de voedingsnijverheid”

Het VBO argumenteert wel dat de CAO bepaalt dat een syndicale vertegenwoordiging in de bedrijven in de voedingssector pas mogelijk is wanneer de syndicalisatiegraad 50 % bedraagt, terwijl die grens vroeger op 33 % lag. Volgens Unizo verandert dat weinig of niets. De voedingssector telt veel arbeiders, er is veel seizoensarbeid en er is een vrij hoge syndicale premie, dus is de syndicalisatiegraad in die sector zeer hoog. Als je zulke voorwaarden in de ICT-sector oplegt, dan zou dat wel een effect hebben, luidt het bij Unizo.

“Zeggen dat verschillende bedrijven in de voedingssector niet gelukkig zijn met het akkoord is een understatement,” zegt Romain Cools, voorzitter van Belgapom, dat de aardappelverwerkende bedrijven groepeert. Belgapom is zowel lid van Fevia als van Unizo. Volgens Cools zijn het inderdaad die KMO’s die het slachtoffer zijn van het akkoord. “Een veelgehoord argument is dat er bij de kleine bedrijven geen behoefte is aan een vakbondsvertegenwoordiging, want sociale problemen werden opgelost via een persoonlijke dialoog.”

Er zijn inderdaad spanningen, geeft Chris Moris, algemeen directeur van Fevia toe. “Maar niet zozeer om de inhoud. Wel omdat het akkoord als een verrassing kwam. Het probleem is dat het is uitgegroeid tot een symbooldossier. Dan is het moeilijk om duidelijk te maken dat wij geen uitzondering zijn, maar een tendens volgen die al in een paar andere sectoren aanwezig is.”

Terwijl er aan de kant van de werkgevers wat wordt gekibbeld, schakelen de vakbonden hun acties in een hogere versnelling. ABVV-voorzitster Mia De Vits pleit in een memorandum voor de volgende regering onomwonden voor een vakbondsvertegenwoordiging in KMO’s. Van 5 tot 10 mei 2003 voert het ACV zijn jaarlijkse KMO-actie, en net voor de verkiezingen wil ACV-voorzitter Luc Cortebeeck een tweede lijst van politici publiceren die de engagementsverklaring hebben ondertekend.

Als reactie op de ACV-petitie stuurde het VBO een brief over hetzelfde onderwerp naar de parlementsleden om hun eigen standpunt bekend te maken. Ook Unizo laat zich niet onbetuigd en hengelt naar reacties van partijvoorzitters. Kris Peeters: “Wij hebben de partijvoorzitters ook aangesproken om een KMO-engagementsverklaring te ondertekenen die stelt dat deze discussie een onderdeel is van het sociaal overleg, en waarmee ze aanvaarden dat een KMO een specifieke aanpak vergt. Ik ga ervan uit dat de belangrijkste partijvoorzitters dit document zullen ondertekenen.”

De distributie als volgende doelwit

Unizo ergert zich ook mateloos aan de acties die de vakbonden in de distributiesector voeren. Met die acties willen de bonden druk uitoefenen op de CAO-onderhandelingen in die sector. Na de voedingsbranche lijkt de distributie het volgende doelwit te worden.

Herman Fonck: “De CAO-onderhandelingen voor de 70.000 bedienden in de zelfstandige kleinhandel blijven geblokkeerd. De werkgevers weigeren te praten over een personeelsvertegenwoordiging voor de KMO-bedrijven vanaf 20 werknemers. Die drempelverlaging is er wel doorgeraakt in KMO-sectoren als de grafische sector, de non-profit en onlangs nog de voedingsindustrie, maar het kan blijkbaar niet in de kleinhandel.”

De acties verlopen zeer grimmig. “Verschillende keren sloten vakbondsmilitanten die niets met de geviseerde bedrijven of de sector te maken hadden de toegang tot de winkels af,” zucht Kris Peeters. “We hebben vanuit Unizo besloten om een deurwaarder vaststellingen te laten doen bij een aantal blokkades.”

De distributiesector is voor de vakbonden van groot belang. In de distributie zijn ongeveer 500.000 mensen aan het werk. In de zelfstandige kleinhandel gaat het over ongeveer 600 winkelbedrijven. Dat maakt de analyse plausibel dat de vakbonden die leden en terrein verliezen, zullen proberen om in KMO’s binnen te dringen. De bonden antwoorden daarop dat er bij de jongste sociale verkiezingen in 300 extra bedrijven sociale verkiezingen werden gehouden, en dat ze zich dus geen zorgen hoeven te maken over hun tanende invloed.

Toch valt op dat de vakbonden in dit dossier geregeld verwijzen naar de macht van het getal. Indien bijvoorbeeld het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk zou worden ingevoerd in bedrijven met twintig werknemers of meer, dan krijgen de bonden meteen bijna 400.000 nieuwe werknemers in het vizier. En als we het wat breder bekijken, blijkt dat 40 % van de beroepsbevolking in bedrijven werkt met minder dan 100 werknemers. Als we dan nog meegeven dat de werkgelegenheid vooral in de KMO’s toeneemt, dan is het duidelijk dat ook de vakbonden weten wat voor hen de interessantste groeimarkt is.

Alain Mouton

“Met de engagementsverklaring trekken de bonden de politieke kaart. Ze dienen zogezegd een wetsvoorstel in. Het is ongehoord omdat dit dossier per definitie deel uitmaakt van het sociaal overleg.”

(Kris Peeters, Unizo)

“Zeggen dat verschillende bedrijven in de voedingssector niet gelukkig zijn met het akkoord over de syndicale vertegenwoordiging is een understatement.”

(Romain Cools, Belgapom)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content