De textielindustrie krimpt
De aangekondigde sluiting van UCO Yarns legt de crisis bij de onafhankelijke toeleveranciers uit de textielsector bloot. De kleine spelers zijn wellicht de eerste slachtoffers van een verdere kaalslag.
De fine fleur van de internationale tapijtsector heeft elkaar weer ontmoet op de wereldvakbeurs Domotex in Hannover. Dit gebeurde tegen de achtergrond van de zware crisis die de textielindustrie wereldwijd in het hart trof. Een voorbeeld is de aankondiging van UCO dat het zijn Brugse katoengarenspinnerij wil sluiten. Daardoor staan 107 banen op de tocht.
De Brugse vestiging is een deel van de groep UCO Spinning die in 2008 werd opgericht en waarin de familie Lietaer (AVS en Sigma Spinning) en Philippe Vlerick hun spinnerijen onderbrachten. Ooit telde het trotse UCO-imperium 10.000 werknemers, maar door de kaalslag in de sector is dat imperium nog maar een schim van het verleden.
Als UCO Yarns sluit, resten nog maar twee UCO-activiteiten. UCO-LDC, een producent van industriële en kledingweefsels, werd vorig jaar ondergebracht bij Concordia Textiles. En UCO Raymond, de producent van jeansstoffen, is een joint venture met de Indiase groep Raymond. Een gevolg van die alliantie was de sluiting van de Gentse vestiging vorig jaar.
Overlevingsmodus
De vrees dat de herstructurering bij UCO Yarns een nieuwe ontslaggolf aankondigt, zit er diep in. En dat is terecht. De vraag naar garens neemt exponentieel af door de vertraging in de orderboekjes van de textielhuizen.
Maar er is meer aan de hand. In de goede jaren kozen diverse textielgroepen voor een verticaal geïntegreerd businessmodel. Dat betekent dat ze het hele productieproces in handen namen, van kop tot staart. De kop, dat is de garenproductie. Door die productie zelf in handen te nemen, werden ze minder afhankelijk van externe leveranciers. Ze konden ook zelf onderzoek en ontwikkeling voeren om hun garens aan te passen aan hun productie en strategie. De kleinere spelers die zich de investering in een dure spinnerij niet konden of wilden veroorloven, bleven wel een beroep doen op de onafhankelijke spinnerijen.
Met de afname van de vraag in de orderboekjes van de textielproducenten nam logischerwijs ook de vraag naar garens af. De onafhankelijke spinnerijen werden twee keer getroffen: hun orderboekje liep leeg door de verminderde vraag en ze werden geconfronteerd met de concurrentie van de grote textielproducenten. Zij gooiden hun overtollige productie van garens op de markt. Omdat ze zelf geconfronteerd werden met een overproductie door een verminderde vraag.
De vraag naar katoengarens nam in 2008 met ruim 30 procent af, staat in cijfers van de beroepsfederatie Fedustria. De vraag naar vlas en wolgarens nam met 13,5 en 25 procent af. Een groter aanbod en een verminderende vraag, gevolg: lagere marges. Intussen stegen de grondstofprijzen en kwam er bijkomende concurrentie van Aziatisch garen. De overcapaciteit zit nog in de markt en de enige weg om ze eruit te halen, en zo weer naar gezonde marges te komen, is door ingrepen als die van UCO: saneren.
Eenzelfde beweging is er ook bij de textielveredeling, de staart van het productieproces. De veredeling is het wassen, bleken, bedrukken, coaten… van de stoffen. Ook hier kozen de grotere textielgroepen ervoor om dit in eigen handen te nemen. De onafhankelijke textielveredelaars die nog overbleven – volgens Fedustria zijn er nog zo’n 25 – zitten in moeilijkheden.
Masureel Veredeling, een van de grootste onafhankelijke spelers, zegt zelfs letterlijk dat het in de fase van ‘overleven’ zit. De vraag voor de volledige sector daalde in 2008 met ruim 20 procent. Van één ding is iedereen overtuigd: wat vandaag verdwijnt aan textielindustrie in ons land, is definitief weg. “De vraagterugval als gevolg van de crisis kan op 25 procent worden geschat. Een volume dat na de crisis niet volledig terugkeert”, zegt Fa Quix, directeur-generaal van Fedustria.
Nood aan duurzaam herstel
Op Domotex probeerden 40 Belgische tapijtexposanten de moed erin te houden. Interieurtextiel, waartoe tapijt behoort, neemt een aandeel van zowat een vierde van de totale textielindustrie in ons land. Technisch textiel neemt zowat 30 procent voor zijn rekening en kledingweefsels zijn nog maar goed voor zowat 7 procent.
In 2008 – de jongste beschikbare cijfers van Fedustria – verloor de Belgische textielindustrie 1 miljard euro aan omzet. Interieurtextiel zag zijn aandeel zakken met bijna 12 procent en ook de ‘vluchtheuvel’ van het technisch textiel ziet inmiddels de vraag afnemen. Traditionele textielgroepen die hun productie richting technisch textiel stuurden, om het hoofd te bieden aan de afnemende vraag van het meer klassieke en traditionele aanbod, zien die uitweg dus ook stilaan belemmerd.
De Belgische tapijtindustrie geeft in ons land nog steeds rechtstreeks werk aan 12.000 personen met daarbovenop ook nog eens enkele duizenden in allerlei toeleveringsbedrijven. België telt nog zo’n 75 tapijtbedrijven, met een gezamenlijke omzet van bijna 2 miljard euro in 2008 en is daarmee de belangrijkste tapijtindustrie in de wereld, na de VS.
De volledige textielindustrie geeft werk aan zo’n 30.000 mensen. Ook voor Quix is het momenteel koffiedik kijken in de nabije toekomst. De geluiden uit de sector zijn weinig hoopgevend. Veel bedrijven zitten op hun tandvlees en de tijdelijke maatregelen die ze troffen om het hoofd te bieden aan de malaise zijn opgesoupeerd.
“Bij veel kleine bedrijven worden banen geschrapt, maar door de versnippering en de kleine aantallen zien we dat niet meteen”, zegt Quix. Momenteel kent een rist producenten een tijdelijke opleving omdat de voorraden de voorbije maanden afgebouwd werden en nu weer aangevuld worden. Maar duurzaam is dat niet.
Door Lieven Desmet
De overcapaciteit zit nog in de markt en de enige weg om ze eruit te halen, is saneren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier