De toekomst van futurologie
Daar zit u dan, op de maan, lezend in De Wereld in 2008, die gedrukt is op digitaal wegwerppapier, en wachtend tot uw videofoon rinkelt. Er is overigens geen haast bij, want u gaat eeuwig leven en bovendien bestaat er een back-upkopie van uw hersenen die kan gedownload worden naar uw kloon.
Ja? Nee? Het is wel hoe veertig of vijftig jaar geleden sommige futurologen aankeken tegen de 21ste eeuw. En ze hebben het nu moeilijk om daarmee in het reine te komen. U kunt het nog altijd maken (zoals wij doen) om de trends te voorspellen voor het komende jaar, maar als u de tijdlijn verder in de toekomst schuift, kunt u net zo goed rondlopen met een T-shirt waarop ‘Geschift’ gedrukt staat.
Sinds het Westen zich een generatie geleden obsessief is beginnen bezighouden met de versnellende sociale en technologische veranderingen, moeten mensen bij de overheid en in het bedrijfsleven zich elk jaar een paar weken ophouden in retraites om te brainstormen en scenario’s op te bouwen over de toekomst van hun onderneming, hun sector of de wereld. Het enige uitzonderlijke aan een futuroloog is dat het iemand is die geen andere job heeft om zich mee bezig te houden.
Hoeft het dan nog te verwonderen dat de futurologie zoals we die dertig of veertig jaar geleden kenden – in de hoogdagen van Alvin Toffler’s Future Shock, het populairste voorspellingswerk sinds Nostradamus – op sterven na dood is? Het woord futoroloog is zo goed als verdwenen uit de woordenboeken van de academische en zakenwereld. Futurologen noemen zich nu liever ‘futuristen’ en ze zijn er mee opgehouden te voorspellen wat ‘zal’ gebeuren. Ze zeggen dat ze ‘verhalen vertellen’ over wat zou kunnen gebeuren. Er lopen er nog heel wat rond, maar ze zijn niet langer beroemd.
De tijden veranderen. De grote ingrijpende technologieën – elektriciteit, telefoon, de verbrandingsmotor, zelfs de luchtvaart – waren producten uit een vorige eeuw en hun toepassingen werden door iedereen begrepen. De geopolitieke basiselementen lagen, dankzij de koude oorlog, eveneens vast. De futurologen extrapoleerden de meest voor de hand liggende mogelijkheden en gaven computers en atoomwapens een wildcard.
Het grote verschil met vandaag is dat we aannemen dat 99 % onder ons de krachten die ons lot bepalen niet begrijpen: genetische engineering, nanotechnologie, klimaatverandering, botsende culturen en schijnbaar onbegrensd computervermogen. En als het richtingsgevoel van het publiek zo in de war gebracht wordt, is er voor de futurologen geen volkswijsheid meer om over te nemen of tegen te spreken.
Er zijn niettemin nog altijd een paar stijfkoppen die blijven profeteren op wereldvlak. James Canton, bijvoorbeeld, de auteur van Extreme Future. Maar de beste raad die we aspirant-futurologen dezer dagen kunnen meegeven is: denk klein. Het beste dit-staat-ons-nog-te-wachtenboek van 1982 was Megatrends van John Naisbitt, waarin de toekomst van de mensheid voorspeld werd.
Een kwarteeuw later vormt Microtrends van Mark Penn het tegengewicht. Penn is een pr-man die ook de belangrijkste strategische adviseur is voor de presidentiële campagne van Hillary Clinton in 2008. Microtrends neemt de vooruitzichten voor sociale nichegroepen, zoals linkshandigen en veganistische kinderen, onder de loep.
De volgende regel is: denk op korte termijn. Een Amerikaanse beoefenaarster, Faith Popcorn, toonde de weg met The Popcorn Report uit 1991, waarin ze haar vooruitziende blik liet waren over consumptietrends in plaats van over ruimtevaarttechnologie. Het intussen ‘gepopcorniseerde’ deel van de industrie gedijt als een aanhangsel van de marketing.
Een derde goede raad: zeg dat u het niet weet. Onzekerheid scoort beter dan ooit. Zelfs politici zien daar tegenwoordig het nut van in: sommige regeringen die het Kyotoprotocol over de klimaatverandering ondertekenden, zegden woordelijk: “We weten het niet zeker, maar we kunnen beter op veilig spelen”. Die zien er nu heel wat schranderder uit als landen als Amerika en Australië, die beweerden dat ze de klimaatverandering goed genoeg begrepen om te beseffen dat er geen noodzaak tot handelen bestond.
Een vierde raad voor de aankomende futurist: werk u in in een specifieke sector, bij voorkeur iets dat te maken heeft met computers of nationale veiligheid of de opwarming van de aarde. Dat zijn allemaal snel groeiende sectoren die gefascineerd zijn door onzekerheid en die weinig nut hebben voor generalisten. Vooral de opwarming van de aarde maakt futurologie voor algemeen gebruik zo goed als nutteloos. Als de beste wetenschappers op dat domein openlijk zeggen dat ze alleen maar kunnen gissen naar de langetermijneffecten, hoe kan een futuroloog het dan beter doen?
Tip nummer vijf: spreek minder, luister meer. Dankzij het internet kan elke intelligente mens het soort informatie verzamelen waarvoor vroeger gereisd en genetwerkt moest worden, onderzoeksassistenten dienden aangetrokken en toegang tot machtscentra moest verkregen worden. Vandaag zijn de meeste futuristen geen individuen meer. Het zijn prognosemarkten geworden waarin het gedegen giswerk van velen geconsolideerd wordt in keiharde waarschijnlijkheid. Wordt Osama bin Laden in 2008 gesnapt? De kans is slechts 15 %, zei Newsfutures halfweg oktober 2007. Zal Iran tegen 1 januari 2008 over atoomwapens beschikken? Slechts 6,6 % waarschijnlijkheid, wist Inkling Markets.
DE AUTEUR IS ADJUNCT-HOOFDREDACTEUR
VAN ECONOMIST. COM.
Robert Cottrell
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier