De twee werelden van George Bush
De breuk tussen een actief buitenlands beleid en binnenlandse verplichtingen zal voor de Amerikaanse president onaangename proporties aannemen.
Alle democratisch verkozen leiders leiden een dubbelleven: het ene moment zijn ze de gezaghebbende stem van hun land, waarbij ze lage binnenlandse politieke verwachtingen overstijgen, het andere worden ze partijleiders, die zich buigen over de laatste opiniepeiling en gunsten uitdelen aan specifieke belangengroepen.
George Bush vormt geen uitzondering op die regel. Hij vertegenwoordigt Amerika stoïcijns in de wereld, terwijl hij meedogenloos de strijd aangaat tegen het terrorisme en een maturiteit aan de dag legt die slechts weinigen van hem hadden verwacht toen hij verkozen werd. Hij is echter ook de efficiënte partijleider van de Republikeinen: hij slaagde erin om een enorme belastingverlaging door het Congres te jagen, hij zamelde meer geld in dan eender welke vorige president, hij hield de controle over het Huis van Afgevaardigden en heroverde de Senaat tijdens de tussentijdse verkiezingen in 2002.
Deze evenwichtsoefening zal in 2003 moeilijker worden. De behoefte van de president om zowel zijn partij als zijn land te dienen zal met argusogen worden gevolgd in afwachting van de presidentsverkiezingen in 2004. Het derde jaar is cruciaal in elke presidentstermijn. De vader van Bush verloor in die periode het Witte Huis: naarmate 1991 vorderde, begonnen de kiezers de successen van het buitenlands beleid te vergeten en begonnen ze zich te concentreren op de slechte economische situatie.
Dat zijn vader uit de gratie geraakte, was bepalend voor de politieke carrière van de huidige Bush en bijgevolg profileerde hij zich als een ander soort Bush. Hij kwam aan de macht als een president die zich wilde richten op binnenlandse kwesties, geen internationale (terwijl zijn vader de golfhandicap van elke wereldleider leek te kennen, leek Bush junior hun namen zelfs niet te weten). Hij verwierp bruusk het Kyoto-protocol; het enige onderwerp inzake buitenlands beleid dat hem blijkbaar bezighield – raketdefensie – had volgens velen een isolationistisch trekje. Hij stak de meeste energie in het binnenlands beleid, vooral in die enorme belastingverlaging.
Kan Bush zijn evenwicht behouden?
11 september 2001 heeft dat allemaal veranderd. In 2003 zal Bush de rol moeten blijven spelen die hij nooit verwacht had, maar die hem verrassend goed ligt: die van politieagent van de wereld. Interessant is de vraag of deze angstaanjagende opdracht zal sporen met zijn politieke prioriteiten in de VS. Het antwoord lijkt positief te zijn, en wel om twee redenen.
Ten eerste is de oorlog tegen de terreur jammer genoeg een verhaal zonder einde. Toen de vader van Bush Saddam Hoessein had verslagen, verdween de kwestie uit de gedachten van de kiezers. De strijd tegen Al-Qaeda zal veel langer duren – iets wat de Amerikanen lijken in te zien.
Ten tweede worden de basisdoelstellingen van het buitenlands beleid van Bush – terecht – gezien als in het belang van Amerika. De vernietiging van het Taliban-regime, de opsporing van terroristen in Europa en Azië, de beknotting van bepaalde vrijheden ten voordele van een algemenere vrijheid, zelfs de aanpak van Noord-Korea en Irak: het wordt allemaal ondersteund door de meeste Amerikanen.
Wat Bush nog de meeste schade kan berokkenen ligt misschien dichter bij huis. Het buitenlands beleid van de regering is min of meer een slagveld geweest tussen de oorlogszuchtige Donald Rumsfeld in het Pentagon en de meer vredelievende Colin Powell bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Over het algemeen heeft Rumsfeld, die de steun genoot van vice-president Dick Cheney, de bovenhand in deze strijd. Het is logisch dat met de naderende verkiezingen en de behoefte om gematigder kiezers aan te trekken, gekozen wordt voor een meer Powell-achtig buitenlands beleid. Dat zou zich kunnen vertalen in een grotere nadruk op de poging om de oorzaken van het terrorisme aan te pakken, in meer aandacht voor de Arabische grieven en in meer overleg met de bondgenoten en de Verenigde Naties.
Een dergelijk buitenlands beleid zou bewonderenswaardig zijn en zou, misschien, een efficiënter middel zijn om dezelfde doelstellingen te bereiken; maar vanuit het standpunt van het binnenlands beleid is het geen stemmentrekker. Zolang Florida wordt gezien als een cruciale vlottende staat, kan amper worden verwacht dat Bush veel terrein zal verliezen door Israël of Cuba, zelfs als zijn beleid met betrekking tot die twee niet strookt met dat van zijn bondgenoten
De plannen van Bush om gematigde kiezers te lokken, zullen zich waarschijnlijk concentreren op binnenlandse kwesties, waar hij kan pronken met zijn “barmhartig conservatisme”, bijvoorbeeld op het vlak van onderwijs. Met betrekking tot het buitenlands beleid zal het zaak zijn de rechtervleugel van zijn partij tevreden te houden.
Blijft nog één raadsel over. Hoeveel pesterij is Colin Powell bereid te ondergaan? Sommige haviken kijken al uit naar de dag waarop zij Condoleezza Rice als zijn vervanger kunnen aanstellen tijdens een tweede presidentstermijn van Bush. Maar een vroeg ontslag van Powell, die nog steeds enorm populair is in de VS, is iets wat het campagneteam van Bush maar al te graag wil vermijden. Powell is loyaal. Maar Rumsfeld moet op zijn tellen passen in 2003 als hij de delicate evenwichtsoefening van Bush niet in gevaar wil brengen.
John Micklethwait [{ssquf}]
De auteur is buitenlandredacteur van The Economist.
(2003)
Het derde jaar is cruciaal in elke presidentstermijn. Voor George Bush wordt 2003 dus het jaar van de waarheid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier